Rb Limburg 140313 val na betreden perceel zonder veiligheidsschoeisel; wg-er heeft zorgplicht mbt toezicht niet geschonden
- Meer over dit onderwerp:
Rb Limburg 140313 val na betreden perceel zonder veiligheidsschoeisel; wg-er heeft zorgplicht mbt toezicht niet geschonden;
- kosten gevorderd en begroot op 18 uur x € 297,00 x 1,06 x 1,19 plus € 73,00 griffierecht
4. Het verweer
4.1. Van Gorp Greenfood heeft primair aangevoerd dat er geen sprake is van een geschil dat zich leent voor behandeling in de deelgeschilprocedure, zodat het verzoek op grond van artikel 1019z Rv afgewezen dient te worden. Volgens Van Gorp Greenfood kan de gevraagde beslissing over de aansprakelijkheidsvraag niet bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Er hebben nooit onderhandelingen plaatsgevonden, omdat Van Gorp Greenfood geen aansprakelijkheid erkent en dit meerdere malen gemotiveerd kenbaar heeft gemaakt aan [verzoekster]. Van Gorp Greenfood is ongeacht de uitkomst van dit deelgeschil niet bereid om te onderhandelen met [verzoekster] en acht bovendien de vaststelling van aansprakelijkheid in de onderhavige zaak niet eenvoudig, zodat om die reden het verzochte afgewezen moet worden.
4.2. Subsidiair heeft Van Gorp Greenfood aangevoerd dat zij voldaan heeft aan haar zorgplicht en daarom niet aansprakelijk is. Van Gorp Greenfood heeft alle mogelijke veiligheidsmaatregelen genomen. [verzoekster] is voorts geïnstrueerd en gewaarschuwd ter zake van het dragen van veiligheidsschoeisel. Werknemers dragen dit schoeisel zelfs al vanaf het moment dat zij vertrekken vanuit hun woonlocatie naar de werkplek.
[verzoekster] is een ervaren medewerkster en is ervan op de hoogte dat zij veiligheidsschoeisel dient te dragen op het perceel. In verband met hygiëneregels blijven de afkeurde kroppen ijsbergsla achter op het perceel. [verzoekster] is bekend met deze werkwijze en de omstandigheden op een landbouwperceel. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, aldus Van Gorp Greenfood.
5. Het oordeel van de kantonrechter
5.1. Van Gorp Greenfood stelt zich op het standpunt dat - hoewel Van Gorp Greenfood tezamen met Dutchgrowers als verzekeringsnemer op dezelfde AVB-polis is ondergebracht - [verzoekster] de verkeerde entiteit in rechte heeft betrokken. Niet Van Gorp Greenfood maar Dutchgrowers heeft een overeenkomst met het uitzendbureau.
Van Gorp Greenfood en haar aansprakelijkheidsverzekeraar zien echter af van een formeel verweer. Van Gorp Greenfood voert daarom (mede) namens Dutchgrowers inhoudelijk verweer.
[verzoekster] heeft ter zitting verklaard dat zij daarmee instemt, zodat de kantonrechter dit punt niet verder zal bespreken.
5.2. [verzoekster] heeft het verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade neergelegd in de artikelen 1019w tot 1019cc Rv.
5.3. Op grond van artikel 1019w lid 1 Rv kan, indien een persoon die een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel, de rechter worden verzocht te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Gezien het bepaalde in artikel 1019z Rv wordt het verzoek afgewezen voor zover de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
5.4. De kantonrechter stelt het navolgende vast ten aanzien van de toedracht van het ongeval, gelet op de ter comparitie gedane onweersproken verklaringen zijdens Van Gorp Greenfood:
- op de betreffende dag van het ongeval werden de werknemers, waaronder [verzoekster], vanuit hun woonlocatie opgehaald en vervoerd met twee busjes naar de werkplek. Deze busjes werden geparkeerd langs de bosrand. Na het uitstappen liepen de werknemers over het perceel naar de mobiele kantine/oogstmachine. Op dit perceel lagen afgekeurde kroppen sla en waren sporen van machines en tractoren te zien. De oogstleider bevond zich op het moment dat de werknemers arriveerden bij de oogstmachine. Tijdens de wandeling van het busje over het perceel naar de mobiele kantine/oogstmachine is [verzoekster] gevallen.
5.5. Ontegenzeggelijk staat vast dat de aansprakelijkheid wordt ontkend. Eveneens staat vast dat [verzoekster] heeft getracht een schadevergoeding te krijgen en daarvoor, zoals dat wordt genoemd, onderhandelingen heeft geopend. De kantonrechter acht het niet daadwerkelijk plaatsvinden van onderhandelingen tussen partijen (omdat werkgever alleen maar afwijst en niet communiceert) in beginsel een beletsel voor de deelprocedure, waartoe hij verwijst naar de beschikking van de kantonrechter te Roermond d.d. 11 mei 2011 (productie 4 verweerschrift). Anders dan deze uitspraak is in dit geval, nu de materiële werkgever ter zitting is verschenen, meer te zeggen om toch de aansprakelijkheid wel of niet vast te stellen opdat daarna gesprekken/onderhandelingen over onder meer schade en causaal verband kunnen plaatsvinden. In die zin passeert de kantonrechter de verweren van Van Gorp Greenfood daarover.
5.6. De kantonrechter wil, aannemende dat het ongeval zich heeft voorgedaan zoals door [verzoekster] is beschreven zodat dit een arbeidsongeval is, het navolgende overwegen.
Ter afwering van de aansprakelijkheid dient de werkgever te bewijzen dat hij voldoende instructie en/of toezicht heeft gehouden, ongeacht de wetenschap van gevaren zijdens [verzoekster]. De kantonrechter oordeelt hier op grond van de volgende overweging dat de materiële werkgever voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting tot het houden van toezicht op het voldoen aan de instructies.
De oogstleider heeft niet aan zijn zorgplicht kunnen toekomen omdat:
- hij bij de oogstmachine stond op het moment dat het busje met Poolse werknemers (waaronder [verzoekster]) arriveerde;
- de Poolse werknemers, waaronder [verzoekster] zonder veiligheidsschoeisel, richting de mobiele kantine/oogstmachine opliepen;
- hij derhalve geen tijd heeft gehad om toezicht te houden op het dragen van veiligheidsschoeisel op het moment dat de werkzaamheden nog niet waren begonnen, maar [verzoekster] wel over het perceel van de werkgever liep.
Het strekt te ver om van de werkgever te eisen dat deze langs de bosrand wacht totdat de busjes zijn gearriveerd om direct de werknemers aan hun verplichtingen te houden dan wel naar de busjes te rennen om te zien of de werknemers hun veiligheidsschoeisel dragen.
Dit temeer nu als onweersproken is vast komen te staan dat de werknemers door de werkgever ingelicht en geïnstrueerd worden over de zogenoemde veiligheids- en hygiënevoorschriften. Het verweer van [verzoekster] dat de werkgever een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen door het achterlaten van afgekeurde (bevroren) kroppen ijsbergsla op het perceel kan [verzoekster] ook niet baten, nu dit een gebruikelijke en bij [verzoekster] bekende wijze van telen en oogsten van sla is.
5.7. Ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten oordeelt de kantonrechter als volgt. De kantonrechter zal het verzoek van [verzoekster] om veroordeling van Aegon in de kosten van de buitengerechtelijke kosten afwijzen, reeds om de reden dat de kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever van [verzoekster] niet aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 BW. Ondanks de afwijzing van het verzoek dient in beginsel op de voet van artikel 1019aa Rv begroting plaats te vinden van de kosten van de behandeling van het verzoek. Daarbij dient de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden. Het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 12). Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is, zodat de kantonrechter de kosten zal begroten.
5.8. Mr. Tromp heeft aangevoerd € 7.867,36 (exclusief griffierecht ad € 73,00) aan kosten gemaakt te hebben voor deze procedure. Dit is gebaseerd op een schatting van 21 declarabele uren tegen een (‘specialistentarief’) uurtarief van € 297,00 per uur, exclusief 6% kantooropslag en 19% BTW.
5.9. Van Gorp Greenfood heeft daartegen aangevoerd dat mr. Tromp nagelaten heeft een concrete urenspecificatie in te dienen. Bovendien acht Van Gorp Greenfood de geschatte declarabele uren (21) bovenmatig gezien de omvang en inhoud van het verzoekschrift.
5.10. De kantonrechter overweegt als volgt.
Mr. Tromp heeft ter comparitie verklaard dat hij “tot en met gisteren 14 uur’’ heeft ‘tijdgeschreven’ en dat er geen prijsafspraken zijn gemaakt met [verzoekster].
De kantonrechter acht dit urenaantal van 14 redelijk en aanvaardbaar en hij zal dit urenaantal tevens vermeerderen met de door mr. Tromp opgevoerde 4 uur ter zake van de mondelinge behandeling (inclusief reistijd). Dit betekent dat rekening gehouden zal worden met een totaal van 18 uur. De kantonrechter ziet in hetgeen Van Gorp Greenfood heeft aangevoerd geen aanleiding om het uurtarief van mr. Tromp te matigen.
De kantonrechter begroot de kosten van dit deelgeschil daarom op - afgerond - € 6.816,00 (18 x € 297,00 x 1,06 x 1,19 plus € 73,00 griffierecht). LJN BZ5411