Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 230920 Uitzendbureau en COA niet aansprakelijk voor val op buitenterrein

RBMNE 230920 Uitzendbureau en COA wél aansprakelijk voor burnout woonbegeleider noodopvang asielzoekers, niet voor val op buitenterrein
2.
Het geschil

2.1.
[ eiser ] heeft op basis van een uitzendovereenkomst met Start People gewerkt bij het COA van 16 november 2015 tot en met 31 juli 2016. Zijn functie was woonbegeleider in de noodopvang voor asielzoekers, locatie Unit Midden-Zuid (hierna: de locatie). De tewerkstelling bij het COA is geëindigd vanwege sluiting van deze locatie.

2.2.
In deze procedure vordert [ eiser ] een verklaring voor recht dat het COA en Start People hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die hij heeft geleden:
(i) als gevolg van een arbeidsongeval dat hem op 4 mei 2016 is overkomen, en
(ii) als gevolg van de psychosociale arbeidsbelastiug waar hij gedurende zijn werkzaamheden op de locatie aan bloot is gesteld.

2.3.
[ eiser ] stelt dat hij op 4 mei 2016 op het terrein van de locatie is gevallen en daarbij zijn elleboog heen gebroken. Hij was onderweg naar het magazijn en heeft toen even een balletje getrapt met bewoners die op het terrein aan het voetballen waren. Daarna is hij weer doorgelopen om verder te gaan met zijn werkzaamheden, Tijdens het voetballen of bij het weglopen is hij gestruikeld over de ongelijke bestrating van het terrein. Volgens [ eiser ] heeft het COA niet voldaan aan haar zorgplicht omdat zij geen maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat haar medewerkers ten val komen door de ongelijke bestrating.

2.4.
Daarnaast stelt [ eiser ] dat hij psychisch letsel heeft opgelopen doordat hij tijdens zijn werkzaamheden is geconfronteerd met het leed en de ernstige trauma's die de bewoners van de noodopvang met zich meedroegen. Volgens hem waren er in de periode dat hij daar werkte veelvuldig heftige en schokkende incidenten, variërend van verbale en fysieke agressie tot zelfverminking en suïcidepogingen. Hij werd ook indirect geconfronteerd met schokkende gebeurtenissen, omdat de bewoners - vaak afkomstig uit Syrië - hem vertelden over wat zij daar hadden meegemaakt. Hij hoorde daardoor verhalen uit de eerste hand over willekeurige executies van burgers, verkrachtingen en onthoofdingen. Bewoners lieten hem foto's en filmpjes zien op hun telefoons of zij lieten hem hun littekens zien. Door deze schokkende gebeurtenissen heeft hij een posttraumatische stressstoornis en een depressie opgelopen, waarvoor hij behandeld moest worden. Volgens [ eiser ] heeft het COA niet voldaan aan haar zorgplicht. Zij heen hem op geen enkele wijze voorbereid op de omgang met ernstig getraumatiseerde bewoners en er was geen enkele vorm van begeleiding, opvang of nazorg voor de werknemers die direct of indirect met schokkende gebeurtenissen werden geconfronteerd.

2.5.
Het COA heeft verweer gevoerd. Over de val op het terrein heeft zij in de eerste plaats naar voren gebracht dat dit niet is gebeurd in de uitvoering van de werkzaamheden. Volgens het COA is de toedracht niet duidelijk, omdat er geen getuigen zijn die [ eiser ] hebben zien vallen. Voetballen met de bewoners hoorde niet tot de werkzaamheden van de woonbegeleiders en het was hen verboden dit te doen. Verder heeft het COA tegengesproken dat zij niet zou hebben voldaan aan haar zorgplicht.

2.6.
Met betrekking tot het psychisch letsel heeft het COA tegengesproken dat [ eiser ] is blootgesteld aan doorlopende agressie en direct is geconfronteerd met suïcidepogingen. In het meldingssysteem zijn er geen meldingen met betrekking tot dat soort incidenten die afkomstig zijn van [ eiser ] . Het COA vindt het daarom niet aannemelijk dat zijn gestelde psychische klachten het gevolg zijn van zijn werkzaamheden. Volgens het COA heeft zij wel aan haar zorgplicht voldaan. [ eiser ] heeft in de periode dat hij op de locatie werkte bovendien nooit geklaagd over de psychische belasting die het werk met zich bracht. Zijn leidinggevende was er niet van op de hoogte en kon dus ook geen hulp bieden.

3.
De beoordeling

3.1.
Inleiding

3.1.1.
De werkgever heeft een wettelijke zorgplicht voor de veiligheid van de werknemer.
Dit is bepaald in artikel 7:658 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW), Dit artikel stelt hoge eisen aan de veiligheid van de werkplek en het gereedschap waarmee de werkgever de werknemers laat werken. De werkgever moet ook aanwijzingen geven die nodig zijn om het werk veilig te verrichten en hij moet er op toezien dat die aanwijzingen worden nageleefd.

3.1.2.
In dit geval is Start People de formele werkgever van [ eiser ] en het COA de materiële werkgever. Indien vast komt te staan dat [ eiser ] schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden zijn Start People op grond van artikel 7:658 lid 2 BW en het COA op grond van artikel 7:658 lid 4 BW (hoofdelijk) aansprakelijk voor die schade, tenzij wordt aangetoond dat is voldaan aan de werkgeverszorgplicht van altikei 7:658 lid 1 BW.

3.1.3.
De reden van het hiervoor weergegeven uitgangspunt is dat wanneer een werkgever - in dit geval Start People - zijn werknemer te werk stelt bij een derde- in dit geval het COA om werkzaamheden ter uitvoering van diens bedrijf te verrichten en daarbij de zorg voor de veiligheid van de werknemer geheel of gedeeltelijk aan die derde overlaat, de werkgever (ook) aansprakelijk is als de derde tekortschiet in de zorgplicht voor de werknemer. Het is daarbij niet van belang in hoeverre de werkgever zeggenschap heeft behouden over de werknemer. Dat Start People en het COA in het kader van deze procedure onderling afspraken hebben gemaakt over (de verdeling van) de eventueel te vergoeden schade, kan niet afdoen aan dit uitgangspunt.

3.2.
De aansprakelijkheid voor het letsel aan de elleboog

3.2.1.
[ eiser ] moet stellen en zo nodig bewijzen dat hij de schade als gevolg van het letsel aan zijn elleboog waarvoor hij het COA en Start People aansprakelijk houdt, heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden.

3.2.2.
De verzekeraar van het COA (Reaal) heeft de toedracht van het ongeval onderzocht en getuigen gehoord. Weliswaar heeft geen van de getuigen verklaard dat zij [ eiser ] hebben zien vallen, maar uit deze verklaringen wordt voldoende duidelijk dat [ eiser ] is gevallen tijdens werktijd op het terrein van de locatie. Een van de collega's heeft verklaard dat hij de val niet heeft gezien omdat hij werd weggeroepen, maar hij heeft ook verklaard dat hij kort daarvoor met bewoners en [ eiser ] aan het voetballen was. Twee collega's hebben verklaard dat zij [ eiser ] tijdens het werk met de auto hebben zien wegrijden en dat er toen werd gezegd dat hij naar de dokter ging omdat hij was gevallen bij het voetballen. De duidelijkste verklaring is die van de BHV-er [ Y ] (hierna: [ Y ] ), die heeft verklaard dat hij op zijn portofoon een melding kreeg dat er een ongeval was gebeurd, dat hij naar de plek is gegaan waar volgens de melding het slachtoffer was en dat hij toen te horen kreeg dat het om [ eiser ] ging die tijdens het voetballen was gevallen. [ Y ] hoefde geen hulp meer te bieden omdat [ eiser ] toen al op weg was naar de huisartsenpost. Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de kantonrechter worden aangenomen dat [ eiser ] onder werktijd ten val is gekomen.

3.2.3.
Het betoog van het COA dm zij niet op grond van artikel 7:658 BW kan worden aangesproken omdat voetballen met de bewoners niet valt onder de uitoefening van de werkzaamheden van een woonbegeleider, volgt de kantonrechter niet Een woonbegeleider is verantwoordelijk voor de opvang en de begeleiding van de bewoners. Uit de functieomschrijving blijkt dat het tot de taak van de woonbegeleider hoort dat hij bewoners stimuleert en activeert tijdens de opvang en dat hij gedrag van bewoners signaleert.
Informeel contact met de bewoners is vanzelfsprekend van belang om deze taak op een goede manier uit te kunnen oefenen. [ eiser ] heeft naar voren gebracht dat hij ongedwongen contact maakte met de bewoners door een praatje met hen te maken en dat ook een balletje met hen trappen het contact vergemakkelijkte. Dat het COA de woonbegeleiders expliciet zou hebben verboden om te voetballen, zoals zîj stelt, heeft zij niet met concrete feiten of stukken onderbouwd. Het incident dat door het COA ter onderbouwing van haar stelling naar voren is gebracht, ging om woonbegeleiders - waaronder [ eiser ] - die tot taak hadden om de bewoners te begeleiden naar een sportactiviteit op een sportlocatie en die op de betreffende sportlocatie waren gebleven om daar mee te doen met de voetbalwedstrijd. Dat is een wezenlijk andere situatie dan de situatie waarin woonbegeleiders even een balletje trappen op het terrein van de (woonjlocatie. Uit niets blijkt dat het COA (ook) deze informele omgang met bewoners expliciet had verboden.

3.2.4.
De conclusie van het voorgaande is dat [ eiser ] schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden in de zin van artikel 7:658 lid 2 BW. Dat niet helemaal duidelijk is of hij is gevallen tijdens het voetballen of op het moment dat hij na het trappen van een bal weer door wilde lopen om verder te gaan met zijn werkzaamheden is daarbij niet van belang.

3.2.5.
De kantonrechter volgt [ eiser ] echter niet in zijn standpunt dat het COA maatregelen had moeten nemen om te voorkomen dat haar werknemers vanwege de oneffenheid van het terrein konden struikelen.

3.2.6.
Het vereiste hoge veiligheidsniveau als hiervoor in rechtsoverweging 3.1.1. bedoeld, wil niet zeggen dat de werkgever de werknemer tegen elk denkbaar gevaar moet beschermen. Het gaat erom dat de werkgever de maatregelen neemt die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat een werknemer bij de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. In situaties die ook in het normale dagelijkse leven voorkomen en die een beperkt risico inhouden, mag van de werknemer worden verwacht dat hij of zij zelf voldoende oplettend is om dit risico te voorkomen. Voor dergelijke dagelijks voorkomende situaties hoeft de werkgever geen extra maatregelen te nemen om deze te voorkomen en hij hoeft er ook niet speciaal voor te waarschuwen.

3.2.7.
Op de foto's die [ eiser ] heeft overlegd, is te zien dat het terrein van cle locatie bestaat uit verschillende soorten bestrating: klinkers, grote betonnen platen en asfalt. Het is een verweerd terrein. De klinkers zijn op sommige plaatsen verzakt en het gras groeit ertussen, het asfalt is op sommige plekken beschadigd en daardoor brokkelig. Er zijn echter geen grote hoogteverschillen - maximaal 5-7 centimeter - en de oneffenheden zijn goed zichtbaar. Iedereen die dit terrein ziet begrijpt dat voetballen op deze oneffen ondergrond een groter risico op struikelen met zich brengt dan voetballen op een voetbalveld of op een bestrare ondergrond zonder oneffenheden en dat enige voorzichtigheid daarom is geboden.
De situaties onderscheid zich ook niet van het voetballen op straat in het normale dagelijkse leven. Er was daarom geen reden voor het COA om extra te waarschuwen dat het terrein oneffen is.

3.2.8.
Dit buitenterrein is ook geen werkvloer waarvoor geldt dat de werkgever moet zorgen dat er zo min mogelijk oneffenheden zijn, liet COA had dit terrein niet aangewezen als een plek waar gevoetbald kan worden, het spelletje is spontaan ontstaan. Het COA heeft uitgelegd dat het terrein dat bij deze locatie hoort heel groot is en heel ruige delen heeft, maar dat de looppaden goed zijn geasfalteerd. Dat heeft [ eiser ] niet tegengesproken.

3.2.9.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het COA haar zorgplicht op dit punt niet heeft geschonden. [ eiser ] is ongelukkig gevallen en dit heeft nare gevolgen voor hem. maar het COA is niet aansprakelijk voor de gevolgen van deze val.

Met dank aan de heer B. Drykoningen, Schröder & Drykoningen Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBMNE-230920 , nu ook op rechtspraak.nl ECLI:NL:RBMNE:2020:4082