Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Haag 260107 werknemer slachtoffer bij verkeersongeval tijdens werktijd, goed werkgever

Hof Den Haag 26-01-2007 werknemer slachtoffer bij verkeersongeval tijdens werktijd, geen svi verzekering; wg-er aansprakelijk obv artikel 7:611 BW
4.  De, overigens niet altijd even duidelijke, grieven van De Onderlinge leggen het geschil in volle omvang voor en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het gaat om de vraag of De Onderlinge als werkgever aansprakelijk is voor de schade als gevolg van een verkeersongeval, dat [werknemer], werknemer van De Onderlinge, op 12 januari 1999 is overkomen. (...)

Artikel 7:658 BW

7.  Het hof is van oordeel dat ondanks de hierboven vermelde omstandig-heden artikel 7:658 BW toepassing mist. Van De Onderlinge kon niet worden gevergd, anders dan de rechtbank in het eindvonnis van 22 juli 2004 op bladzijde 1, laatste alinea, heeft geoordeeld, dat zij haar werknemer [werknemer] ter voorkoming van het risico van ongevallen in het verkeer aanwijzingen in de vorm van (schrif-telijke) instructies had moeten geven hoe te handelen in een situatie als hier aan de orde is geweest. Nog afgezien van de vraag hoe die aanwijzingen voor niet te voorspellen verkeerssituaties zouden moeten bestaan, strekt de verantwoordelijkheid van werkgever De Onderlinge op basis van artikel 7:658 BW zich niet zo ver uit, dat de gevolgen van het aan haar werknemer overkomen verkeers-ongeval als het onderhavige tot haar aansprake-lijk-heid leiden. De door de rechtbank noodzakelijk geachte aanwijzing van De Onderlinge aan [werknemer] dat hij zelf voor een SVI had moeten zorg dragen en dat zij hem daartoe een speciaal gereserveerde vergoeding had dienen te verstrekken, maakt dit - nog steeds in verband met artikel 7:658 BW - niet anders.

Artikel 7:611 BW / artikel 6:248 lid 1 BW

8.1  Naar de mening van De Onderlinge is schending van de eisen van goed werkgeverschap niet aan de orde. In dit verband brengt De Onderlinge naast de reeds behandelde kwesties van het klantenbezoek, het woon-werkverkeer en de eigendom van de auto naar voren dat De Onderlinge niet aansprakelijk is omdat de door De Onderlinge aan [werknemer] betaalde onkostenvergoeding voldoende was om de kosten voor relevante verzekeringen, waaronder in dit geval een schadeverzekering inzittenden (verder SVI) te dekken alsmede dat [werknemer] heeft begrepen of had moeten begrijpen dat de door hem verstrekte vergoedingen er mede toe strekte premies van door hem te sluiten verzekeringen, waaronder die SVI, te dekken, waartoe de vergoeding voldoende ruimte bood. Hierbij dient te worden betrokken dat [werknemer] als verzekeringsman bekend is met alle risico's en vast staat dat [werknemer] uit de onkostenvergoeding diverse verzekeringsvoorzieningen heeft getroffen, waaronder een ongevallenverzekering inzittenden, die ook tot uitkering is gekomen. Onder die omstandigheden was De Onderlinge niet verplicht aan [werknemer] een aanwijzing te geven dat hij zelf voor een SVI zorg diende te dragen en hem daartoe een speciaal gereserveerde vergoeding te verstrekken, aldus De Onderlinge.

8.2  [werknemer] heeft met betrekking tot de SVI naar voren gebracht, dat een dergelijke verzekering een nieuwer product is dan de al veel langer bestaande en bekende ongevallenverzekering. Hij kende de SVI voorafgaande aan het ongeval niet. De Onderlinge is een levensverzekeringsmaatschappij en heeft als schadetak Neerlandia van 1980. [werknemer] verkocht voor deze schadeverzekeraar schade-verzekeringen, maar alleen de meest voorkomende soorten en zeker geen SVI. Die kende men toen nog niet.

8.3  Het hof acht naast de hierboven reeds relevant geachte omstandigheden, te weten dat niet gesproken kan worden van gewoon woon- werkverkeer en de wijze van betaling door De Onderlinge van de kosten van de (eigen) auto, die [werknemer] voor zijn werk gebruikte, met name van betekenis, dat De Onderlinge [werknemer] niet uitdrukkelijk heeft gewezen op de noodzakelijkheid dan wel het grote belang om een SVI af te sluiten. [werknemer] was dagelijks voor De Onderlinge met de auto op de weg en ging van afspraak naar afspraak. Het zich veelvuldig in het verkeer moeten begeven brengt flinke risico's met zich mee. Dat [werknemer] zich niet gereali-seerd heeft dat hij in geval van een ongeval als het onderhavige zowel letterlijk als figuurlijk niet verzekerd was van inkomsten kan hem niet worden verweten, ook al was hij thuis in verzekeringen en zelfs als hij bekend zou zijn geweest met het bestaan van een SVI, hetgeen door [werknemer] wordt ontkend. Anders dan De Onderlinge leest het hof in punt 18 van de conclusie van repliek niet een erkenning dat [werknemer] bekend was met het bestaan van dergelijke verzekeringen. Naar het oordeel van het hof had De Onderlinge als goed werkgever een adequate voorziening voor ongeval-len in het verkeer voor [werknemer] moeten treffen of [werknemer] moeten waarschuwen, dat er geen voorziening was getroffen en dat hij geacht werd zelf een dergelijke voorziening te treffen. Door dit achterwege te laten heeft De Onder-linge zich naar het oordeel van het hof niet als goed werkgever gedragen.

8.4  De Onderlinge voert voorts aan dat het verband tussen de schending van de zorgplicht en de schade ontbreekt. Voor zover van De Onderlinge in geval van slechte weersomstandigheden al een eigen instructieplicht mocht worden verlangd, wordt dit verband doorbroken, omdat het [werknemer] op die avond in de toenmalige slechte weersomstandigheden deelnemen aan het verkeer hoe dan ook was ontraden. De Onderlinge verwijst naar de door haar bij conclusie van antwoord overgelegde weerberichten van het KNMI van 11 en 12 januari 1999, waarin voor gladheid door sneeuwval en ijzel werd gewaarschuwd.
Zoals onder 7 is overwogen acht het hof acht geen zorgplicht tot waarschuwen voor De Onderlinge aanwezig, zodat op dit punt verder niet behoeft te worden ingegaan.

8.5  De Onderlinge beroept zich voorts op eigen schuld van [werknemer]: hij heeft aan de schade bijgedragen door geen gordel te dragen. Ter onderbouwing hiervan verwijst zij naar de verklaring van [B], waaruit naar haar oordeel een bekentenis terzake van [werknemer] valt te destilleren en voorts naar de constateringen van de politie met betrekking tot de aangetroffen situatie na het ongeval. Het hof kan in de verklaring van [B] - nog afgezien van de vraag welke betekenis aan deze verklaring moet worden gehecht - geen erkenning van [werknemer] ontwaren, dat hij zonder gordel in de auto had gereden. Blijkens het door [werknemer] overgelegde (productie 9 bij conclusie van repliek) proces-verbaal van politie van 1 augustus 2002 verklaren beide verbalisanten, dat zij bij het aantreffen van [werknemer] in de auto na het ongeval zagen dat hij toen geen autogordel droeg. [werknemer] heeft echter gesteld dat hij na het ongeval eerst door een derde is aangetroffen, welke derde de politie heeft gewaarschuwd. Deze derde heeft, zo vermoedt [werknemer], de gordel losgemaakt. Uit het voorgaande kan niet worden geconcludeerd, dat [werknemer] ten tijde van het ongeval geen gordel droeg.

8.6  De Onderlinge voert onder punt 92 van de memorie van grieven een aantal punten aan over hoe [werknemer] door de politie in de auto is aangetroffen en welke sporen aan de auto zijn geconstateerd (de stille getuigen), waaruit volgens haar zonneklaar blijkt dat [werknemer] geen gordel droeg. Het hof kan De Onderlinge in die gevolgtrekking niet volgen. Het gaat hier slechts om veronderstellingen en redeneringen van De Onderlinge.

8.7  Een ander punt aangevoerd door De Onderlinge ter onderbouwing van haar betoog, dat [werknemer] zich roekeloos heeft gedragen, betreft de snelheid waarmee [werknemer] vlak voorafgaande aan het ongeval heeft gereden. Volgens De Onderlinge reed [werknemer] toen 70 kilometer per uur en daarmee gezien de weersomstandigheden te hard. Zij baseert zich hierbij op de verklaring van [B] ter zake, het expertiserapport (auto total loss) en de vermelding door de politie dat de verbalisanten op weg naar het ongeval met de grootste voorzich-tigheid in verband met de gladheid moesten rijden, waarbij de snelheid van 50 km per uur niet werd gehaald. Het hof verwerpt dit betoog. Het expertiserapport vermeldt niets over de oorzaak van het ongeval, de verklaring van [B] is voor een dergelijke gevolgtrekking volstrekt onvoldoende en de politie heeft in eerder genoemd proces-verbaal vermeld, dat over de snelheid waarmee kort voor de aanrijding met het voertuig werd gereden, geen uitspraak kan worden gedaan en daar verder ook geen onderzoek naar is gedaan.

8.8  Gezien voorgaande overwegingen komt de kwestie van de eigen schuld in geval wel een SVI zou zijn afgesloten en de vraag of dan geen dan wel een verminderde uitkering zou zijn verstrekt niet aan de orde.

8.9  Dan komt nu de (mate van) aansprakelijkheid aan de orde. Zoals overwogen is het hof van oordeel dat De Onderlinge door niet zelf een adequate voorziening voor de gevolgen van schade in het verkeer ten behoeve van [werknemer] te treffen dan wel [werknemer] te waarschuwen dat er geen voorziening ter zake was getroffen, zich niet als goed werkgever heeft gedragen. Dat betekent dat De Onder-linge aansprakelijk is voor de door [werknemer] geleden schade als gevolg van het ontbreken van een adequate voorziening. De Onderlinge heeft met betrekking tot een SVI aangevoerd dat een SVI voor nog geen ƒ 80,-- per jaar kon worden afgesloten, maar laat daarbij achterwege welke uitkering in geval van schade daaruit kon worden verkregen. Het hof kan zich in deze procedure over de vraag wat een adequate verzekering / voorziening in deze is, niet uitlaten. Dat dient in de schade-staat-procedure te worden uitgemaakt.
LJN AZ8884