Rb Alkmaar 250106 werkgever aansprakelijk voor ongeval met golfkarretje, buiten werktijd
- Meer over dit onderwerp:
Rechtbank Alkmaar 25-01-2006: (meervoudig)
Uit de onder 3.2 aangehaalde verklaringen (..), valt af te leiden dat [gedaagde sub 1] in een elektronisch aangedreven golfkarretje is gaan zitten. Hij was niet op de hoogte van de werking van dat karretje. Volgens zijn eigen lezing moet [gedaagde sub 1] daarbij met zijn rechterbeen of -voet het gaspedaal hebben geraakt, waardoor het karretje in beweging kwam. Het karretje is gaan rijden en heeft even later onder andere [eiseres] aangereden.(..)
Nog daargelaten hetgeen enkele aanwezigen schriftelijk hebben verklaard met betrekking tot het drankgebruik door [gedaagde sub 1], is het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank reeds voldoende om te spreken van een aan [gedaagde sub 1] toe te rekenen onrechtmatige daad jegens [eiseres].
3.6 De vordering van [eiseres] jegens Martinair (werkgever EJD) is naar de rechtbank begrijpt gebaseerd op twee gronden.
De eerste is de afgeleide aansprakelijkheid van Martinair als werkgever van [gedaagde sub 1] voor de onrechtmatige gedragingen van [gedaagde sub 1] (art. 6: 170 B.W.).
De tweede is de rechtstreekse aansprakelijkheid van Martinair als werkgever van [eiseres] op grond van art. 7: 658 lid 2 B.W. en/of 7: 611 B.W. (...)
[eiseres] en [gedaagde sub 1] waren ten tijde van het ongeval beiden in dienst van Martinair. Zij verbleven op Cuba in het kader van een - verplichte - rustpauze tussen twee vluchten. De overnachting op Cuba en de maaltijd werden vergoed door Martinair, als werkgever van [eiseres] en [gedaagde sub 1]. De rechtbank stelt daarom voorop dat de door [eiseres] geleden schade verband houdt met de werkzaamheden die door [eiseres] en [gedaagde sub 1] moesten worden verricht. (...)
Van aansprakelijkheid van Martinair als werkgever van [gedaagde sub 1] is op grond van art. 6: 170 B.W. sprake, indien de kans op schade van [eiseres] door de werkzaamheden van [gedaagde sub 1] voor Martinair is vergroot en Martinair zeggenschap heeft gehad over de gedragingen van [gedaagde sub 1] die tot die schade hebben geleid. Bij de beoordeling of hiervan in het onderhavige geval sprake is geweest, spelen verschillende factoren een rol. Allereerst heeft de rechtbank hiervoor in dit vonnis al overwogen, dat moet worden geoordeeld dat het ongeval heeft plaatsgevonden in het verlengde van de door [gedaagde sub 1] te verrichten werkzaamheden. Bovendien is de plaats waar het ongeval heeft plaatsgevonden gerelateerd aan de werkzaamheden van [gedaagde sub 1], die immers gedurende de tijd tussen de heen- en retourvlucht op Cuba verbleef. Daar staat echter tegenover dat de aard van de onrechtmatige gedraging, het onvoorzichtig rijden in een golfkarretje, op geen enkele wijze verband houdt met de aan [gedaagde sub 1] opgedragen werkzaamheden. Anders dan bijvoorbeeld het door de werkgever ter beschikking stellen van vervoermiddelen aan werknemers, kan ook het golfkarretje op zichzelf niet worden beschouwd als een hulpmiddel, dat door de werkgever aan de werknemer ter beschikking is gesteld. Als deze factoren tegen elkaar worden afgewogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is van een functioneel verband tussen de onrechtmatige handeling van [gedaagde sub 1] en de aan hem opgedragen werkzaamheden. De grond van art. 6: 170 B.W. kan daarom de vordering niet dragen.
De aansprakelijkheid van Martinair als werkgever van [eiseres] (...)
Art. 7: 658 lid 2 B.W.
3.11 Dit artikel bepaalt dat een werkgever jegens de werknemer aansprakelijk is voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De vraag is of in het onderhavige geval kan worden gesproken van het "uitoefenen van werkzaamheden" door [eiseres] in het kader van deze bepaling. Art. 7: 658 B.W. handelt over de zorgplicht van de werkgever voor veiligheid van de werkomgeving van de werknemer. Die zorgplicht ziet volgens lid 1 van dit artikel op de inrichting en het onderhoud van lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee de arbeid wordt verricht. In het onderhavige geval kan dan worden gedacht aan de inrichting van vliegtuigen, waarin [eiseres] werkt en de apparaten, die zij daarbij moet bedienen. Deze omstandigheden zijn echter bij het ondergane ongeval niet aan de orde. Ook dient de werkgever, nog steeds volgens lid 1 van artikel 7: 658 B.W., voor het verrichten van de werkzaamheden zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs noodzakelijk is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Niet is gebleken dat Martinair deze zorgplicht heeft geschonden. Van Martinair kon moeilijk verwacht worden dat zij [eiseres] zou hebben gewaarschuwd om niet 's nachts over het wandelpad van het restaurant in Cuba naar het hotel te lopen. Gelet op het samenstel van deze bepalingen en de plaats ervan in de wet, is de rechtbank van oordeel dat Martinair jegens [eiseres] niet aansprakelijk is op grond van art. 7: 658 B.W.
Art. 7: 611 B.W.
3.12 Van algemene bekendheid is dat Martinair vluchten uitvoert op diverse bestemmingen in het buitenland. De veiligheid van het vliegverkeer vereist dat personeel van Martinair dat bij die vluchten betrokken is, voldoende rusttijd krijgt. Dat houdt weer in dat personeel regelmatig zal moeten verblijven op diverse plaatsen in het buitenland. De risico's die dat verblijf meebrengt, worden in het leven geroepen door de aard van de werkzaamheden, die voor Martinair worden verricht. De vraag die de rechtbank thans heeft te beantwoorden is of het instaan voor de gevolgen van het risico dat zich in het onderhavige geval heeft verwezenlijkt, behoort tot de zorgplicht van Martinair als werkgever, of onder de eigen verantwoordelijkheid van [eiseres] valt. Evenals de Hoge Raad (rov. 3.10.2 in het arrest d.d. 18 maart 2005, RvdW 2005, 46), neemt de rechtbank de eisen van goed werkgeverschap tot uitgangspunt in de arbeidsverhouding tussen [eiseres] en Martinair. In dat kader heeft [eiseres] onbetwist gesteld dat Martinair haar niet had gewaarschuwd voor de mogelijke (financiële) gevolgen van risico's, die tijdens een verblijf in het buitenland bestaan voor werknemers. Evenmin heeft Martinair geadviseerd een ongevallenverzekering af te sluiten. Ten slotte heeft Martinair kennelijk ook zelf geen ongevallenverzekering voor haar werknemers afgesloten, die dekking verleent voor risico's als de onderhavige. (Dit laatste is eveneens onbetwist gesteld door [eiseres]. Uit de conclusie van de advocaat-generaal voor het bovenvermelde arrest lijkt echter het tegendeel te volgen. Door verweerder is aangevoerd en door KLM is gerelativeerd dat Transavia en Martinair voor hun vliegend personeel een collectieve ongevallenverzekering hadden afgesloten. In de onderhavige procedure kan dit echter uiteraard niet tot uitgangspunt worden genomen).
3.14 Aan Martinair moet worden toegegeven dat het risico dat zich heeft gerealiseerd in het onderhavige geval, van een geheel andere aard is dan het risico in het geval van het aangehaalde arrest. Dat laat echter onverlet dat dit ook een risico is, waarvoor een ongevallenverzekering dekking zou kunnen verlenen. Uiteraard kan [eiseres] zelf ook inschatten dat zij - evenals in Nederland - risico's loopt. Onder de geschetste omstandigheden is het echter de primaire verantwoordelijkheid van Martinair als werkgever om ervoor zorg te dragen dat zij de gevolgen van het zich verwezenlijken van deze risico's voor haar rekening neemt, al dan niet door het sluiten van een eigen verzekering. Het gaat hier immers om risico's, die verband houden met de voor haar te verrichten werkzaamheden.
Het argument van Martinair dat [eiseres] haar vordering kan verhalen op de aansprakelijkheidsverzekeraar van [gedaagde sub 1] gaat overigens niet op, nu de rechtbank in de reeds besliste vrijwaringszaak heeft geoordeeld dat [gedaagde sub 1], anders dan Martinair veronderstelt, geen "adequate" aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten, nu die verzekering geen dekking biedt voor het onderhavige risico. Overigens brengen de eisen van goed werkgeverschap en een redelijke risicoverdeling ook mee dat in gevallen als de onderhavige niet de werknemer, maar de werkgever (bij wijze van regres) de vordering op de onrechtmatige dader verhaalt. 3.15 Deze hiervoor bedoelde eisen van goed werkgeverschap brengen in het onderhavige geval dan ook mee dat voormeld risico, een ongeval tijdens het verblijf in het buitenland, voor rekening van Martinair komt.
De conclusie is daarom dat de vordering van [eiseres] jegens Martinair wel toewijsbaar is op grond van art. 7: 611 B.W. LJNAV0785
Zie over hetzelfde ongeval eerder Rechtbank Alkmaar 19-10-2005 Een golfkarretje is geen motorvoertuig in de zin van de polisvoorwaarden, LJNAU9103
Uit de onder 3.2 aangehaalde verklaringen (..), valt af te leiden dat [gedaagde sub 1] in een elektronisch aangedreven golfkarretje is gaan zitten. Hij was niet op de hoogte van de werking van dat karretje. Volgens zijn eigen lezing moet [gedaagde sub 1] daarbij met zijn rechterbeen of -voet het gaspedaal hebben geraakt, waardoor het karretje in beweging kwam. Het karretje is gaan rijden en heeft even later onder andere [eiseres] aangereden.(..)
Nog daargelaten hetgeen enkele aanwezigen schriftelijk hebben verklaard met betrekking tot het drankgebruik door [gedaagde sub 1], is het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank reeds voldoende om te spreken van een aan [gedaagde sub 1] toe te rekenen onrechtmatige daad jegens [eiseres].
3.6 De vordering van [eiseres] jegens Martinair (werkgever EJD) is naar de rechtbank begrijpt gebaseerd op twee gronden.
De eerste is de afgeleide aansprakelijkheid van Martinair als werkgever van [gedaagde sub 1] voor de onrechtmatige gedragingen van [gedaagde sub 1] (art. 6: 170 B.W.).
De tweede is de rechtstreekse aansprakelijkheid van Martinair als werkgever van [eiseres] op grond van art. 7: 658 lid 2 B.W. en/of 7: 611 B.W. (...)
[eiseres] en [gedaagde sub 1] waren ten tijde van het ongeval beiden in dienst van Martinair. Zij verbleven op Cuba in het kader van een - verplichte - rustpauze tussen twee vluchten. De overnachting op Cuba en de maaltijd werden vergoed door Martinair, als werkgever van [eiseres] en [gedaagde sub 1]. De rechtbank stelt daarom voorop dat de door [eiseres] geleden schade verband houdt met de werkzaamheden die door [eiseres] en [gedaagde sub 1] moesten worden verricht. (...)
Van aansprakelijkheid van Martinair als werkgever van [gedaagde sub 1] is op grond van art. 6: 170 B.W. sprake, indien de kans op schade van [eiseres] door de werkzaamheden van [gedaagde sub 1] voor Martinair is vergroot en Martinair zeggenschap heeft gehad over de gedragingen van [gedaagde sub 1] die tot die schade hebben geleid. Bij de beoordeling of hiervan in het onderhavige geval sprake is geweest, spelen verschillende factoren een rol. Allereerst heeft de rechtbank hiervoor in dit vonnis al overwogen, dat moet worden geoordeeld dat het ongeval heeft plaatsgevonden in het verlengde van de door [gedaagde sub 1] te verrichten werkzaamheden. Bovendien is de plaats waar het ongeval heeft plaatsgevonden gerelateerd aan de werkzaamheden van [gedaagde sub 1], die immers gedurende de tijd tussen de heen- en retourvlucht op Cuba verbleef. Daar staat echter tegenover dat de aard van de onrechtmatige gedraging, het onvoorzichtig rijden in een golfkarretje, op geen enkele wijze verband houdt met de aan [gedaagde sub 1] opgedragen werkzaamheden. Anders dan bijvoorbeeld het door de werkgever ter beschikking stellen van vervoermiddelen aan werknemers, kan ook het golfkarretje op zichzelf niet worden beschouwd als een hulpmiddel, dat door de werkgever aan de werknemer ter beschikking is gesteld. Als deze factoren tegen elkaar worden afgewogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is van een functioneel verband tussen de onrechtmatige handeling van [gedaagde sub 1] en de aan hem opgedragen werkzaamheden. De grond van art. 6: 170 B.W. kan daarom de vordering niet dragen.
De aansprakelijkheid van Martinair als werkgever van [eiseres] (...)
Art. 7: 658 lid 2 B.W.
3.11 Dit artikel bepaalt dat een werkgever jegens de werknemer aansprakelijk is voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De vraag is of in het onderhavige geval kan worden gesproken van het "uitoefenen van werkzaamheden" door [eiseres] in het kader van deze bepaling. Art. 7: 658 B.W. handelt over de zorgplicht van de werkgever voor veiligheid van de werkomgeving van de werknemer. Die zorgplicht ziet volgens lid 1 van dit artikel op de inrichting en het onderhoud van lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee de arbeid wordt verricht. In het onderhavige geval kan dan worden gedacht aan de inrichting van vliegtuigen, waarin [eiseres] werkt en de apparaten, die zij daarbij moet bedienen. Deze omstandigheden zijn echter bij het ondergane ongeval niet aan de orde. Ook dient de werkgever, nog steeds volgens lid 1 van artikel 7: 658 B.W., voor het verrichten van de werkzaamheden zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs noodzakelijk is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Niet is gebleken dat Martinair deze zorgplicht heeft geschonden. Van Martinair kon moeilijk verwacht worden dat zij [eiseres] zou hebben gewaarschuwd om niet 's nachts over het wandelpad van het restaurant in Cuba naar het hotel te lopen. Gelet op het samenstel van deze bepalingen en de plaats ervan in de wet, is de rechtbank van oordeel dat Martinair jegens [eiseres] niet aansprakelijk is op grond van art. 7: 658 B.W.
Art. 7: 611 B.W.
3.12 Van algemene bekendheid is dat Martinair vluchten uitvoert op diverse bestemmingen in het buitenland. De veiligheid van het vliegverkeer vereist dat personeel van Martinair dat bij die vluchten betrokken is, voldoende rusttijd krijgt. Dat houdt weer in dat personeel regelmatig zal moeten verblijven op diverse plaatsen in het buitenland. De risico's die dat verblijf meebrengt, worden in het leven geroepen door de aard van de werkzaamheden, die voor Martinair worden verricht. De vraag die de rechtbank thans heeft te beantwoorden is of het instaan voor de gevolgen van het risico dat zich in het onderhavige geval heeft verwezenlijkt, behoort tot de zorgplicht van Martinair als werkgever, of onder de eigen verantwoordelijkheid van [eiseres] valt. Evenals de Hoge Raad (rov. 3.10.2 in het arrest d.d. 18 maart 2005, RvdW 2005, 46), neemt de rechtbank de eisen van goed werkgeverschap tot uitgangspunt in de arbeidsverhouding tussen [eiseres] en Martinair. In dat kader heeft [eiseres] onbetwist gesteld dat Martinair haar niet had gewaarschuwd voor de mogelijke (financiële) gevolgen van risico's, die tijdens een verblijf in het buitenland bestaan voor werknemers. Evenmin heeft Martinair geadviseerd een ongevallenverzekering af te sluiten. Ten slotte heeft Martinair kennelijk ook zelf geen ongevallenverzekering voor haar werknemers afgesloten, die dekking verleent voor risico's als de onderhavige. (Dit laatste is eveneens onbetwist gesteld door [eiseres]. Uit de conclusie van de advocaat-generaal voor het bovenvermelde arrest lijkt echter het tegendeel te volgen. Door verweerder is aangevoerd en door KLM is gerelativeerd dat Transavia en Martinair voor hun vliegend personeel een collectieve ongevallenverzekering hadden afgesloten. In de onderhavige procedure kan dit echter uiteraard niet tot uitgangspunt worden genomen).
3.14 Aan Martinair moet worden toegegeven dat het risico dat zich heeft gerealiseerd in het onderhavige geval, van een geheel andere aard is dan het risico in het geval van het aangehaalde arrest. Dat laat echter onverlet dat dit ook een risico is, waarvoor een ongevallenverzekering dekking zou kunnen verlenen. Uiteraard kan [eiseres] zelf ook inschatten dat zij - evenals in Nederland - risico's loopt. Onder de geschetste omstandigheden is het echter de primaire verantwoordelijkheid van Martinair als werkgever om ervoor zorg te dragen dat zij de gevolgen van het zich verwezenlijken van deze risico's voor haar rekening neemt, al dan niet door het sluiten van een eigen verzekering. Het gaat hier immers om risico's, die verband houden met de voor haar te verrichten werkzaamheden.
Het argument van Martinair dat [eiseres] haar vordering kan verhalen op de aansprakelijkheidsverzekeraar van [gedaagde sub 1] gaat overigens niet op, nu de rechtbank in de reeds besliste vrijwaringszaak heeft geoordeeld dat [gedaagde sub 1], anders dan Martinair veronderstelt, geen "adequate" aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten, nu die verzekering geen dekking biedt voor het onderhavige risico. Overigens brengen de eisen van goed werkgeverschap en een redelijke risicoverdeling ook mee dat in gevallen als de onderhavige niet de werknemer, maar de werkgever (bij wijze van regres) de vordering op de onrechtmatige dader verhaalt. 3.15 Deze hiervoor bedoelde eisen van goed werkgeverschap brengen in het onderhavige geval dan ook mee dat voormeld risico, een ongeval tijdens het verblijf in het buitenland, voor rekening van Martinair komt.
De conclusie is daarom dat de vordering van [eiseres] jegens Martinair wel toewijsbaar is op grond van art. 7: 611 B.W. LJNAV0785
Zie over hetzelfde ongeval eerder Rechtbank Alkmaar 19-10-2005 Een golfkarretje is geen motorvoertuig in de zin van de polisvoorwaarden, LJNAU9103