RBLIM 111224 wg-er tevens aansprakelijk vanwege niet afsluiten verzekering; dekking terzake dient in schadestaatproc. te worden vastgesteld
- Meer over dit onderwerp:
RBLIM 111224 eenzijdig ongeval scooterbezorger; wg-er aansprakelijk o.b.v. 7:658, geen onderzoek verricht; onvoldoende instructie
- wg-er tevens aansprakelijk vanwege niet afsluiten verzekering; dekking terzake dient in schadestaatproc. te worden vastgesteld
2De feiten
2.1.
[gedaagde in het verzet] , geboren op [geboortedatum] 1984, heeft in 2002 de infectie toxoplasmose gekregen, is daaraan geopereerd en heeft als gevolg daarvan littekens in de ogen. Daarnaast heeft [gedaagde in het verzet] diabetes mellitus type 1.
2.2.
[gedaagde in het verzet] is op 1 december 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst bij [eisers in het verzet] in dienst getreden in de functie van bezorger. Het betrof een nul-urencontract.
2.3.
Op 13 januari 2021 reed [gedaagde in het verzet] op een door [eisers in het verzet] aan hem ter beschikking gestelde scooter, komend vanaf de Parallelweg, de Sint Antoniuslaan in om aldaar op een adres te gaan bezorgen. [gedaagde in het verzet] is tegen het rode paaltje gereden dat ten tijde van het ongeval tussen de strepen op het wegdek tussen het fietspad en de rijbaan stond (zie foto in het proces-verbaal). [gedaagde in het verzet] is ten val gekomen en heeft daarbij letsel opgelopen.
2.4.
Bij aangetekende brief van 14 juni 2023 heeft (de gemachtigde van) [gedaagde in het verzet] [eisers in het verzet] aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Daarin staat voor zover relevant (productie 6 dagvaarding):
“(…) Aansprakelijkheid
Als werkgever was u verplicht om voor arbeidsgerelateerde verkeersongevallen te voorzien in een ‘behoorlijke verzekering’.
Omdat cliënt tijdens zijn werkzaamheden die hij voor u als werknemer verrichtte schade heeft gelopen als gevolg van een verkeersongeval zou ik graag van u willen weten of een dergelijke verzekering afgesloten is. Zoja, is het ongeval gemeld en bij welke verzekering?
Zoniet, bent u als werkgever daarvoor aansprakelijk. Ik verneem dan graag de bevestiging dat u de letselschade van cliënt vergoedt.
Omdat u in deze een vennootschap onder firma uitoefent dien ik zowel de VOF als de twee vennoten voor de schade aansprakelijk te stellen. (…)”
2.5.
Omdat een reactie op voormeld schrijven uitbleef, heeft (de gemachtigde van) [gedaagde in het verzet] [eisers in het verzet] op 3 juli 2023 een herinnering gestuurd (productie 7 dagvaarding).
2.6.
In reactie daarop heeft [eisers in het verzet] op 18 juli 2023 laten weten dat zij de zaak zal bespreken met haar gemachtigde (productie 8 dagvaarding), waarna de gemachtigde van [eisers in het verzet] op 24 juli 2023 berichtte dat hij de zaak eerst met [eisers in het verzet] dient te bespreken alvorens inhoudelijk te kunnen reageren (productie 9 dagvaarding). Ondanks een herinnering van (de gemachtigde van) [gedaagde in het verzet] op 30 augustus 2023 is van de zijde van [eisers in het verzet] niet meer gereageerd (productie 10 dagvaarding).
2.7.
[gedaagde in het verzet] heeft vervolgens [eisers in het verzet] gedagvaard voor deze rechtbank. [eisers in het verzet] is niet verschenen, waarna verstek is verleend en verstekvonnis is gewezen.
3Het geschil
3.1.
[eisers in het verzet] is in verzet gekomen van het tegen haar als gedaagde gewezen verstekvonnis van 3 april 2024 (geen publicatie bekend, red. LSA LM) onder zaaknummer 10999561 CV EXPL 24-1463, waarbij:
- -
voor recht verklaard is dat zij als gedaagde hoofdelijk jegens [gedaagde in het verzet] aansprakelijk is voor de door [gedaagde in het verzet] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade op grond van artikel 7:658 BW en/of als gevolg van het ontbreken van een behoorlijke verzekering van verkeersongevallen van haar werknemers, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
- -
zij als gedaagde hoofdelijk is veroordeeld tot betaling van € 700,42 aan proceskosten, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers in het verzet] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
3.2.
Bij verzetdagvaarding vordert [eisers in het verzet] bij vonnis dat het verstekvonnis wordt vernietigd en [gedaagde in het verzet] in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze aan hem te ontzeggen en/of af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen met veroordeling van [gedaagde in het verzet] in de proceskosten in verzet.
3.3.
[gedaagde in het verzet] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eisers in het verzet] tijdig bij dagvaarding van 6 mei 2024 in verzet is gekomen van het tegen haar als gedaagde gewezen verstekvonnis van 3 april 2024 onder zaaknummer 10999561 CV EXPL 24-1463.
4.2.
In deze zaak staat de vraag centraal of [eisers in het verzet] als werkgever van [gedaagde in het verzet] aansprakelijk is voor de door [gedaagde in het verzet] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het eenzijdig verkeersongeval dat [gedaagde in het verzet] op 13 januari 2021 in de uitoefening van zijn werkzaamheden is overkomen. [gedaagde in het verzet] baseert de aansprakelijkheid van [eisers in het verzet] op artikel 7:658 BW en/of op artikel 7:611 BW.
4.3.
[gedaagde in het verzet] verwijt [eisers in het verzet] dat zij heeft verzuimd een verzekering af te sluiten. Hij beroept zich op de in de rechtspraak ontwikkelde rechtsregel dat de werkgever ingevolge artikel 7:611 BW, uit hoofde van zijn verplichting zich als een goed werkgever te gedragen, gehouden is zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering van werknemers, van wie de werkzaamheden ertoe kunnen leiden dat zij als bestuurder van een motorvoertuig bij een verkeersongeval betrokken raken en dat, indien de werkgever tekort is geschoten in de nakoming van deze verzekeringsplicht, hij aansprakelijk is voor de daardoor voor de werknemer veroorzaakte schade, zijnde het missen van de uitkering die de werknemer op grond van een behoorlijke verzekering zou zijn toegekomen.
4.4.
[eisers in het verzet] heeft erkend geen verzekering te hebben afgesloten. De aansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW van [eisers in het verzet] voor de schade die [gedaagde in het verzet] als gevolg daarvan lijdt en/of zal lijden (het mislopen van een verzekeringsuitkering) staat daarmee in ieder geval vast. Het verweer van [eisers in het verzet] dat de verzekering de schade niet zou hebben gedekt vanwege de toxoplasmose van [gedaagde in het verzet] behoeft hier geen bespreking. De vraag in hoeverre een verzekering de schade wel of niet zou hebben gedekt, kan in het kader van de schadestaatprocedure nader aan de orde komen.
4.5.
[eisers in het verzet] betwist dat zij aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 BW.
4.6.
Ingevolge artikel 7:658 lid 2 BW is de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij de in artikel 7:658 lid 1 genoemde verplichtingen nagekomen is of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
4.7.
Artikel 7:658 lid 1 BW bepaalt dat de werkgever verplicht is de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Artikel 7:658 BW beoogt niet een absolute waarborg te scheppen voor bescherming tegen gevaar, maar een werkgever dient ingevolge dit artikel wel die maatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Welke verplichtingen in een concrete situatie op de werkgever rusten, hangt af van alle omstandigheden van het geval. Relevante omstandigheden zijn daarbij onder meer de aard van de werkzaamheden, de kenbaarheid van het gevaar, de mate van bezwaarlijkheid van het treffen van maatregelen en de te verwachten (on)oplettendheid van de werknemer, mede gelet op diens (werk)ervaring.
4.8.
Indien de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden op plaatsen komt die (bijvoorbeeld omdat de werkgever ter plaatse geen enkele zeggenschap heeft ten aanzien van de gesteldheid, de inrichting, het gebruik door anderen en de veiligheid) niet als "arbeidsplaats" in de hiervoor genoemde zin kunnen worden aangemerkt, zoals de openbare weg in het geval (als het onderhavige) van deelneming aan het verkeer, kan de zorgplicht van artikel 7:658 BW meebrengen dat de werkgever ten aanzien van de uitoefening aldaar van de werkzaamheden maatregelen treft en aanwijzingen geeft om zoveel mogelijk te voorkomen dat de werknemer schade lijdt. Wanneer het gaat om gevallen waarin een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden deelneemt aan het wegverkeer zal de omvang van de zorgplicht van de werkgever in de regel slechts beperkt kunnen zijn. De werkgever heeft immers geen zeggenschap over de inrichting en de daarmee samenhangende verkeersveiligheid van de openbare weg en daarnaast kan een groot aantal factoren bijdragen aan het ontstaan van verkeersongevallen, zonder dat de werkgever daarop door het treffen van maatregelen of het geven van aanwijzingen effectief invloed kan uitoefenen, afgezien van de veiligheid van het voertuig dat hij aan de werknemer ter beschikking stelt en het geven van onderricht, instructies en voorschriften die de veiligheid van de werknemer kunnen bevorderen (HR 12 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3129).
4.9.
Vaststaat dat [gedaagde in het verzet] op 13 januari 2021 een ongeval is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden en dat hij (in ieder geval enige) schade heeft geleden. Dat betekent dat [eisers in het verzet] in beginsel aansprakelijk is voor de schade van [gedaagde in het verzet] als gevolg van het ongeval, tenzij [eisers in het verzet] stelt en zo nodig bewijst dat zij zodanige maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft verstrekt als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werk schade lijdt (voldoen aan de zorgplicht) of wanneer zij aantoont dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid.
4.10.
Nu tussen partijen niet langer in geschil is dat het ongeval op de Sint Antoniuslaan heeft plaatsgevonden, zal aan het verweer van [eisers in het verzet] dat sprake is van bewust roekeloos rijgedrag worden voorbijgegaan. Dit verweer is gevoerd in het kader dat [eisers in het verzet] uitging van een andere toedracht van het ongeval, namelijk de situatie dat het ongeval zich op het Stationsplein in Maastricht zou hebben voorgedaan en zij [gedaagde in het verzet] verweet dat hij dan over het voetgangersgebied met de nodige snelheid zou hebben gereden. Van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van [gedaagde in het verzet] is niet gebleken.
4.11.
[eisers in het verzet] heeft niet aangetoond dat zij voldoende maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft verstrekt om te voorkomen dat [gedaagde in het verzet] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade zou lijden. De kantonrechter laat in het midden of [eisers in het verzet] aan [gedaagde in het verzet] een geschikt, veilig en deugdelijk functionerend voertuig (scooter) ter beschikking heeft gesteld om zijn werkzaamheden als bezorger uit te voeren. [eisers in het verzet] stelt dat zulks het geval is geweest, echter [gedaagde in het verzet] betwist dat er niks aan de scooter mankeerde. [eisers in het verzet] heeft nagelaten het arbeidsongeval te melden aan de daartoe aangewezen toezichthouder. Er heeft aldus geen onderzoek plaatsgevonden. De staat van de scooter kan niet meer objectief worden vastgesteld en de vragen aan de zijde van [gedaagde in het verzet] of de scooter was opgedreven en voorzien was van winterbanden kunnen niet (meer) beantwoord worden. In ieder geval staat wel vast dat [eisers in het verzet] [gedaagde in het verzet] niet heeft geïnstrueerd op het gebied van verkeersveiligheid, het zich houden aan de verkeersregels, hoe om te gaan met de tijdsdruk waarmee een bestelling bij de klant afgeleverd dient te zijn en het nemen van voldoende rust. [gedaagde in het verzet] is zonder instructies aan het werk gezet. Voorts ontbreekt er ook een Risico-Inventarisatie- en Evaluatie.
4.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eisers in het verzet] jegens [gedaagde in het verzet] niet heeft voldaan aan haar zorgplicht in de zin van artikel 7:658 BW, dat zij aansprakelijk is voor zijn schade die het gevolg is van het ongeval op 13 januari 2021 en dat zij verplicht is die schade aan [gedaagde in het verzet] te vergoeden.
4.13.
De kantonrechter acht de gevorderde verwijzing naar de schadestaat eveneens toewijsbaar. Dat [gedaagde in het verzet] schade heeft geleden en lijdt door het ongeval is voldoende aannemelijk gemaakt. Meer is voor verwijzing naar de schadestaat niet nodig. De kantonrechter ziet in het dossier onvoldoende aanknopingspunten om de schadevergoeding in deze procedure definitief te kunnen vaststellen, zodat tot verwijzing naar de schadestaatprocedure zal worden overgegaan.
4.14.
De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding [eisers in het verzet] van haar veroordeling te ontheffen.
4.15.
Het bovenstaande leidt ertoe dat de kantonrechter het verzet ongegrond zal verklaren en het door de kantonrechter tussen partijen gewezen verstekvonnis zal bekrachtigen, waarbij [eisers in het verzet] , als de in het ongelijk gestelde partij, zal worden veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde in het verzet] worden begroot op € 339,00 salaris gemachtigde (1 punt x € 339,00).ECLI:NL:RBLIM:2024:9352