Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 010720 ongeval woon-werk verkeer; wg'er aansprakelijk ogv 7:611 BW; afgesloten sommenverzekering ic geen behoorlijke verzekering

RBNHO 010720 ongeval woon-werk verkeer; wg'er aansprakelijk ogv 7:611 BW; afgesloten sommenverzekering ic geen behoorlijke verzekering

2
De feiten

2.1.
Alliander is een energiemaatschappij.

2.2.
Ten behoeve van haar onderneming heeft zij, voor zover van belang, de volgende verzekeringen afgesloten: (i) een collectieve ongevallenverzekering bij Centraal Beheer Achmea en (ii) een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering (AVB). Eerstgenoemde verzekering is een sommenverzekering.

2.3.
Sinds 1995, althans sinds 2001, is [eiser] in dienst bij Alliander in de functie van Engineer. De vaste standplaats van [eiser] was in Alkmaar. [eiser] maakte normaliter voor zijn woon-werk verkeer gebruik van het openbaar vervoer.

2.4.
Op 29 november 2013 is [eiser] betrokken geweest bij een verkeersongeval. [eiser] was op dat moment in opdracht van zijn begeleider/ leidinggevende bij Alliander onderweg van huis naar de vestiging van Alliander in Amsterdam. [eiser] maakte daarbij gebruik van een door Alliander ter beschikking gestelde auto.

2.5.
Direct na het ongeval is [eiser] opgenomen geweest op de afdeling neurologie van het VU Medisch Centrum.

2.6.
Sedert medio april 2015 is [eiser] volledig gere-integreerd in zijn werk.

2.7.
Bij besluit van 30 november 2018 is aan [eiser] een WIA-uitkering toegekend. Uit het als bijlage bij dit besluit gevoegde arbeidsdeskundig rapport is hij voor 50,05% arbeidsongeschikt (arbeidsongeschiktheidsklasse 35-80%).

2.8.
Alliander heeft het ongeval van [eiser] onder de bij Centraal Beheer Achmea afgesloten polis van de Collectieve Ongevallenverzekering gemeld.

2.9.
Op 17 september 2019 heeft Centraal Beheer Achmea aan de gemachtigde van [eiser] bericht dat geen dekking wordt verleend. Als reden heeft zij daarbij aangegeven dat er geen sprake is van blijvende invaliditeit.

3
De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
(i) verklaart voor recht dat Alliander aansprakelijk en schadeplichtig is voor de schade die [eiser] heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van het hem op 29 november 2013 overkomen verkeersongeval, althans dat Alliander aansprakelijk is voor de schade die [eiser] heeft geleden en nog zal lijden door het niet afsluiten van een behoorlijke verzekering door Alliander die de schadelijke gevolgen van het ongeval zou hebben gedekt;
(ii) Alliander veroordeelt tot betaling aan [eiser] van de door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval, althans als gevolg van het niet afsluiten van een behoorlijke verzekering, één en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
(iii) Alliander veroordeelt in de kosten van dit geding.

3.2.
[eiser] voert daartoe, kort gezegd, als volgt aan. [eiser] maakte ten tijde van het ongeval gebruik van een door Alliander ter beschikking gestelde auto en was in opdracht van Alliander onderweg van zijn huis naar een ander filiaal van Alliander dan waar [eiser] normaal gesproken zijn werkzaamheden uitvoerde. Uit hoofde van goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en/ of de eisen van redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:248 lid 1 BW rust op een werkgever als Alliander een verplichting om ten behoeve van werknemers als [eiser] een behoorlijke verzekering af te sluiten tegen de schade die de werknemer lijdt als gevolg van een onder die omstandigheden overkomen verkeersongeval. Alliander heeft niet aan die verplichting voldaan. De door Alliander afgesloten ongevallenverzekering die heeft geweigerd om dekking te verlenen, kan niet als een behoorlijke verzekering worden beschouwd.
Alliander heeft derhalve niet voldaan aan de op haar rustende verplichtingen. Om die reden is zij aansprakelijk voor de door [eiser] als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade, althans tot het bedrag dat een behoorlijke verzekering, indien afgesloten, zou hebben uitgekeerd.

4
Het verweer

4.1.
Alliander voert verweer op, kort gezegd, de navolgende gronden. Er bestaat geen causaal verband tussen het ongeval en de door [eiser] gesteld geleden schade. Alliander heeft voldaan aan haar verplichting om een behoorlijke verzekering af te sluiten. Voor zover Alliander aansprakelijk is, dient de schade in deze procedure te worden begroot en dient verwijzing naar de schadestaatprocedure achterwege te blijven. Voorts is de gestelde omvang van de schade onjuist.

5
De beoordeling

5.1.
De kantonrechter ziet aanleiding om eerst in te gaan op de verzekeringsplicht van Alliander. Vervolgens zal het partijdebat aangaande de schade (causaliteit en omvang) en de eventuele verwijzing naar de schadestaat worden besproken. In het hiernavolgende (5.2. tot en met 5.9.) wordt de problematiek aangaande de schade en de schadestaat voor de leesbaarheid buiten beschouwing gelaten. Veronderstellenderwijs zal daarbij worden aangenomen dat er sprake is van schade aan de zijde van [eiser] en dat causaal verband tussen schade en ongeval aanwezig is.

5.2.
Uitgangspunt en als zodanig niet in geschil is dat een werkgever als Alliander uit hoofde van zijn verplichting zich als een goed werkgever te gedragen, gehouden is zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering van werknemers wier werkzaamheden ertoe kunnen leiden dat zij als bestuurder van een motorvoertuig betrokken raken bij een verkeersongeval. Evenmin is in geschil dat deze verzekeringsplicht zich uitstrekt tot risico op schade vanwege verkeersongevallen als het onderhavige, nu [eiser] is verongelukt, terwijl hij in opdracht van Alliander onderweg was van huis naar de vestiging van Alliander in Amsterdam, waar [eiser] normaliter geen werkzaamheden uitvoerde en [eiser] gebruik maakte van een door Alliander ter beschikking gestelde auto. Tot slot staat op zichzelf niet ter discussie dat, voor zover [eiser] als gevolg van dit ongeval schade heeft geleden, hetgeen ter discussie staat, Alliander aansprakelijk is voor zover Alliander niet aan deze verzekeringsplicht heeft voldaan, zij jegens [eiser] geheel of in beperkte mate gehouden is tot vergoeding van schade. De omvang van de schadeplicht in dat geval staat nog wel ter discussie.

5.3.
De kantonrechter ziet aanleiding om eerst in te gaan op de omvang van de verzekeringsplicht en het antwoord op de vraag of Alliander gelet op de (i) door haar afgesloten ongevallenverzekering bij Centraal Beheer Achmea en (ii) de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering aan deze verplichting heeft voldaan.

5.4.
Dat Alliander een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten, kan niet bijdragen aan het oordeel dat zij aan haar uit hoofde van goed werkgeverschap rustende verzekeringsplicht heeft voldaan. De strekking van deze verzekering is immers dat deze dekking biedt ingeval Alliander aansprakelijk wordt gehouden, indien zij niet aan onderhavige verzekeringsplicht heeft voldaan. Dat is juist wat hier ter discussie staat. De kantonrechter verwijst hiertoe naar hetgeen Alliander zelf heeft aangevoerd onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad in haar conclusie van antwoord onder 5.7.

5.5.
Derhalve dient te worden bezien of de Collectieve Ongevallenverzekering, afgesloten bij Centraal Achmea Beheer, als een behoorlijke verzekering kan worden aangemerkt. Hiertoe is van belang dat de omvang van de verzekeringsplicht van geval tot geval nader vastgesteld moet worden met inachtneming van alle omstandigheden, waarbij in het bijzonder betekenis toekomt aan de in de betrokken tijd bestaande verzekeringsmogelijkheden - waarbij mede van belang is of verzekering kan worden verkregen tegen een premie waarvan betaling in redelijkheid van de werkgever kan worden gevergd - en de heersende maatschappelijke opvattingen omtrent de vraag voor welke schade (zowel naar aard als naar omvang) een behoorlijke verzekering dekking dient te verlenen. (zie Hoge Raad 1 februari 2008 ECLI:NL:HR:2008:BB6175). Met inachtneming van het voorgaande overweegt de kantonrechter als volgt.

5.6.
Vast staat dat de Collectieve Ongevallenverzekering een sommenverzekering is die, voor zover van belang, slechts uitkeert ingeval van blijvende invaliditeit van [eiser] . Dit laatste volgt uit de afwijzingsgrond die Centraal Beheer Achmea heeft omschreven in haar bericht van 17 september 2019 aan de gemachtigde van [eiser] . Deze beperking in de omvang van de dekking maakt dat geen uitkering wordt gedaan ten behoeve van benadeelden die als gevolg van verkeersongevallen als onderhavige wel schade (bijvoorbeeld inkomensschade) lijden, maar niet blijvend invalide raken. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee sprake van een niet behoorlijke verzekering. De eisen van goed werkgeverschap, ook zoals deze golden ten tijde van het ongeval, vergen van een werkgever als Alliander dat schade van een werknemer ten gevolge van een verkeersongeval als onderhavige wordt gedekt, ongeacht of sprake is van blijvende invaliditeit van de betreffende werknemer.

5.7.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat Alliander niet is nagekomen de op haar krachtens 7: 611 BW rustende verplichting om zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering. Dit brengt mee dat, behoudens in geval van bewuste opzet of roekeloosheid aan de zijde van [eiser] , Alliander de hierdoor niet door een verzekering gedekte schade die [eiser] lijdt en heeft geleden als gevolg van het bewuste verkeersongeval, heeft te dragen. Dat sprake is van bewuste opzet of roekeloosheid aan de zijde van [eiser] bij het verkeersongeval, is gesteld noch gebleken.

5.8.
De kantonrechter komt hiermee toe aan hetgeen partijen hebben aangevoerd over het causaal verband tussen ongeval en schade en over de omvang van de schade.

5.9.
Met betrekking tot het causaal verband wordt als volgt overwogen. [eiser] stelt dat causaal verband tussen het ongeval en de door hem ondervonden klachten en beperkingen aanwezig is. Alliander betwist dat dat het geval is.

5.10.
[eiser] heeft hiertoe het volgende naar voren gebracht. In het ziekenhuis is vastgesteld dat sprake was van een subarachnoïdale bloeding, een plotselinge bloeding in de subarachnoïdale ruimte, de ruimte net boven de hersenen onder het spinnenvlies. Als conclusie werd genoteerd een contusio cerebri (hersenkneuzing) na hoog energetisch ongeval. Na het ongeval ontstonden voorts psychische klachten bestaande uit angst- en paniekklachten alsmede depressieve klachten, cognitieve problemen, verhoogde prikkelbaarheid, slaapstoornissen en overgevoeligheid voor licht en geluid. Deze klachten zijn veroorzaakt door het verkeersongeval. De behandelend artsen van [eiser] , laatstelijk de aan Heliomare verbonden artsen, erkennen een verband tussen de klachten en beperkingen en het voorval. Ook de medisch adviseur van de aansprakelijkheidsverzekeraar van Alliander erkent een oorzakelijk verband evenals de onderzoekers van het door Alliander ingeschakelde instituut Ergatis.

5.11.
Alliander brengt hiertegen, kort gezegd, het volgende in. Aannemelijk is dat [eiser] enige schade heeft geleden door het ongeval, maar niet aannemelijk is dat alle geclaimde schade aan het ongeval kan worden toegerekend. De aanhoudende problemen waar [eiser] mee te kampen stelt te hebben, zijn niet, althans niet allemaal, aan het ongeval te wijten.
De herstelprognose die de behandelend neuroloog kort na het ongeval van [eiser] heeft besproken was gunstig. De klachten zouden na enkele weken c.q. maanden zijn verdwenen. Dit bleek ook het geval. [eiser] herstelde redelijk snel na het ongeval en was in april 2015 weer volledig in zijn werk bij Alliander gere-integreerd.
De problemen en beperkingen waar [eiser] stelt mee te maken te hebben, hebben een andere oorzaak. [eiser] had voor het ongeval al een psychiatrisch verleden, waarbij sprake was van psychische klachten en een burn-out. Ook in de periode voor het ongeval was sprake van een hoog ziekteverzuim bij [eiser] . Voorts wijst Alliander erop dat [eiser] na het ongeval een van het ongeval losstaande gecompliceerde medische behandeling heeft ondergaan en te maken heeft gehad met stressvolle en emotionele familieomstandigheden. Gesteund door haar medisch adviseur stelt Alliander dat deze omstandigheden (mede) als oorzaak van verschillende klachten en beperkingen van [eiser] moeten worden aangemerkt.

5.12.
De kantonrechter overweegt als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:98 BW komt voor vergoeding slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. De stelplicht en de bewijslast van feiten en omstandigheden die voor de toepassing van voornoemd wetsartikel relevant zijn rusten in beginsel op de benadeelde. De kantonrechter ziet geen aanleiding om in onderhavige zaak hiervan af te wijken.

5.13.
Dit betekent dat [eiser] dient te stellen en, gelet op de betwisting van Alliander, dient te bewijzen dat de door hem ondervonden klachten en beperkingen die samenhangen met de door hem gesteld geleden schade, het gevolg zijn van het hem op 29 november 2013 overkomen verkeersongeval. Aanknopingspunten voor het vereiste causaal verband zijn volgens [eiser] te vinden in verschillende medische rapportages, maar gelet op de gemotiveerde betwisting van Alliander die op haar beurt evenzeer verwijst naar medische rapportages, kan het vereiste causaal verband nog niet worden vastgesteld. Zoals gezegd is het aan [eiser] om dit bewijs te leveren. Om tot bewijs te worden toegelaten, dient [eiser] aan zijn stelplicht te hebben voldaan. De eisen die aan de stelplicht van [eiser] kunnen worden gesteld zijn mede afhankelijk van de mate waarin Alliander haar verweer op dit onderdeel heeft gemotiveerd. Iedere beslissing op dit onderdeel wordt vooralsnog aangehouden. Duidelijk is wel dat in deze zaak rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van bewijslevering door [eiser] , waarbij bewijs door middel van een deskundigenbericht eventueel geboden is.

5.14.
Alvorens hierover een definitieve beslissing te nemen acht de kantonrechter een mondelinge behandeling geboden. Op deze mondelinge behandeling zal onder meer worden ingegaan op het processueel debat tussen partijen over het causaal verband, de omvang van de schade, de mogelijkheid om deze schade in deze procedure te begroten en de wenselijkheid van een eventuele verwijzing naar de schadestaatprocedure.
Op deze mondelinge behandeling kunnen partijen zich voorts uitlaten over de wenselijkheid van het gelasten van een deskundigenbericht, het aantal te noemen deskundige(n), de specifieke deskundigheid waarover deze moet(en) beschikken, de aan de deskundige te stellen vragen, de hoogte van het kostenvoorschot en de partij die met de betaling van dit voorschot moet worden belast. Voorgaande opsomming is niet uitputtend.

5.15.
Deze mondelinge behandeling kan evenzeer door partijen worden gebruikt om een onderlinge regeling te treffen. In dat opzicht wijst partijen erop dat zij er beiden van uit gaan dat het verkeersongeval enige schade voor [eiser] tot gevolg heeft gehad. In dat kader draagt de kantonrechter [eiser] op zijn schade zoveel mogelijk concreet en onderbouwd met bescheiden te begroten.

Mondelinge behandeling

5.16.
De kantonrechter bepaalt dat in deze zaak een mondelinge behandeling (zitting) zal plaatsvinden. Die zitting heeft als doel inlichtingen van partijen te verkrijgen, te onderzoeken of een schikking mogelijk is en eventueel afspraken te maken over de verdere voortgang van de procedure. Voor de zitting is 90 minuten tijd gereserveerd. Partijen kunnen op na te melden roldatum hun verhinderdata opgeven.

Schriftelijke aantekeningen

5.17.
Partijen en/of hun gemachtigden kunnen op de zitting hun standpunten kort (in beginsel 10 minuten per partij) nader toelichten. Indien daarbij gebruik wordt gemaakt van pleitaantekeningen mag dit stuk hooguit 4 pagina’s (formaat A4) beslaan.

Nadere stukken

5.18.
Partijen dienen uiterlijk 10 dagen voor de dag van de zitting aan de kantonrechter en de wederpartij een kopie te sturen van alle stukken die voor de beoordeling van de zaak noodzakelijk zijn en die nog niet in de procedure zijn overgelegd. De originele stukken dienen zij bij zich te hebben bij de zitting.

5.19.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

ECLI:NL:RBNHO:2020:4956