RBNNE 151122 Koerier overkomt ongeval met bedrijfsauto; deskundigenbericht tzv omvang verzekeringsplicht
- Meer over dit onderwerp:
RBNNE 151122 Koerier overkomt ongeval met bedrijfsauto; deskundigenbericht tzv omvang verzekeringsplicht
2
De beoordeling
2.1.
Op 6 september 2022 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen. De inhoud van dit tussenvonnis dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
2.2.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis overwogen dat in het licht van de huidige stand van het partijdebat vooralsnog geen voldragen antwoord kan worden gegeven op de vraag of [b.v.] Koeriers aan haar verzekeringsplicht als werkgever heeft voldaan, in die zin dat zij - indachtig de door de Hoge Raad hiervoor geformuleerde maatstaven (uiteengezet in rechtsoverweging 4.18. van het tussenvonnis) - ten tijde van het ongeval van [eiser] met de bedrijfsauto van [b.v.] Koeriers beschikte over een behoorlijke verzekering voor verkeersongevallen van haar werknemers. De kantonrechter heeft verder overwogen dat beantwoording van deze vraag specifieke kennis op het gebied van het verzekeringsrecht vereist. Om deze redenen heeft de kantonrechter overwogen dat hij voornemens is om een deskundige op verzekeringsrechtelijk gebied te benoemen, teneinde de kantonrechter van advies te dienen over de hiervoor genoemde vraag.
2.3.
Partijen hebben zich hierna bij akte kunnen uitlaten over de aard van de verlangde deskundigheid, de persoon van de deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen.
De persoon van de deskundige
2.4.
Uit de aktes van partijen blijkt dat zij overeenstemming hebben bereikt over de persoon van de te benoemen deskundige, te weten prof. mr. M.L. Hendrikse, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Partijen verzoeken de kantonrechter om tot diens benoeming als deskundige over te gaan.
2.5.
Zoals in de rolbeslissing reeds is overwogen, heeft de deskundige desgevraagd verklaard dat hij bereid en in staat is om het deskundigenonderzoek uit te voeren en dat hij vrij staat ten opzichte van beide partijen. Uit de door partijen na de rolbeslissing genomen aktes blijkt dat zij akkoord gaan met de door de deskundige genoemde aansprakelijkheidsbeperking. De kantonrechter zal daarom thans overgaan tot de benoeming van prof. mr. Hendrikse tot deskundige.
De aan de deskundige te stellen vragen
2.7.
Partijen hebben in hun aktes na tussenvonnis vragen aan de deskundige voorgesteld. De kantonrechter zal een gedeelte van deze vragen. overnemen. Een aantal vragen, met name afkomstig van de zijde van [b.v.] Koeriers, zal de kantonrechter echter niet overnemen. Daartoe is het volgende redengevend.
2.8.
Het kader van het deskundigenonderzoek is, zoals hiervoor al gememoreerd, dat de deskundige een onderzoek zal uitvoeren naar de vraag of [b.v.] Koeriers, op basis van de verzekeringen die zij ten tijde van het verkeersongeval van [eiser] op 11 oktober 2017 had afgesloten, aan haar verzekeringsplicht als werkgever heeft voldaan, in die zin dat [b.v.] Koeriers een behoorlijke verzekering had afgesloten voor werknemers van wie de werkzaamheden ertoe kunnen leiden dat zij als bestuurder van een motorvoertuig betrokken raken bij een verkeersongeval. De deskundige moet in dat verband beoordelen wat de destijds bestaande verzekeringsmogelijkheden waren, waarbij ook van belang is tegen betaling van welke premies die verzekeringen konden worden verkregen en wat destijds de heersende maatschappelijke opvattingen waren over de vraag voor welke schade een behoorlijke verzekering dekking moet verlenen.
2.9.
De deskundige hoeft, anders dan [eiser] voorstelt, naar het oordeel van de kantonrechter niet te onderzoeken welke bedragen door de ongevallenverzekeraars aan [eiser] zijn uitgekeerd, aangezien die bedragen tussen partijen niet in geschil zijn en daarmee in deze procedure vaststaan. Zoals onder 2.19. van het tussenvonnis is vastgesteld, hebben de ongevallenverzekeraars een bedrag van in totaal € 6.629,42 aan [eiser] uitgekeerd.
2.10.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter (onder 4.25.) ook overwogen dat in de jurisprudentie van de Hoge Raad tot dusverre geen uitzondering op de vereiste verzekeringsdekking is gemaakt voor lagere gradaties van schuld dan opzet of bewuste roekeloosheid, in die zin dat onder omstandigheden ook dan géén vergoedingsplicht voor de werkgever zou bestaan en dat om die reden geen grond bestaat om de door [b.v.] Koeriers bepleite - verdergaande - uitzondering hierop in geval van lichtere vormen van schuld aan te nemen. Daarmee is dit geschilpunt beslecht.
Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter voorbij zal gaan aan de door [b.v.] Koeriers voorgestelde vraag 7 welke andere c.q. lichtere vormen van uitsluiting van verzekeringsdekking dan opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer (zoals roekeloosheid) waren opgenomen in de (polis)voorwaarden van de desbetreffende verzekeringen voor verkeersongevallen van werknemers die een koeriersbedrijf in 2017 kon afsluiten. Hetzelfde geldt voor de door [b.v.] Koeriers voorgestelde vragen 9, 10 en 11, die allen ook uitgaan van uitsluiting van verzekeringsdekking van lichtere vormen van schuld dan opzet of bewuste roekeloosheid.
2.11.
[b.v.] Koeriers heeft in haar akte na tussenvonnis aangegeven dat uit de offerte van Eswé van 13 juli 2016 blijkt dat de enige aanvullende verzekering die voor werknemersschade kon worden afgesloten een Schadeverzekering Inzittenden (SVI) betreft. Zij stelt tegen die achtergrond de vraag voor of ten tijde van het ongeval in het licht van de destijds geldende maatschappelijke opvattingen ten aanzien van verkeersongevallen van werknemers van een koeriersbedrijf een SVI-verzekering gezien werd als slechts een aanvulling c.q. een extra op de overige verzekeringen (zoals die door [b.v.] Koeriers waren afgesloten) óf juist als een absolute noodzaak om als werkgever te voldoen aan de vereisten van een behoorlijke verzekering als bedoeld in artikel 7:611 BW.
De kantonrechter zal ook deze vraag niet overnemen, aangezien het in het kader van het te verrichten onderzoek aan de deskundige is om (zelf) vast te stellen welke verzekeringen ten tijde van het ongeval ten behoeve van verkeersongevallen van werknemers konden worden afgesloten. In dat kader kan ook de noodzaak van het afsluiten van een SVI-verzekering aan de orde komen.
2.12.
Met inachtneming van het voorgaande zal de kantonrechter de volgende vragen aan de deskundige voorleggen:
1. Wat was ten tijde van het verkeersongeval van [eiser] met de bedrijfsauto van [b.v.] Koeriers op 11 oktober 2017 in uw visie - gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad over de verplichting van de werkgever om zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering van verkeersongevallen van werknemers1 - in het licht van de heersende maatschappelijke opvattingen een behoorlijke verzekering voor verkeersongevallen van werknemers van een koeriersbedrijf? Wilt u hierbij in elk geval ingaan op de volgende onderwerpen?
a. Kunt u allereerst vaststellen welke verzekeringen [b.v.] Koeriers destijds ten behoeve van verkeersongevallen van haar werknemers had afgesloten?
b. Wat waren destijds de bij reguliere verzekeraars bestaande verzekeringsmogelijkheden voor verkeersongevallen van werknemers van een koeriersbedrijf (met een omvang) als dat van [b.v.] Koeriers? Wilt u daarbij in ieder geval aandacht schenken aan de volgende opties: Ongevallenverzekering voor Inzittenden (OVI), Schadeverzekering voor Inzittenden (SVI), bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering (AVB), werkgeversaansprakelijkheidsverzekeringen (WEGAS/WEGAM) en de Goed Werkgeverschapsverzekering?
c. Waren de hiervoor onder b. bedoelde verzekeringen destijds voldoende bekend voor koeriersbedrijven?
d. Tegen welke premies konden de betreffende verzekeringen voor verkeersongevallen voor werknemers van een koeriersbedrijf destijds bij reguliere verzekeraars worden verkregen?
e. Wat was destijds in het licht van de heersende maatschappelijke opvattingen het schadebedrag (naar aard en omvang) waarvoor een behoorlijke verzekering voor verkeersongevallen van werknemers dekking behoorde te bieden bij een koeriersbedrijf als dat van [b.v.] Koeriers?
f. Had [b.v.] Koeriers andere verzekeringen kunnen afsluiten dan zij destijds had lopen? Zo ja, welke? Wat was dan het verzekerde bedrag geweest? Wat zou [eiser] dan (maximaal) uitgekeerd hebben gekregen?
2. Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van belang kunnen zijn?
Het voorschot op de kosten van de deskundige
2.12.
De deskundige zal worden gevraagd om een kostenbegroting voor het uitvoeren van het deskundigenonderzoek op te stellen. Partijen krijgen nog de gelegenheid om daarop te reageren.
2.13.
De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om in afwijking van de hoofdregel van artikel 195 Rv beide partijen bij helfte te belasten met de betaling van het voorschot van de deskundige. Zij zullen daarvoor te zijner tijd een nota ontvangen. ECLI:NL:RBNNE:2022:4276
1Kenbaar uit HR 1 december 2008, ECLI:NL:HR:BD3129 en HR 1 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB6175
2Kenbaar uit HR 1 december 2008, ECLI:NL:HR:BD3129 en HR 1 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB6175