Hof Den Bosch 230908 vuurtje stokende jongens werknemer, en niet aansprakelijk t.o.v wergever
- Meer over dit onderwerp:
Hof Den Bosch 230908 vuurtje stokende jongens werknemer, en niet aansprakelijk t.o.v wergever
4.5.4. Ingevolge artikel 7:661 BW is dwingendrechtelijk voorgeschreven
dat de werknemer in beginsel niet aansprakelijk is voor de door hem aan
de werkgever toegebrachte schade, tenzij de schade een gevolg is van
zijn opzet of bewuste roekeloosheid.
4.5.5. Voor een bewust roekeloos handelen in de zin van artikel 7:661
lid 1 BW is vereist dat [minderjarige zoon C.] en [minderjarige zoon
F.] tijdens de hen verweten handeling (te weten het stoken van een
vuurtje) zich daadwerkelijk bewust waren van het roekeloze karakter van
hun gedraging (cf HR 14 oktober 2005, NJ 2005, 539). Daarvan is eerst
sprake indien [minderjarige zoon C.] en [minderjarige zoon F.], hoewel
zij zich ervan bewust waren dat door hun handeling de kans op schade
aan de hoogwerker aanzienlijk groter was dan de kans dat geen schade
zou optreden, zich daardoor niet hebben laten weerhouden.
4.5.6. Naar het oordeel van het hof is aan laatstbedoeld criterium in
het onderhavige geval niet voldaan, zoals volgt uit het onderstaande.
4.5.7. Als onvoldoende weersproken is komen vast te staan dat
[minderjarige zoon C.] en [minderjarige zoon F.] het vuurtje hebben
gestookt in de nabijheid van de hoogwerker in kwestie. Dit blijkt ook
uit de schriftelijke verklaring van [Z.] van 11 december 2004
(productie 5 bij inleidende dagvaarding). In het expertiserapport van
CED Bergweg wordt geen melding gemaakt van de brandhaard. Anders dan
[X.] heeft gesteld, blijkt uit dat rapport niet, en evenmin uit de
daarbij gevoegde foto’s, dat het vuurtje onder de hoogwerker is
gestookt. Voorts acht het hof, mede gelet op de lage buitentemperatuur,
het niet onaannemelijk dat [minderjarige zoon C.] en [minderjarige zoon
F.] het vuurtje hebben gestookt met het doel zich te warmen. Toen het
vuur zich uitbreidde, hebben zij direct actie ondernomen om het vuur
met behulp van water en zand te blussen. Er zijn onvoldoende feiten
en/of omstandigheden gesteld dan wel gebleken op grond waarvan kan
worden geoordeeld dat [minderjarige zoon C.] en [minderjarige zoon F.]
zich bewust waren van het gevaar dat de hoogwerker brandschade zou
oplopen. Integendeel, mede gezien de jeugdige leeftijd van
[minderjarige zoon C.] en [minderjarige zoon F.] gaat het hof ervan uit
dat zij, door het vuurtje te stoken, veeleer ondoordacht hebben
gehandeld.
4.5.8. Uit het voorgaande volgt eveneens dat niet van opzet aan de
zijde van [minderjarige zoon C.] en [minderjarige zoon F.] kan worden
gesproken. LJN BG2158