Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE 221122 Bij het omzagen van een boom valt deze op schuur van werkgever; wn-er niet aansprakelijk voor de schade

RBOVE 221122 Bij het omzagen van een boom valt deze op schuur van werkgever; wn-er niet aansprakelijk voor de schade

5
De beoordeling

5.1.
De hoofdvraag in deze kwestie is of [werkgever] de door haar geleden schade mocht verrekenen met het salaris van [X] . Als dat niet het geval is, heeft [X] in beginsel recht op het overeengekomen salaris. Dit is alleen anders als [werkgever] gevolgd moet worden in haar stelling dat partijen in november 2021 onbetaald verlof zijn overeengekomen en [X] in januari 2022 ongeoorloofd afwezig is geweest. Daarnaast is tussen partijen in geschil of [X] recht heeft op de door hem gevorderde (on)kostenvergoedingen.

5.2.
De kantonrechter zal eerst beoordelen of [werkgever] haar schade mocht verrekenen met het salaris. Daarna zal hij de in conventie naar voren gebrachte (loon)vorderingen van [X] behandelen.

in reconventie

Schadevordering

5.3.
Op grond van artikel 7:661 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is een werknemer in beginsel niet aansprakelijk voor schade die hij toebrengt aan zijn werkgever. Dit is alleen anders als de schade is ontstaan als gevolg van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [X] niet bewust roekeloos heeft gehandeld. Daarbij neemt de kantonrechter in overweging dat de door [werkgever] gestelde werkwijze – dat [X] op het erf de bomen die voor kap in aanmerking kwamen eerst moest markeren en die vervolgens pas na toestemming van [werkgever] mocht omzagen – niet aannemelijk is gemaakt, laat staan dat deze werkwijze gold om ongelukken en schadegevallen als deze te voorkomen én [werkgever] [X] uitdrukkelijk op deze werkwijze heeft gewezen. [werkgever] verwijst in dit kader naar (het onder 3.3. opgenomen deel van) artikel 1 lid 2 van de arbeidsovereenkomst, maar de kantonrechter kan hier niet de gestelde werkwijze uit afleiden.

5.5.
Dat [X] enige spanning ervaarde op het moment dat hij overging tot het omzagen van de boom en ook nadat de boomtop in andere bomen bleef hangen, maakt ook nog niet dat kan worden geoordeeld dat hij bewust roekeloos handelde. Zoals door [X] hierover verklaard, was het een wat spannendere plek omdat er een schuur in de buurt van de boom stond. Hij verwachtte echter niet dat de boom op de schuur zou vallen. Ook toen de boomtop in de andere bomen bleef hangen, was dit volgens [X] niet de verwachting, omdat de boom niet richting de schuur hing. Hij heeft er dan ook niet over nagedacht om [werkgever] op dat moment te informeren over de situatie. Het komt bovendien volgens [X] wel vaker voor dat een boomtop in andere bomen blijft hangen.

5.6.
Hij stelt dat hij, nadat de boomtop in andere bomen bleef hangen, een kwartier lang heeft nagedacht over de mogelijkheden om de boom verder om te zagen en te bekijken wat de beste optie was. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [X] niet roekeloos heeft gehandeld, laat staan bewust roekeloos; hij heeft gewoon zijn werk gedaan en juist nagedacht over de manier waarop hij de situatie het beste kon aanpakken. Ditzelfde geldt voor het feit dat hij de boom (in etappes) van de schuur heeft gehaald. Dat de door hem gemaakte keuzes, kennelijk achteraf niet de beste keuzes waren, maakt zijn handelen nog niet bewust roekeloos.

5.7.
Tot slot betwist [X] dat [C] tegen hem had gezegd dat hij – nadat de boom op de schuur was gevallen – de situatie moest laten voor wat hij was totdat [B] aanwezig zou zijn. Nu dit niet door [werkgever] aannemelijk is gemaakt, gaat de kantonrechter aan deze stelling voorbij.

5.8.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [werkgever] dan ook af. ECLI:NL:RBOVE:2022:3633