Rb Leeuwarden 230211 skiongeval, invloed Fédération Internationale du Ski ( FIS) regels
- Meer over dit onderwerp:
Rb Leeuwarden 230211 skiongeval, invloed Fédération Internationale du Ski ( FIS) regels 
2.  De feiten 
 2.1.  [X] en [Y] waren in 2009 samen met anderen op skivakantie in     Val Thorens in Frankrijk. Zij waren (redelijk) ervaren skiërs. [X], [Y]     en hun neef [Z] skieden al gedurende ongeveer een week steeds in     wisselende volgorde en op wisselende afstanden achter elkaar aan of zij     ontmoetten elkaar bij de skilift. Op 24 februari 2009 moest [Y], die     achter [X] aan skiede, plotseling uitwijken voor een jongen die op  een    ski zijn pad kruiste. Door deze uitwijkmanoeuvre raakte [Y]  vervolgens    met een punt van de ski de skischoen van [X], die daardoor  ten val  kwam.   Er waren op de betreffende dag geen omstandigheden die  het skiën    gevaarlijk maakten. 
 2.2.  [X] heeft letsel opgelopen ten gevolge van de val. Hij heeft     gescheurde schouderbanden links en een beschadigd AC gewricht links. In     2009 is hij aan zijn schouder geopereerd. [X], die een eigen bedrijf     heeft, is vanaf de datum van het ongeval arbeidsongeschikt. 
 2.3.  [X] heeft [Y] bij brief van 15 april 2009 aansprakelijk     gesteld voor geleden en te lijden schade. Unigarant N.V. is de     aansprakelijkheidsverzekeraar van [Y]. 
 2.4.  Mevrouw [Q] van Raasveld expertise, door wie Unigarant N.V.     zich heeft doen bijstaan, heeft met de advocaat van [X] de bij het     skiongeval betrokken personen, namelijk [X], [Y] en hun neef [Z],     gehoord. Hun verklaringen over de toedracht van het skiongeval luiden     voor zover van belang als volgt. 
 [X] 
 “ (…) Wij maakten vervolgens met zijn drieën de afdaling ‘Plateau’.     Dit is een blauwe piste en een korte afdaling. (…)Er was voldoende     ruimte om te skiën. Die dag was het voor het eerst mooi weer.(…)Wij     konden redelijk rechtuit naar beneden skiën. Ik skiede voorop,     daarachter mijn broer en daarachter mijn neef [Z]. Mijn broer vertelde     mij later dat hij moest uitwijken voor een kind (een jongen) dat in   zijn   skibaan kwam. Hij kon mij toen niet ontwijken en is mij achterop     geskied. Het gebeurde achter mij. Ik heb dus niet gezien wat er     gebeurde.” 
 [Y] 
 “ (…) Ik dacht dat het een rode afdaling was. (…) [X] was voorop en     toen kwam ik, circa een meter achter hem, iets links van hem. [Z] zat     weer achter mij. Ook weer 1 à 2 meter achter mij. (…) Toen zag ik uit     een ooghoek dat er een jongetje op mij afkwam. Het jongetje kwam van     links. Hij stond nog maar op een ski. (…) Ik dacht toen: ik ga achter     mijn broer langs, om het jongetje te ontwijken. Dat lukte niet en  toen    raakte ik mijn broer vol op zijn schoenen. (…) Het was niet  extreem  druk   op de piste. Het was niet overbevolkt. Het was die dag  mooi  weer.” 
 [Z] 
 “ (…) [X] ging voorop, toen [Y] en dan kwam ik. Ik denk dat ik zo’n     40 à 50 meter afstand had tot [Y]. [Y] had circa 20 meter afstand van     [X]. Zij zaten dichter op elkaar dan dat ik op [Y] zat. Wij gingen  recht    naar beneden. Er kwam toen een jongetje van rechts. Ik zag dat  [Y]  dat   jongetje wilde ontwijken. [Y] skiede toen bij [X] achterop.  Zij  stonden   nog even en toen vielen zij. Ik zat erachter, het  gebeurde  voor mijn   neus”. 
 2.5.  De Fédération Internationale du Ski (verder te noemen FIS)     heeft regels opgesteld. De tweede en derde regel luiden als volgt: 
 “Iedere skiër moet te allen tijde op tijd kunnen stoppen of     uitwijken. Hij moet zijn snelheid en wijze van skiën aanpassen aan zijn     skivaardigheid, de conditie van de piste, de sneeuw en     weersomstandigheden, alsook aan de drukte van de piste” 
 “De van achteren komende skiër moet zijn spoor zo kiezen dat hij skiërs voor zich niet in gevaar brengt. 
 3.  Het geschil 
 3.1.  [X] vordert   samengevat - bij vonnis, zoveel mogelijk     uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat [Y] onrechtmatig     heeft gehandeld jegens [X] en dat [X] c.s. hoofdelijk aansprakelijk is     voor de door [X] geleden en nog te lijden materiële en immateriële     schade, nader op te maken bij staat met veroordeling van [X] c.s. in  de    kosten van de procedure. 
 3.2.  [X] c.s. voert verweer. 
 3.3.  Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 
 4.  De beoordeling 
 4.1.  [X] legt de volgende stellingen aan zijn vordering ten     grondslag. Volgens hem heeft [Y] onrechtmatig jegens hem gehandeld. Hij     heeft niet de voorzichtigheid betracht die van hem verwacht mocht     worden. Hij heeft [X] aan een groter risico blootgesteld dan onder de     gegeven omstandigheden redelijkerwijs verantwoord was. [X] stelt dat  [Y]    een tweetal regels van de FIS heeft overtreden. Volgens [X] staat   vast   dat [Y] niet in staat was tijdig te stoppen en om veilig uit te   wijken.   Hij heeft, door zoals hij zelf heeft gezegd, 1 of 2 meter   achter hem te   skiën, de voor hem skiënde [X] in gevaar gebracht en hij   heeft   onvoldoende afstand tot hem genomen. Hij had zijn snelheid en   wijze van   skiën zo moeten aanpassen dat hij [X] niet in gevaar  bracht.  Los van het   feit dat [Y] onrechtmatig heeft gehandeld door de  FIS  regels te   overtreden, heeft hij volgens [X] eveneens  onrechtmatig  gehandeld door   een jegens hem in acht te nemen  veiligheidsnorm te  schenden. Hij heeft   namelijk te dicht achter [X]  aan geskied. Van een  sport- en spelsituatie   is volgens hem geen  sprake. [X] behoefde  namelijk niet, zoals   bijvoorbeeld in het geval  van een  voetbalwedstrijd, tot op zekere hoogte   gevaarlijke  gedragingen waartoe  het spel uitlokt, te verwachten. 
 4.2.  [X] c.s. verweert zich en stelt het volgende. [X] c.s. betwist     dat [Y] in strijd met de FIS regels heeft gehandeld. Aan de FIS regels     komen volgens hem niet de reikwijdte toe zoals door [X] is gesteld.   Het   gaat om praktische wenken die skiërs bewust moeten maken van de   risico’s   van hun sport en niet om aansprakelijkheidsscheppende     verkeersveiligheidsregels. De vraag die volgens [X] c.s. moet worden     beantwoord is of [Y] in de gegeven omstandigheden anders had kunnen en     moeten handelen. Volgens [X] c.s. moet in de beoordeling worden     betrokken het gevaar dat partijen gezien hun bijzondere verhouding over     en weer redelijkerwijs kunnen en mogen verwachten. Indien de  gedraging    schade oplevert en de schade tot het scala aan gedragingen  behoort  dat   onder de gegeven omstandigheden als normaal of redelijk  valt aan  te   merken, dan is zij niet onrechtmatig jegens de ander. De  vraag of  door   een deelnemer aan een sport- of spelsituatie  onrechtmatig is  gehandeld   dient minder snel bevestigend te worden  beantwoord. Volgens  de Jong c.s.   heeft [Y] voldoende afstand genomen,  heeft geen van allen  zich in de   vakantie beklaagd over de snelheid  of afstand en waren zij  ervaren   skiërs die met militaire precisie  achter elkaar aan skieden.  Skiën is nu   eenmaal een risicovolle sport,  al helemaal in  groepsverband. Door een   ongelukkige samenloop van  omstandigheden,  waarvan de voornaamste -en   buiten de invloedssfeer  van [Y] gelegen-  reden het losschieten was van   een ski van een  jongetje, tikte [Y] de  ski van [X] die daardoor   toevallig viel en  gewond raakte. 
 4.3.  De rechtbank oordeelt als volgt. Nu Nederlands recht van     toepassing is dient de vraag of [Y] aansprakelijk is te worden     beantwoord aan de hand van artikel 6:162 BW. Mitsdien dient beoordeeld     te worden of [Y] heeft gehandeld in strijd met hetgeen in het     ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Ten aanzien     van de FIS regels, waarvan [X] stelt dat deze door [Y] zijn  overtreden,    oordeelt de rechtbank dat deze als een nadere uitwerking  van de    zorgvuldigheidsnorm dienen te worden beschouwd. Bij de  beantwoording van    de vraag of [Y] de zorgvuldigheid in acht heeft  genomen die van hem  in   de onderhavige omstandigheden mocht worden  verwacht dient van de    volgende vaststaande feiten te worden  uitgegaan. De weersomstandigheden    waren goed, het was niet druk op de  piste en [X], [Y] en hun neef, die    allemaal (redelijk) ervaren  skiërs zijn, skieden al meerdere dagen op    dezelfde wijze achter  elkaar aan. Mitsdien kan worden aangenomen dat  op   de betreffende dag  tijdens het skiën niet een grotere  behoedzaamheid dan   onder andere  omstandigheden was vereist. Voorts  dient te worden   aangenomen dat [Y]  zijn snelheid van skiën heeft  aangepast aan zijn   skivaardigheid, de  conditie van de piste, de sneeuw  en   weersomstandigheden, alsook aan  de drukte van de piste, nu gesteld  noch   gebleken is dat hij dat niet  zou hebben gedaan. Bij de  beoordeling dient   tevens in aanmerking te  worden genomen dat [Y]  plotseling moest   uitwijken vanwege een kind  dat zijn pad kruiste,  terwijl geen feiten en   omstandigheden zijn  gebleken waaruit kan worden  afgeleid dat [Y] zich   daarna schuldig  heeft gemaakt aan een gedraging  waarvan hij zich had   behoren te  weerhouden. Dat [Y] niet in staat is  gebleken om na een   eerste  uitwijkmanoeuvre via een tweede  uitwijkmanoeuvre een botsing met   [X]  te voorkomen, kan hem, in het  geval hij in de gegeven omstandigheden    geen zorgvuldigheidsnorm heeft  overtreden, dan ook niet worden    verweten. Een skiër, hoe ervaren en  oplettend ook, kan immers niet in    staat worden geacht te allen tijde  en onder alle omstandigheden een    botsing met een ander skiër te  vermijden. Van het overtreden van een    zorgvuldigheidsnorm is naar het  oordeel van de rechtbank in de gegeven    omstandigheden sprake indien  komt vast te staan dat [Y], zoals [X]  heeft   gesteld en [Y]  aanvankelijk schriftelijk heeft verklaard -maar  later   heeft betwist-  op een afstand van slechts 1 à 2 meter (schuin)  achter   [X] heeft  aangeskied. Naar het oordeel van de rechtbank heeft  [Y] zijn   broer [X]  in dat geval blootgesteld aan een groter gevaar  dan hij in de   gegeven  omstandigheden behoefde te verwachten. Immers,  bij een afstand   van  slechts 1 à 2 meter tussen twee skiërs, is in het  geval van een    verkeerde manoeuvre van een van beiden of van een  ander, het risico van    een botsing voorzienbaar. Nu [X] zich op de  rechtsgevolgen beroept van    het feit dat [Y] te dicht achter hem aan  heeft geskied, door op een    afstand van 1 à 2 meter (schuin) achter  hem aan te skiën, is het aan    hem, op grond van het bepaalde in  artikel 150 Rv, om voornoemde stelling    te bewijzen. [X] zal worden  opgedragen om dit bewijs te leveren. 
 4.4.  De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan. 
 5.  De beslissing 
 De rechtbank 
 5.1.  draagt [X] op te bewijzen dat [Y] op een afstand van 1 à 2 meter (schuin) achter hem aan heeft geskied,  LJN BP5822
