Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof A'dam 160807 PTSS na Bijlmerramp; vordering tot schadevergoeding verjaard

Hof A'dam 160807 PTSS na Bijlmerramp; ruim twaalf jaar na ramp ingediende vordering tot schadevergoeding is verjaard
4.1. Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende.
Op 4 oktober 1992 heeft in de Bijlmermeer te Amsterdam een vliegtuigongeval plaatsgevonden, waarbij een Boeing 747 van El Al is neergestort en de flats Groeneveen en Kleine Kruitberg zijn getroffen. Op 19 oktober 2001 is [betrokkene] medisch onderzocht. Naar aanleiding van dat onderzoek is een tweetal rapporten opgemaakt.

Het rapport Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer (hierna MOVB) houdt onder meer in:

“BETROKKENHEID
Cliënte was als bewoonster van de Bijlmermeer op weg naar een vriendin toen de vliegramp gebeurde; ze was zeer bang en wist niet wat te doen. Na een paar uur heeft ze haar vriendin gevonden en is ze die nacht bij haar gebleven. De Vliegramp Bijlmermeer heeft een grote impact op haar gehad.

KLACHTEN
Sinds de Vliegramp Bijlmermeer voelt ze zich in een soort shock, slaapt slecht en heeft veel klachten.(..) Cliënt brengt deze klachten in verband met de Vliegramp Bijlmermeer.”

Het Psychologisch rapport Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer vermeldt onder meer:

“SVL: Er zijn veel PTSS-klachten en reacties in relatie tot de Vliegramp Bijlmermeer en alle nasleep hiervan.(..) Cliënte geeft aan dat de meeste klachten en reacties al jarenlang aanwezig zijn, maar dat ze de afgelopen zeven dagen vaker voorgekomen zijn.”
[Betrokkene] heeft El Al bij dagvaarding in eerste aanleg van 13 juli 2005 voor het eerst deugdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die zij als gevolg van de Bijlmerramp stelt te hebben geleden.
(...)
4.5. Het hof is van oordeel dat deze grief niet kan slagen en overweegt daaromtrent als volgt. Van toepassing is artikel 3:310 BW. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt. Vaststaat dat [betrokkene] El Al voor het eerst bij dagvaarding van 13 juli 2005 op deugdelijke wijze aansprakelijk heeft gesteld voor de schade die zij als gevolg van de Bijlmerramp stelt te hebben geleden.
Voor beantwoording van de vraag of [betrokkene] haar vordering tot schadevergoeding tijdig aanhangig heeft gemaakt dient derhalve – gelet op voornoemde verjaringstermijn van vijf jaren - te worden vastgesteld of zij eerst vanaf 13 juli 2000 zodanig bekend is geworden met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon dat zij pas vanaf dat moment daadwerkelijk een vordering tot vergoeding van deze schade kon indienen. Hierbij dient voldoende – geen absolute - zekerheid te bestaan dat de schade is veroorzaakt door de aansprakelijk te stellen persoon.

In dat verband geldt het volgende.
[Betrokkene] heeft bij inleidende dagvaarding onder meer gesteld – zakelijk weergegeven – dat zij zich ten tijde van de vliegramp op korte afstand bevond van de flatgebouwen Groeneveen en Klein Kruitberg die door het vliegtuig werden getroffen, dat zij nog net heeft kunnen vluchten, doch niettemin in een shocktoestand is komen te verkeren waardoor zij ernstig geestelijk letsel heeft opgelopen. Door de ingrijpende gebeurtenissen heeft zij onder meer een posttraumatische stressstoornis opgelopen. Tevens heeft zij daaraan andere lichamelijke klachten overgehouden, te weten vrij constante hoofdpijn, pijn op de borst, angstklachten en vermoeidheid, voor welke klachten zij gedurende lange tijd onder behandeling is geweest bij de psychiater en het behandelcentrum De Meren van het AMC. Bij repliek heeft zij daaraan onder meer toegevoegd – zakelijk weergegeven – dat de klachten waarvan zij bij inleidende dagvaarding melding maakte geleidelijk zijn ontstaan en dat haar met betrekking tot de aansprakelijk te stellen persoon is medegedeeld dat een vordering moest worden ingesteld tegen Boeing en El Al. Op grond van de eigen stellingen van [betrokkene] moet aldus worden aangenomen dat zij de na de Bijlmerramp opgetreden klachten mogelijk niet aanstonds maar dan toch in elk geval in de loop van de jaren volgend op 4 oktober 1992 en voor 13 juli 2000, ruim zeven jaar na de ramp, in welke periode [betrokkene] deskundige medische behandeling heeft ondergaan, aan die ramp heeft toegeschreven en dus bekend is geweest met de als gevolg van die ramp aan haar toegebrachte schade, ook al was de exacte omvang van die schade haar nog niet direct bekend.
Aangezien [betrokkene] voorts zelf heeft gesteld dat haar is medegedeeld dat El Al voor die schade moest worden aangesproken en zij niet aanvoert – hetgeen, zo van toepassing, op haar weg had gelegen – dat dit pas na 13 juli 2000 is geweest, moet in rechte worden aangenomen dat [betrokkene] reeds voor 13 juli 2000 – vijf jaar voor het uitbrengen van de inleidende dagvaarding – zodanig bekend was met de door haar geleden schade en de daarvoor aansprakelijke persoon, dat zij daadwerkelijk in staat was een vordering tegen El Al in te stellen.
Daarop gelet heeft de rechtbank met juistheid het door El Al gedane beroep op verjaring gehonoreerd.
De grief faalt dus.
LJN BB8800