Rb Alkmaar 260510 westfriese flora; regresvordering standhouder t.o.v. organisatie en eigenaar veilinghallen verjaard
- Meer over dit onderwerp:
Rb Alkmaar 260510 westfriese flora; regresvordering standhouder t.o.v. organisatie en eigenaar veilinghallen verjaard
(NB eerder procedures over deze zaak: LJN AA4000 , AA4370AA9299 , AE5162, BB6504
4.7.De rechtbank ziet aanleiding allereerst het beroep op verjaring te beoordelen.
4.8.Indien CNB c.s. naast Eiseres aansprakelijk moet worden gehouden voor de schade van Eiser in de hoofdzaak geldt dat CNB c.s. en Eiseres ingevolge artikel 6:102 BW juncto artikel 6:10 BW hoofdelijk verbonden zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding om de regresvordering op CNB c.s. verjaringsrechtelijk anders te kwalificeren dan de hoofdvordering, zodat ook de regresvordering onder de werking van artikel 3:310 BW valt. Op grond van dit artikel verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden.
4.9.Partijen twisten over de vraag op welk moment de verjaring is aangevangen. CNB c.s. stelt zich in dat kader op het standpunt dat Eiseres reeds vanaf 30 november 1999 - het moment waarop Eiser in de hoofdzaak Eiseres in rechte betrok - juridische actie had kunnen ondernemen tegen CNB c.s. en aldus de verjaring had kunnen stuiten. Ook had Eiseres vanaf februari 2000 - nadat de Consumentenbond haar collectieve actie tegen (onder meer) Eiseres begon - wederom uitdrukkelijk de mogelijkheid om juridische actie tegen CNB c.s. te ondernemen.
4.10.Bij conclusie van repliek heeft Eiseres gesteld dat de contouren van het potentiële geschil weliswaar eerder duidelijk waren, maar dat zij nog niet eerder is veroordeeld tot vergoeding van de door Eiser in de hoofdzaak in de hoofdzaak gevorderde schade. Daarom is de verjaringstermijn nog niet aangevangen. Volgens Eiseres stond het haar vrij om CNB c.s. eerst na een veroordeling in de hoofdzaak in een afzonderlijke procedure in rechte te betrekken. Ter zitting heeft Eiseres daarover nog gesteld dat eerst na het arrest van het Hof uit 2007 aan voormelde eisen van artikel 3:310 BW was voldaan.
4.11.De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad de verjaringstermijn aanvangt zodra de schuldeiser daadwerkelijk in staat is zijn vordering in te stellen (HR 31 oktober 2003, LJ-Nummer AL8168, Saelman/AZVU). Dit uitgangspunt stemt overeen met de ratio van de korte verjaringstermijn, die niet zozeer de rechtszekerheid dient, als wel berust op een billijke afweging van de belangen van de schuldeiser en de schuldenaar. Aan de zijde van de schuldenaar is van belang dat door tijdsverloop zijn bewijspositie wordt bemoeilijkt en dat hij zekerheid moet kunnen verkrijgen over zijn vermogenspositie. Aan de zijde van de schuldeiser is van belang dat van hem in redelijkheid mag worden verlangd dat hij niet te lang wacht met het instellen van een vordering.
De verplichting tot het tijdig geldend maken van het regresrecht in geval van hoofdelijke aansprakelijkheid volgt ook uit artikel 6:8 BW waarin de redelijkheid en billijkheid op de rechtsbetrekkingen tussen hoofdelijk schuldenaren van toepassing is verklaard.
4.12.Vast staat dat Eiser in de hoofdzaak op 30 november 1999 een kort gedingprocedure tegen onder meer Eiseres heeft aangespannen. Hoewel Eiseres de gegrondheid van deze vordering betwistte, mocht zij deze vordering gelet op de omstandigheden van het geval wel als een serieuze aanspraak opvatten. De rechtbank is van oordeel dat Eiseres vanaf dat moment in ieder geval geacht kon worden bekend te zijn met de schade in de zin van artikel 3:310 lid 1 BW. Dat de gegrondheid van de hoofdvordering betreffende de door Eiser in de hoofdzaak gestelde schade toen nog niet vast stond, maakt het vorenstaande niet anders.
4.13.Voorts staat vast dat de Consumentenbond in februari 2000 een procedure tegen onder meer Eiseres en Flora is gestart. CNB c.s. heeft aangevoerd dat Eiseres in ieder geval vanaf dat moment wist dat CNB c.s. met haar hoofdelijk aansprakelijk zou kunnen zijn. Ook de conclusies van het rapport van het RIVM van maart 2000 bevatten aanwijzingen voor Eiseres om CNB c.s. te kunnen aanspreken. Terecht wijst CNB er op dat ook zij reeds in 2000, in de kort gedingprocedure bij het Hof tussen onder meer Eiser in de hoofdzaak tegen onder meer Eiseres, in beeld was als mogelijk aan te spreken persoon. Dit blijkt uit bijvoorbeeld rechtsoverweging 8.19 van het arrest van 4 januari 2001 van het Hof waarin onder meer staat:"Maar ook als moet worden aangenomen dat het door CNB aan Eiseres geleverde water zodanig met de legionellabacterie was besmet dat CNB daardoor onrechtmatig (...) heeft gehandeld, dan ontheft dit Eiseres niet van haar aansprakelijkheid (...). In dat geval is er sprake van een samenloop van oorzaken die ieder van die personen jegens de benadeelde voor de gehele schade hoofdelijk aansprakelijk doet zijn (...)."
4.14.Eiseres heeft noch bij conclusie van repliek noch ter zitting weersproken dat hij vanaf februari 2000 wist dat CNB c.s. hoofdelijk aansprakelijk zou kunnen zijn. Gelet hierop, het bepaalde in artikel 6:8 BW en de ratio van de verjaringstermijn als bedoeld in artikel 3:310 lid 1 BW is de rechtbank van oordeel dat Eiseres in ieder geval vanaf februari 2000 daadwerkelijk in staat kon worden geacht om een vordering tegen CNB c.s. in te stellen en dat de verjaringstermijn derhalve toen is aangevangen. Gesteld noch gebleken is dat deze termijn op enig moment is gestuit door Eiseres, terwijl vast staat dat Eiseres eerst bij dagvaarding van 3 juni 2008 een regresvordering tegen CNB c.s. heeft ingesteld.
Nu Eiseres vanaf februari 2000 bekend moet worden geacht met de schade en de volgens haar aansprakelijke personen als bedoeld in artikel 3:310 lid 1 BW, concludeert de rechtbank dat ook al zou Eiseres een regresvordering op CNB c.s. hebben, deze inmiddels ruimschoots is verjaard door verloop van meer dan vijf jaren nadien.
4.15.Het beroep van CNB c.s. op verjaring betreffende de door Eiseres gestelde regresvordering op CNB c.s. slaagt derhalve. Voor zover de vordering van Eiseres ziet op regres op CNB c.s. ter zake van de schade van Eiser in de hoofdzaak zal deze reeds gelet op het vorenstaande worden afgewezen. De rechtbank acht het daarom niet nodig om alsnog in te gaan op de vraag of CNB c.s. hoofdelijk aansprakelijk is met Eiseres jegens Eiser in de hoofdzaak.
Zelfstandige vordering van Eiseres tegen CNB c.s. ex artikel 6:102 BW juncto 6:173 BW en 6:174 BW verjaard?
4.16.Ter zitting is gebleken dat zowel CNB als Flora zich beroept op bevrijdende verjaring ingevolge artikel 3:310 BW voor zover Eiseres zich op het standpunt stelt dat CNB c.s. onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar (Eiseres). Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen de aanvulling van het verweer door CNB.
4.17.Eiseres heeft, zoals hiervoor reeds is weergegeven, bij conclusie van repliek gesteld dat de verjaringstermijn nog niet is aangevangen omdat zij - samengevat - nog niet eerder is veroordeeld tot vergoeding van schade verband houdende met de legionellabesmetting op de Flora. Ter zitting heeft Eiseres gesteld dat eerst na het arrest van het Hof uit 2007 aan de eisen van artikel 3:310 BW was voldaan.
4.18.Wat hiervoor onder 4.14 reeds is overwogen geldt ook hier onverkort: vanaf februari 2000 moet Eiseres bekend worden geacht met de schade en de volgens haar aansprakelijke personen als bedoeld in artikel 3:310 lid 1 BW. Ook deze vordering is daarom inmiddels (ruimschoots) verjaard door verloop van (meer dan) vijf jaar na aanvang van de verjaring. Gesteld noch gebleken is immers dat deze termijn op enig moment is gestuit door Eiseres, terwijl vast staat dat Eiseres eerst bij dagvaarding van 3 juni 2008 een zelfstandige vordering tegen CNB c.s. heeft ingesteld.
4.19.Reeds het vorenstaande leidt er dan ook toe dat de zelfstandige vordering ex artikel 6:102 BW juncto 6:173 BW en 6:174 BW van Eiseres tegen CNB c.s. eveneens zal worden afgewezen. Gelet hierop acht de rechtbank het niet nodig om alsnog in te gaan op de vraag of CNB c.s. hoofdelijk aansprakelijk is jegens Eiseres.
Contractbreuk Flora jegens Eiseres?
4.20.Eerst ter zitting heeft Eiseres gesteld dat haar vordering ook is gebaseerd op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichting uit de contractuele relatie tussen Flora en Eiseres.
4.21.Bezien in het licht van de gemotiveerde betwisting hiervan door Flora, dient deze late, terloops geponeerde stelling van Eiseres als onvoldoende onderbouwd te worden verworpen. LJN BM5694