Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 120912 aanvang verjaring ex art. 7:942 (oud) BW vereist aangetekende brief

Rb Amsterdam 120912 aanvang verjaring ex art. 7:942 (oud) BW vereist aangetekende brief

4.  De beoordeling 
Verjaring I 

4.1.  De verzekeraars voeren aan de vordering van [eiseres] is verjaard. 

4.2.  De verzekeraars betogen dat zij bij brief van 26 juni 2007 de vordering van [eiseres] tot uitkering van schade hebben afgewezen, waarbij zij [eiseres] hebben gewezen op de zes-maanden termijn van artikel 7:942 BW. Nu [eiseres] pas bij brief van 10 januari 2008 heeft geprotesteerd tegen de afwijzing van dekking, heeft zij daarmee niet tijdig de verjaring gestuit. De vordering is dan ook verjaard, aldus de verzekeraars. 

4.3.  De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. 
Artikel 7:942 BW (hierna: artikel 7:942 BW (oud)) luidde bij de invoering van het nieuwe verzekeringsrecht op 1 januari 2006 als volgt: 
1. Een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden. Niettemin verjaart de rechtsvordering bij verzekering tegen aansprakelijkheid niet voordat zes maanden zijn verstreken nadat de vordering waartegen de verzekering dekking verleent, binnen de voor deze geldende verjarings- of vervaltermijn is ingesteld. 
2. De verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij op uitkering aanspraak wordt gemaakt. Een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij bij aangetekende brief (cursivering rechtbank) ondubbelzinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen onder eveneens ondubbelzinnige vermelding van het in lid 3 vermelde gevolg. 
3. In geval van afwijzing verjaart de rechtsvordering door verloop van zes maanden. 

4.4.   Dit artikel is op 1 juli 2010 wederom gewijzigd, waarbij onder meer is komen te vervallen het vereiste dat het afwijzen van aanspraak dient te gebeuren bij aangetekende brief. Gelet op het bepaalde in artikel 68 juncto 73 Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek (Ow) is deze nieuwe verzekeringsrechtelijke verjaringstermijn van artikel 7:942 BW echter eerst van kracht vanaf 1 juli 2011. Dit betekent dat artikel 7:942 BW (oud) van toepassing was ten tijde van het verzenden van voornoemde brief van 26 juni 2007. 

4.5.  Vast staat dat de brief van 26 juni 2007 niet aangetekend is verzonden. Volgens de verzekeraars doet dit niet af aan hun stelling dat de verjaringstermijn van zes maanden desalniettemin een aanvang heeft genomen met ingang van 27 juni 2007. De verzekeraars voeren hiertoe aan dat [eiseres] gelet op de bespreking van 6 september 2007 alsmede de brief van 27 september 2007 van de inhoud van de brief van 26 juni 2007 met daarin de verwijzing naar de zes-maanden termijn, op de hoogte was. Daarmee is voldaan aan de ratio van het aangetekend verzenden van een brief. 

4.6.  De rechtbank volgt de verzekeraars niet in hun stellingen. Ingevolge artikel 7:942 BW (oud) verjaart louter in geval van afwijzing bij aangetekende brief de rechtsvordering door verloop van zes maanden. Indien een brief niet aangetekend maar per gewone post is verstuurd, gaat een verjaringstermijn van drie jaar lopen op de dag van de afwijzing. Of, hoewel de aanspraak niet is afgewezen bij aangetekende brief, aan de ratio van aangetekend verzenden is voldaan, maakt niet dat de vordering door verloop van zes maanden verjaart. 

4.7.  Nu de verzekeraars afwijzing zoals vastgelegd in de brief van 26 juni 2007 per gewone brief hebben verzonden, begint een nieuwe verjaringstermijn van drie jaar te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraars de aanspraak hebben afgewezen. Niet in geschil is dat [eiseres] bij brief van 10 januari 2008 aan Aon (en daarmee aan de verzekeraars) hebben geschreven waarom de verzekeraar de schade toch onder de polis zouden moeten laten vallen. Evenmin is in geschil dat deze brief daarmee een stuiting in de zin van artikel 7:942 BW behelst. Ten slotte staat vast dat namens [eiseres] bij brieven van 17 maart 2009 en 15 maart 2011 aan Aon is medegedeeld dat [eiseres] haar aanspraak op uitkering onder de verzekering handhaaft en dat zij met het verzenden van deze brieven een eventuele verjaring stuit. Het beroep van de verzekeraars op verjaring op deze grond wordt dan ook afgewezen.

(...) LJN BY0150