Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-NL 240414 OPS scheepsschilder; vordering verjaard agv vermoeden oorzaak klachten, ondanks dat artsen eiser niet doorverwezen

Rb Noord-NL 240414 OPS scheepsschilder; vordering verjaard agv vermoeden oorzaak klachtenondanks dat artsen eiser niet doorverwezen

uitspraak is in beroep vernietigd: hof-arnhem-leeuwarden-080316-ops-scheepsschilder-verjaringstermijn-gaat-lopen-vanaf-bevestiging-vermoeden-over-oorzaak-klachten

1.
De inhoud van het vonnis van 20 februari 2014 moet hier als herhaald en ingelast worden beschouwd en de daarvan deel uitmakende overwegingen worden gehandhaafd.

2.
[gedaagde] heeft het beroep op verjaring, mede gelet op de door [eiser] voorafgaand aan de comparitie van partijen overgelegde stukken, gehandhaafd.

3.
[eiser] heeft bestreden dat de vordering is verjaard en heeft dat standpunt, mede gelet op de door hem in het geding gebrachte aanvullende stukken, gehandhaafd.

4.
In het tussenvonnis is het toetsingskader omtrent de verjaring geschetst. De korte verjaringstermijn van vijf jaren is van toepassing op de onderhavige vordering. Om vast te kunnen stellen of de vordering verjaard is, dient duidelijk te worden wanneer [eiser] zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Daarbij geldt, zoals is overwogen in rechtsoverweging 5.12 van het tussenvonnis, dat wanneer er voor de benadeelde voldoende aanknopingspunten zijn voor het bestaan van aansprakelijkheid van een voldoende bepaalde persoon, van hem enig onderzoek mag worden gevergd. De benadeelde heeft de gehele verjaringstermijn van vijf jaren om onderzoek te doen, nadat daartoe voor hem voldoende aanleiding is ontstaan.

5.
Door [eiser] zijn een aantal (aanvullende) stukken in het geding gebracht die van belang zijn voor de beoordeling of de vordering is verjaard. Naast hetgeen reeds in het tussenvonnis is opgenomen, acht de kantonrechter de volgende feiten en omstandigheden van belang.

5.1.
In het medisch werkblad van de verzekeringsarts van 2 maart 2001 heeft zij, voor zover van belang, het volgende genoteerd:

“ Is verder vergeetachtig. Denkt zelf aan O.P.S. (wil verwezen). Geen noodzaak voor > teleurgesteld. Werkt vanaf 67 als schilder.”

5.2.
Door [eiser] is de patiëntenkaart van de huisarts in het geding gebracht. Daaruit is af te leiden dat er een consult is geweest op 9 maart 2001. Naar aanleiding van dit consult heeft de huisarts het volgende genoteerd:

“ Is vergeetachtig. Korte termijn geheugen gestoord. vergat in verleden ook afspraken met fysiotherapeut. Moet alles opschrijven. Verder erg opstandig. OPS?”

5.3.
Op 11 maart 2001 heeft de huisarts op de patiëntenkaart genoteerd dat er een brief is verzonden aan de verzekeringsarts. De huisarts heeft deze brief verzonden naar aanleiding van het verzoek van de verzekeringsarts om informatie te verstrekken omtrent klachten van vergeetachtigheid, zoals verzocht bij brief van de verzekeringsarts van 2 maart 2001. De huisarts heeft hier, voor zover van belang, het volgende op geantwoord:

“ (…)
Betreft [eiser] , [geboortedatum] , geslacht M
(…)
Appingedam, 11.03.01
Geachte collega,
Op Uw verzoek, onderstaande gegevens betreffende bovengenoemde patient. Hij is inderdaad vergeetachtig. Met name het korte termijngeheugen lijkt gestoord. Vergeet afspraken, moet alles opschrijven. Jarenlang schilder en wijt zijn geheugenklachten zelf aan OPS. Mogelijk zal dit nog eens onderzocht moeten worden (Maar waar?)”

5.4.
In de teamrapportage van 22 mei 2001 is door de verzekeringsarts, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“ Betreft
Medische beoordeling in het kader van:
Einde wachttijd; eerste arbeidsongeschiktheidsdag: 17-10-2000
(…)
Huidige situatie
(…) Betrokkene claimt korte termijngeheugenproblemen als mogelijk gevolg van OPS. Hij heeft dit ook aangekaart bij de huisarts. (…) Van een stoornis in het korte termijn geheugen heb ik niet kunnen merken tijdens diverse gesprekken die ik met betrokkene voerde.”

5.5.
In haar onderzoeksverslag van 22 mei 2001 is door de verzekeringsarts, voor zover van belang en naast hetgeen reeds geciteerd is in het tussenvonnis, het volgende vermeld:

“ Samenvatting van reeds bekende medische gegevens
(…) Is ook nog bang wegens geheugenproblemen die mogelijk door OPS komen.”

5.6.
Bij beslissing van 22 oktober 2001 is [eiser] gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard. [eiser] heeft tegen deze beslissing bezwaar ingediend. Op 17 mei 2002 is hij onderzocht door bezwaarverzekeringsarts [naam arts] (hierna bezwaarverzekeringsarts). In haar rapportage heeft de bezwaarverzekeringsarts, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“5. Beoordeling
(…) Omdat belanghebbende (en zijn vrouw) klagen over vergeetachtigheid is werk waarbij veel uit het hoofd gedaan wordt of waar hij aan veel dingen moet denken niet geschikt.”

5.7.
In de medische status van 17 mei 2002 heeft de bezwaarverzekeringsarts, voor zover van belang, het volgende geschreven:

“ Anamnese:
(…) Wel vergeetachtig, weet soms niet of hij al gegeten heeft. Wil OPS laten onderzoeken. Vanaf 1967 schilderwerk.”

5.8.
Op 5 juli 2002 heeft verzekeringsarts [naam arts] van UWV Bouwnijverheid een brief aan internist [naam internist] geschreven met het verzoek om informatie om de arbeidsongeschiktheid te kunnen beoordelen in het kader van de WAO. In de brief is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“ Uit mijn onderzoek blijkt:
(…) Ook speelt tussendoor (al vele jaren) zijn eigen visie dat hij OPS heeft opgelopen als schilder. (…)
Om tot een zorgvuldig afgewogen oordeel te komen verzoek ik u de volgende vragen te beantwoorden:
Wat zijn uw bevindingen tot nu toe (diabetes, leveraandoening, OPS)?”

5.9.
In antwoord op het verzoek om informatie heeft de internist kopieën van brieven van zijn hand aan de huisarts gestuurd aan verzekeringsarts [naam arts] . In deze brieven van de internist wordt niet gesproken over klachten omtrent vergeetachtigheid.

5.10.
In zijn rapportage van 11 juli 2002 heeft verzekeringsarts [naam arts] , voor zover van belang, het volgende geschreven:

“ Dossiergegevens
(…)
Daarnaast spelen onbegrepen klachten; betrokkene denkt zelf aan OPS, maar daarvoor bestaat op dit moment geen bewijs.

5.11.
Het eerstvolgende consult op de patiëntenkaart dat betrekking heeft op de klachten omtrent verminderd geheugen en stemmingswisselingen dateert van 19 juni 2008. Naar aanleiding van dat consult heeft de huisarts het volgende genoteerd:

“ wil graag verder verwezen worden voor onderzoek naar OPS in relatie met zijn beroep als schilder in het verleden, 33 jr schilder geweest, al jaren geleden afgekeurd met rug/knieklachten, maar in 2001 al geopperde dat hij ops zou kunnen hebben. toenemde sx van vergeetachtigheid (mn short term) agressiviteit, initiatiefarmoede en ook enige dyspraxie. slecht slapen, nachtelijke onrust. echtgenote vindt hem regelmatig snachts in woonkamer, weet dan net meer dat ie savons naar bed is gegaan. Weet van het bestaan van beroepsziektenteams af in Enschede+Amsterdam, wil graag verwezen worden”

5.12.
Voorts is op 15 augustus 2008 door de huisarts het volgende genoteerd;

“ Gebeld en uitgenodigd voor spreekuur voor verder beleid vast te stellen.”
“ wil graag verder onderzocht worden of hij ops heeft, ook met oog op toekomst. besloten naar medisch spectrum twente te gaan. afgekeurd, volledig sinds 2001 op knie/rug/tenniselleboog/DM, maar toen ook al geheugenstoornissen,”

6.
De kantonrechter oordeelt als volgt.

6.1.
Uit de in rechtsoverwegingen 5.1. tot en met 5.12. geciteerde documentatie blijkt dat [eiser] in de periode 2001 / 2002 meerdere malen en bij verschillen artsen te kennen heeft gegeven dat hij denkt dat zijn klachten van vergeetachtigheid en stemmingswisselingen veroorzaakt worden door OPS. Hij wilde ook graag verwezen worden voor nader onderzoek.

6.2.
Wat opvalt is dat [eiser] in de periode na het consult bij verzekeringsarts [naam arts] in juli 2002, met enige regelmaat consulten heeft gehad bij de huisarts, maar tot het consult van juni 2008, kennelijk niet meer heeft gesproken over zijn vermoeden van OPS.

6.3.
[eiser] heeft in dit verband gesteld dat hij er in de tussenliggende periode niets mee heeft gedaan, omdat zowel de huisarts, als de verzekeringsarts, als de bezwaarverzekeringsarts hem niet doorverwezen hebben voor onderzoek.

6.4.
[eiser] is in de periode 2001 / 2002 kennelijk niet doorverwezen voor nader onderzoek, hoewel hij naar zijn eigen stellingen in de periode daarna in toenemende mate last kreeg van geagiteerdheid, stemmingswisselingen en een verminderd geheugen.

6.5.
[eiser] heeft van meet af aan zelf deze klachten gerelateerd aan zijn arbeidsverleden als schilder. In de onderhavige procedure is alleen [gedaagde] aangesproken, omdat [eiser] naar zijn stelling in dienst van andere werkgevers niet dusdanig aan oplosmiddelen is blootgesteld, dat die blootstellingen kunnen worden gekwalificeerd als een zelfstandige oorzaak van zijn klachten. Wat daar ook van zij, [eiser] is zich er al die tijd van bewust geweest dat de oorzaak van zijn klachten gelegen kon zijn in zijn werkzaamheden bij [gedaagde] en heeft zelf telkens zijn klachten verweten aan OPS.

6.6.
Uit de omstandigheid dat [eiser] reeds in 2001/2002 meermalen melding heeft gemaakt van klachten van vergeetachtigheid en stemmingswisselingen, welke klachten door hemzelf meermaals in verband werden gebracht met het door hem uitgeoefende beroep van schilder en welke klachten door [eiser] als OPS werden gekwalificeerd, leidt de kantonrechter af dat [eiser] toen al bekend was met het aan OPS-gerelateerde ziektebeeld. Naar het oordeel van de kantonrechter was er daarom voor [eiser] met het toenemen van zijn klachten voldoende aanleiding om, in ieder geval binnen een periode van vijf jaren, nogmaals zijn klachten kenbaar te maken aan de huisarts en te verzoeken om nader onderzoek. Dat [eiser] in de tussenliggende periode wisselende huisartsen heeft gehad, doet daaraan niets af. Hij heeft tot kennelijk juni 2008 niet meer over deze klachten gesproken. Dit, terwijl een dergelijk onderzoek redelijkerwijs binnen vijf jaren tot het daadwerkelijk instellen van een rechtsvordering (of een andere stuitingshandeling) had kunnen leiden.

6.7.
Nu [eiser] heeft verzuimd een adequate verklaring te geven voor de lange periode van stilzitten, terwijl door het toenemen van de klachten de noodzaak tot onderzoek steeds groter werd, is de kantonrechter van oordeel dat de rechtsvordering van [eiser] is verjaard. De vordering zal worden afgewezen.

6.8.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. ECLI:NL:RBNNE:2014:2112