RBAMS 160424 ontstekingen na siliconen-injecties door schoonheidsspecialiste in 2015; bekendheid met schade; vordering verjaard
- Meer over dit onderwerp:
RBAMS 160424 ontstekingen na siliconen-injecties door schoonheidsspecialiste in 2015; bekendheid met schade; vordering verjaard
1 De beslissing
De kantonrechter
1.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
1.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 982,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, en te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
1.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
2 De beoordeling
2.1.
[gedaagde] heeft in 2015 bij op verzoek van [eiser] siliconen bij haar geïnjecteerd. [eiser] zegt dat daardoor ontstekingen zijn ontstaan. [eiser] heeft daarna diverse medische behandelingen ondergaan om de siliconen te verwijderen en de schade te herstellen.
2.2.
[eiser] wil nu dat de kantonrechter voor recht verklaart dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het letsel als gevolg van de siliconeninjecties. Zij wil dat de kantonrechter de schade in een aparte schadestaatprocedure vaststelt, en nu vast een voorschot van € 10.000 toekent.
2.3.
[gedaagde] doet een beroep op verjaring in de zin van artikel 3:310 lid 1 BW.
In dat artikel staat dat een vordering verjaart na vijf jaar nadat [eiser] bekend is geworden met de schade en de aansprakelijke persoon.
2.4.
Het is in deze zaak voor beide partijen duidelijk dat [eiser] vanaf het begin bekend was met de aansprakelijke persoon. Het was namelijk [gedaagde] die de siliconen bij haar had geïnjecteerd. [eiser] zegt zelf ook in deze procedure dat zij [gedaagde] al vrij snel na de behandeling een keer heeft gebeld om te zeggen dat ze klachten had na de behandeling. Het gaat er dus alleen nog om op welk moment [eiser] bekend was met de schade. Daarover zijn de [eiser] en [gedaagde] het namelijk niet eens.
2.5.
Het is [gedaagde] die een beroep doet op verjaring. Dat betekent dat zij moet stellen op welk moment [eiser] bekend is geworden met de schade. [gedaagde] heeft erop gewezen dat [eiser] zelf stelt dat zij al in 2015 contact heeft opgenomen met [gedaagde] . Dat is een aanwijzing dat [eiser] in 2015 al wist dat er iets aan de hand was met de siliconeninjecties. [gedaagde] heeft ook gewezen op de brief van professor Buncamper van 18 juli 2023, die [eiser] heeft overgelegd. In die brief staat over [eiser] : “Zij is ons welbekend met een voorgeschiedenis van silicone injecties gluteaal en ter hoogte van de dijen rond 2015. In 2016 onderging zij een eerste resectie door prof Dr. M. Buncamper.” Daaruit leidt de kantonrechter af dat [eiser] in 2016 is geopereerd vanwege de siliconeninjecties, en dus al in 2016 bekend was met de schade.
2.6.
[eiser] betwist dat ze in 2016 al bekend was met de schade. Zij zegt dat ze in 2016 een andere operatie heeft gehad, die niks te maken had met de siliconeninjecties. Zij heeft daarbij gewezen op de foto’s die in 2021 in het ziekenhuis zijn gemaakt. Uit die foto’s kan de kantonrechter echter niet afleiden dat in 2021 pas duidelijk was dat de schade door de siliconen kwam. Ook wat [eiser] daar verder op de zitting over heeft gezegd, is voor de kantonrechter onvoldoende, omdat dit helemaal niet wordt onderbouwd wordt met medische stukken.
2.7.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] haar stelling dat [eiser] al in 2016 bekend was met de schade voldoende heeft onderbouwd en dat [eiser] die stelling onvoldoende heeft betwist. Daarom gaat de kantonrechter ervan uit dat [eiser] in elk geval in 2016 bekend was met de schade. Dat betekent dat haar vordering tot schadevergoeding in elk geval in 2021 is verjaard.
2.8.
[eiser] heeft [gedaagde] pas in januari 2023 aansprakelijk gesteld. Het beroep op verjaring slaagt dus. [eiser] kan geen schadevergoeding meer vorderen van [gedaagde] .
2.9.
Het is begrijpelijk dat [eiser] alsnog wil dat de kantonrechter vaststelt dat zij schade heeft geleden door de siliconeninjecties en dat [gedaagde] daarvoor aansprakelijk is, maar dat is onvoldoende belang om de gevorderde verklaring voor recht te geven. De kantonrechter wijst de vorderingen dus allemaal af. ECLI:NL:RBAMS:2024:4511