Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 100420 ogv. art. 3:310 lid 4 BW verjaart civielrechtelijke vordering niet zolang strafr. vordering niet is verjaard

RBDHA 100420 hersenletsel politieagent (niet in functie) na mishandeling; dader volledig aansprakelijk
- ogv. art. 3:310 lid 4 BW verjaart civielrechtelijke vordering niet zolang strafr. vordering niet is verjaard
- € 40.000,- smartengeld vanwege hersenletsel, breuken in het aangezicht en 2 dagen coma; beoordeling naar huidige maatstaven

De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [gedaagde] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.

Verjaring?

4.2.
Als meest verstrekkende verweer heeft [gedaagde] aangevoerd dat de vorderingen zijn verjaard. Dit verweer zal daarom als eerste worden behandeld. [gedaagde] stelt hierover dat er sprake is van een verjaringstermijn van vijf jaar nadat het incident heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat de vorderingen zijn verjaard op 5 augustus 2017. De inleidende dagvaarding van 16 augustus 2017 is daarmee niet tijdig uitgebracht, aldus [gedaagde] .

4.3.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 3:310 lid 4 BW bepaalt dat wanneer de gebeurtenis die de schade heeft veroorzaakt een strafbaar feit oplevert, een schadevergoedingsvordering tegen de persoon die dat feit heeft begaan, niet verjaart zolang het recht tot strafvordering niet door verjaring is vervallen.

4.4.
In dit geval staat vast dat het handelen van [gedaagde] waarvoor [eiser] hem aansprakelijk stelt een strafbaar feit oplevert. Dit betekent dat op de vraag of de vordering is verjaard artikel 3:310 lid 4 BW van toepassing is. Het vierde lid van dit artikel is pas op 1 april 2013 in werking getreden, maar kreeg toen onmiddellijk werking. Dit betekent dat het ook van toepassing is op strafbare feiten die vóór de inwerkingtreding zijn begaan. Hierbij is in het overgangsrecht een uitzondering opgenomen voor de situatie waarin een vordering onder het toen geldende regime al was verjaard, maar die situatie doet zich hier niet voor. Ook volgens de stellingen van [gedaagde] zelf was de vordering op 1 april 2013 nog niet verjaard.

4.5.
Nu artikel 3:310 lid 4 BW in dit geval van toepassing is, verjaart de civielrechtelijke vordering van [eiser] niet zolang het recht tot strafvordering niet door verjaring is vervallen. Tussen partijen is niet in geschil dat het handelen waarvoor [gedaagde] aansprakelijk wordt gesteld, mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg oplevert. Op grond van artikel 70 lid 1 sub 3 in verbinding met artikel 300 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bedraagt de strafrechtelijke verjaringstermijn voor dit misdrijf twaalf jaar. De verjaringstermijn gaat daarbij op grond van artikel 71 Sr lopen op de dag na die waarop het feit gepleegd is. [gedaagde] heeft dit strafbare feit gepleegd op 4 augustus 2012. De verjaringstermijn verstrijkt daarom pas op 4 augustus 2024 zodat de vordering niet is verjaard.

ECLI:NL:RBDHA:2020:3337