Overslaan en naar de inhoud gaan

BAMS 131224 stapvoets rijdende vrachtauto botst op stapvoets rijdende invoeger; invloed cocaïnegebruik; omkeringsregel van toepassing; vrachtwagen 70% aansprakelijk

BAMS 131224 stapvoets rijdende vrachtauto botst op stapvoets rijdende invoeger; invloed cocaïnegebruik; omkeringsregel van toepassing; vrachtwagen 70% aansprakelijk

2De feiten

2.1.

Op maandag 8 mei 2023 rond 17:00 uur reed [eiseres 1] in de Volkswagen Polo van [eiseres 2] , haar dochter, vanaf de S112 de invoegstrook van de A10 op.

2.2.

Op de A10 stond een file en het verkeer reed stapvoets, ook op de invoegstrook. Ter hoogte van hectometerpaal 13.5 heeft [eiseres 1] de manoeuvre ingezet om de auto vanaf de invoegstrook in te voegen op de rechterrijstrook van de A10. Tijdens het uitvoeren van deze manoeuvre is de auto aan de bestuurderszijde geraakt door de rechtervoorzijde van een (brede en zwaar beladen) vrachtwagen die op de rechterrijbaan van de A10 reed.

2.3.

De vrachtwagen is eigendom van [transportbedrijf] en werd bestuurd door [bestuurder] (hierna: [bestuurder] ). De vrachtauto is tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij TVM.

2.4.

Na de aanrijding is de politie direct ter plaatse gekomen en is bij [bestuurder] een drugstest afgenomen. Nadat [bestuurder] positief testte op cocaïne of een soortgelijke stof is hij aangehouden en is bij hem bloed afgenomen. In het proces-verbaal van de politie staat dat uit de bloedtest is gebleken dat bij [bestuurder] 210 microgram cocaïne per liter bloed in zijn lichaam aanwezig was, terwijl 50 microgram cocaïne per liter bloed is toegestaan.

2.5.

[eiseres 1] en [bestuurder] hebben een schadeaanrijdingsformulier ingevuld. Daarop heeft [bestuurder] geschreven ‘File en had mevrouw niet gezien omdat ze er dicht voor stond’.

2.6.

Later die dag is [eiseres 1] naar de spoedeisende hulp van het Bovenij ziekenhuis gegaan. Daar is geconstateerd dat [eiseres 1] kneuzingen heeft in haar nek, rug en aan de rechterzijde van haar lichaam.

2.7.

Op 13 december 2023 heeft de gemachtigde van [eiseres 1] en [eiseres 2] TVM aansprakelijk gesteld voor alle schade als gevolg van de aanrijding. TVM heeft iedere aansprakelijkheid afgewezen.

2.8.

Dekra heeft op 26 mei 2023 een rapport opgesteld waaruit blijkt dat de schade aan de auto € 3.997,10 bedraagt en dat het aangrijppunt ‘midden links’ is.

3Het geschil

3.1.

[eiseres 1] en [eiseres 2] vorderen – samengevat – dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

  1. voor recht verklaart dat TVM aansprakelijk is voor alle schade die [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben geleden ten gevolge van de aanrijding van 8 mei 2023;

  2. TVM veroordeelt tot vergoeding van door [eiseres 1] geleden immateriële schade ten gevolge van de aanrijding van 8 mei 2023, begroot op € 875, te vermeerderen met de wettelijke rente;

  3. TVM veroordeelt tot betaling van € 131,24 aan buitengerechtelijke incassokosten aan [eiseres 1] ;

  4. TVM veroordeelt tot vergoeding van de door [eiseres 2] geleden materiële schade begroot op € 3.997,10, te vermeerderen met de wettelijke rente;

  5. TVM veroordeelt tot betaling van € 524,71 aan buitengerechtelijke incassokosten aan [eiseres 2] ;

  6. TVM veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met rente.

3.2.

[eiseres 1] en [eiseres 2] leggen het volgende aan hun vordering ten grondslag. [bestuurder] heeft onder invloed van (te veel) cocaïne deelgenomen aan het verkeer en daarmee in strijd met artikel 8 lid 1 en lid 5 Wegenverkeerswet (hierna: WVW) gehandeld. Daarmee heeft hij onrechtmatig gehandeld tegenover [eiseres 1] (bestuurder) en [eiseres 2] (eigenaar). Artikel 8 WVW beoogt te voorkomen dat verkeersongevallen ontstaan doordat personen onder invloed van (te veel) alcohol of drugs deelnemen aan het verkeer. Door overschrijding van deze norm heeft [bestuurder] het gevaar voor het ontstaan van de aanrijding aanzienlijk vergroot. Omdat dat gevaar zich heeft verwezenlijkt, moet op grond van de omkeringsregel worden aangenomen dat causaal verband bestaat tussen het middelengebruik van [bestuurder] en het ongeval. [transportbedrijf] is op grond van artikel 6:170 BW of artikel 6:171 BW aansprakelijk voor het onrechtmatig handelen van [bestuurder] . [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben een rechtstreekse vordering op grond van artikel 6 WAM op de verzekeraar van de vrachtwagen van [transportbedrijf] . TVM is aansprakelijk voor de schade aan de auto van [eiseres 2] (€ 3.997,10) en de immateriële schade die [eiseres 1] heeft opgelopen (€ 875). [eiseres 1] heeft aan de aanrijding kneuzingen aan de rechterzijde van het lichaam, nek en rug overgehouden. Op basis van de Letselschade Richtlijn Licht Letsel beloopt het smartengeld € 875 gelet op de kneuzingen en bijkomende stress. Ook heeft [eiseres 1] door het ongeval angst voor vrachtwagens, rijdt zij minder vaak en liever niet meer op de snelweg.

3.3.

TVM concludeert tot afwijzing van de vordering. Zij betwist dat zij schadevergoedingsplichtig is voor de door [eiseres 1] en [eiseres 2] geleden schade. Van onrechtmatig handelen van [bestuurder] is geen sprake. Ook het gestelde causaal verband en toepassing van de omkeringsregel wordt betwist. Het middelengebruik van [bestuurder] (in het weekend voorafgaand aan het ongeval op maandagmiddag omstreeks 17:00 uur) speelde geen rol bij het ontstaan van de aanrijding. [bestuurder] is bij zijn verkeersdeelname steeds zeer alert geweest, heeft continu ‘gespiegeld’ en heeft geen verkeersfouten gemaakt bij zijn verkeersdeelname. Uitsluitend het rijgedrag van [eiseres 1] heeft het ongeval veroorzaakt. Zij heeft namelijk, in strijd met artikel 54 RVV, stapvoets ingevoegd (‘haar auto ertussen gedrukt’) terwijl daarvoor geen ruimte was en dit precies in de dode hoek van [bestuurder] , en aldus geen voorrang verleend aan [bestuurder] . Subsidiair stelt TVM, voor het geval de rechtbank TVM wel (deels) schadevergoedingsplichtig acht, op grond van deze feitelijke gang van zaken dat de schade geheel althans voor het grootste gedeelte voor rekening van [eiseres 1] en [eiseres 2] dient te blijven vanwege eigen schuld van [eiseres 1] .

TVM betwist niet de omvang van de materiële schade. Wel betwist zij de hoogte van de smartengeldvordering bij gebrek aan een voldoende onderbouwing, de Letselschade Richtlijn Licht Letsel 2024 biedt daarvoor in ieder geval geen basis. De geleden smart wordt alleen gebaseerd op geleden (milde) pijn, het gevorderde bedrag is daarvoor te fors. Subsidiair moet de vordering van [eiseres 1] op dit punt worden gematigd naar maximaal

€ 250.

4De beoordeling

4.1.

[eiseres 1] en [eiseres 2] hebben op zitting hun vordering uitdrukkelijk beperkt tot € 25.000 en afstand gedaan van het eventuele recht op het meerdere, zodat de kantonrechter bevoegd is om de zaak te behandelen.

Omkeringsregel

4.2.

Vaststaat dat [bestuurder] ten tijde van de aanrijding onder invloed was van verdovende middelen. Uit het proces-verbaal van de aanrijding zoals door de politie opgemaakt blijkt dat [bestuurder] ruim vier keer de toegestane concentratie cocaïne in zijn bloed had. TVM heeft dat ook erkend. Daarmee heeft [bestuurder] de norm van artikel 8 WVW overtreden.

4.3.

Deze norm strekt specifiek tot het voorkomen van verkeersongevallen en de daaruit voortvloeiende schade. Dat specifieke gevaar heeft zich verwezenlijkt in de vorm van de aanrijding tussen [bestuurder] en [eiseres 1] , en daarom is de omkeringsregel van toepassing. Deze regel houdt in dat indien door een als onrechtmatige daad aan te merken gedraging een risico ter zake van het ontstaan van schade in het leven is geroepen en dit risico zich vervolgens verwezenlijkt, daarmee het causaal verband tussen die gedraging en de aldus ontstane schade in beginsel is gegeven. In dat geval is het aan degene die op grond van die gedraging wordt aangesproken om te stellen en aannemelijk te maken dat die schade ook zonder die gedraging zou zijn ontstaan.

4.4.

In deze zaak betekent dit dat TVM moet stellen en aannemelijk maken dat de aanrijding ook zou zijn ontstaan als [bestuurder] niet onder invloed van meer dan de wettelijk toegestane hoeveelheid cocaïne de vrachtwagen zou hebben bestuurd en dus geen gevaarscheppend gedrag zou hebben vertoond. TVM stelt in dit verband dat het gebruik van cocaïne doorgaans niet leidt tot een verminderde reactiesnelheid, cocaïne zeer lang detecteerbaar blijft in het bloed en [bestuurder] twee dagen voorafgaand aan de aanrijding cocaïne had gebruikt.

4.5.

Met de stelling dat cocaïne ‘doorgaans’ de reactiesnelheid van de gebruiker niet zou beïnvloeden, heeft TVM niet aannemelijk gemaakt dat de aanrijding ook zou hebben plaatsgevonden als [bestuurder] niet onder invloed van meer dan de wettelijk toegestane hoeveelheid cocaïne de vrachtwagen zou hebben bestuurd. Ook de stelling dat [bestuurder] twee dagen voorafgaand aan de aanrijding cocaïne heeft gebruikt, cocaïne lang detecteerbaar blijft in het bloed en de cocaïne al was uitgewerkt, kan TVM niet baten. Het is niet voor niets verboden om een voertuig te besturen met meer dan de toegestane concentratie cocaïne in het bloed. Het moment waarop [bestuurder] cocaïne heeft gebruikt, is dus niet van belang.

4.6.

De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat het ongeval (mede) is veroorzaakt doordat [bestuurder] de vrachtwagen heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van cocaïne en dat hij daarmee onrechtmatig tegenover [eiseres 1] en [eiseres 2] heeft gehandeld. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben een rechtstreeks vorderingsrecht ten aanzien van TVM als WAM-verzekeraar van de vrachtwagen van [transportbedrijf] .

Eigen schuld

4.7.

TVM stelt dat [eiseres 1] eigen schuld valt te verwijten bij het ontstaan van de aanrijding doordat zij op gevaarlijke wijze schuin voor de vrachtwagen van [bestuurder] heeft ingevoegd zonder dat daarvoor voldoende ruimte was en zonder dat zij zich ervan had vergewist dat [bestuurder] haar had opgemerkt.

4.8.

De kantonrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 54 Reglement verkeersregels en verkeerstekens (hierna: RVV) moeten bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren – zoals van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden – het overige verkeer voor laten gaan. [eiseres 1] was daarom verplicht om [bestuurder] voor te laten gaan bij het invoegen op de A10. Uit het rapport van Dekra blijkt dat de auto als gevolg van de aanrijding schade heeft aan de linkerzijde van de auto en het aangrijppunt zich ‘midden links’ bevindt. Daaruit volgt dat de (rechter)voorkant van de vrachtwagen de linkerzijkant van de auto heeft geraakt en [eiseres 1] haar inhaalmanoeuvre niet heeft kunnen afronden voordat de auto werd geraakt door de vrachtwagen. Dat betekent dat [eiseres 1] [bestuurder] niet voor heeft laten gaan en daarmee heeft [eiseres 1] artikel 54 RVV overtreden. Dat volgens [eiseres 1] de achterkant van de auto ook beschadigd is, maakt dat niet anders. Als alleen de achterkant van de auto beschadigd zou zijn, zou dat erop wijzen dat [eiseres 1] haar bijzondere manoeuvre heeft kunnen afronden voorafgaand aan de aanrijding en zij mogelijk artikel 54 RVV niet heeft overtreden.

4.9.

De conclusie is dat de schade mede het gevolg is van het overtreden van artikel 54 RVV door [eiseres 1] . De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres 1] (en via haar [eiseres 2] ) daardoor eigen schuld heeft aan de schade die is veroorzaakt door de aanrijding en stelt de mate van eigen schuld vast op 30%. Dat betekent dat TVM gehouden is om 70% van de schade te vergoeden. Daarbij heeft de kantonrechter in aanmerking genomen dat de auto zich kort voorafgaand of tijdens het invoegen (mogelijk) in de dode hoek van [bestuurder] bevond, maar dat [bestuurder] als vrachtwagenchauffeur ter plekke en in de onderhavige verkeerssituatie met die mogelijkheid rekening moest houden.

Hoogte schadevergoeding

4.10.

Tussen partijen is niet in geschil dat de schade aan de auto van [eiseres 2] € 3.997,10 bedraagt. Dat betekent dat TVM ten aanzien van de auto gehouden is om € 2.797,97‬‬ (70% van € 3.997,10) aan [eiseres 2] te vergoeden. De wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar vanaf 8 mei 2023, hetgeen ook niet in geschil is.

4.11.

De kantonrechter is van oordeel dat een immateriële schadevergoeding van € 400 redelijk is gelet op de diverse kneuzingen die [eiseres 1] heeft opgelopen bij het ongeluk. Omdat de kantonrechter heeft geoordeeld dat 70% voor rekening van TVM komt en 30% voor rekening van [eiseres 1] moet blijven, wijst de kantonrechter een bedrag van € 280 toe. De wettelijke rente over dit bedrag is ook toewijsbaar vanaf 8 mei 2023. De kantonrechter kan zich voorstellen dat de aanrijding grote mentale impact heeft gehad op [eiseres 1] . Omdat [eiseres 1] op de zitting heeft verklaard dat zij regelmatig autorijdt en daarbij ook gebruik maakt van de snelweg, en er op dit punt medische stukken ontbreken, ziet de kantonrechter onvoldoende aanknopingspunten om hiervoor een schadevergoeding toe te kennen.

[eiseres 1] en [eiseres 2] hebben geen belang bij een verklaring voor recht

4.12.

[eiseres 1] en [eiseres 2] vorderen een verklaring voor recht dat TVM aansprakelijk is voor alle schade die zij hebben geleden als gevolg van de aanrijding. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben geen zelfstandig belang bij de toewijzing van die vordering, omdat TVM wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding.

Buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten

4.13.

[eiseres 1] en [eiseres 2] vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. De advocaat van [eiseres 1] en [eiseres 2] heeft voldoende toegelicht (door middel van de bij dagvaarding overgelegde stukken en de verklaring bij de mondelinge behandeling) buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt. De gevorderde kosten voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets, dat wil zeggen aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. De kantonrechter zal de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten toewijzen, dat wil zeggen een bedrag van € 131,25 voor [eiseres 1] en een bedrag van € 524,71 voor [eiseres 2] . Rechtbank Amsterdam 13 december 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:7936