Overslaan en naar de inhoud gaan

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba 290616 causaal verband tussen ongeval en invloed van alcohol en medicatie; hoofdelijke aansprakelijkheid

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba 290616 causaal verband tussen ongeval en invloed van alcohol en medicatie; hoofdelijke aansprakelijkheid

2 DE VERDERE BEOORDELING
2.1
Het gerecht heeft in het tussenvonnis aan partijen voorgelegd, dat G* ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol verkeerde en had verklaard Rivotril in vloeibare vorm te hebben gebruikt. Verder heeft G* 60 à 70 km/u richting een met stoplichten beveiligd kruispunt gereden en was, naar G* wist, ter plaatse sprake van in- en uitritten naar een hotel. Het gerecht heeft daarom aan partijen voorgehouden dat aanleiding zou kunnen bestaan om het causaal verband tussen bovengenoemde gedragingen van G* en de schade in beginsel aanwezig te achten en G* c.s. in de gelegenheid te stellen om te stellen en bewijzen dat de schade ook zonder die gedragingen zou zijn ontstaan.

2.2
G* heeft in dit verband gesteld dat hij niet de dag voorafgaande aan het ongeval rivotril had gebruikt maar twee dagen daarvoor (7 april) en dat het medicijn op de dag van het ongeval uitgewerkt was. Subsidiair voert hij aan dat ook bij gebruik op 8 april het medicijn op 9 april om ca. 22 uur uitgewerkt zou zijn.

2.3
Dat G* door de stress verkeerd heeft verklaard omtrent zijn medicijngebruik acht het gerecht onvoldoende toegelicht. Niet verklaard is waarom G*, die over zijn medicijngebruik niet onmiddellijk nadat het ongeval plaatsvond verklaarde maar op 10 april, op dat moment nog onder zodanige stress stond dat hij zich een dag vergiste. Daarbij komt betekenis toe aan de omstandigheid dat G* over zijn alcoholgebruik bij die gelegenheid, in het licht van het resultaat van het alcoholonderzoek, een aannemelijker verhaal vertelde dan hij aanvankelijk op 9 april 2013 (“ik heb twee flessen bier leeggedronken”) deed. Waarom G* over zijn medicijngebruik onder stress verkeerd zou verklaren maar over zijn alcoholgebruik juist, althans aannemelijker, is door G* c.s. niet verklaard. Daar komt verder bij dat G* heeft verklaard, dat hij met betrekking tot het medicijngebruik de instructies van zijn arts opvolgde. In de verklaring van de huisarts staat dat aan G* in 2012 en 2013 rivotril werd voorgeschreven in de dosering 2-5 druppels een maal daags voor het slapen. Als G*, zoals hij verklaart, zich daaraan gehouden heeft, heeft hij daags voor het ongeval wel rivotril gebruikt. Niet onaannemelijk is dat hij dat minder dan 12 uur tevoren heeft gedaan.

2.4
Door G* c.s. is verder geen aanvullende informatie verstrekt omtrent de combinatie van het medicijngebruik met forse alcoholinname. Uitgaande van de instructie van de huisarts van G*: “2-5 druppels een maal daags voor het slapen”, volgt uit diens, volgens G* nadere instructie: “op de dag van het gebruik geen alcohol”, dat G*, zoals ook volgt uit de door het gerecht aangehaalde patiëntenbijsluiter, gedurende de tijd dat hij dagelijks rivotril gebruikte geen alcohol mocht nuttigen. Dat heeft hij op de dag van het ongeval wel gedaan en wel meer dan 4x de wettelijk toegestane hoeveelheid.

2.5
Het gerecht komt op grond daarvan tot de conclusie dat het causaal verband tussen de gedragingen van G* en de door de aanrijding veroorzaakte schade is gegeven. G* c.s. hebben verder niet voldoende gemotiveerd weersproken dat de verkeersfouten van G*, te weten het in de avonduren ter plaatse met een snelheid van 60 tot 70 km/u deelnemen aan het verkeer onder invloed van alcohol en rivotril, mede causaal zijn geweest aan de veroorzaking van de schade. Gesteld noch gebleken is ten slotte dat verkeersfouten van [naam X] aan E* c.s. kunnen worden toegerekend. Naar Arubaans recht is G* daarmee hoofdelijk aansprakelijk voor de vermogensrechtelijke gevolgen van het ongeval. Met de onderlinge verhouding tussen [naam X] en G* c.s. hebben E* c.s. niet te maken.

2.6
De vorderingen komen voor toewijzing in aanmerking. Voor een verklaring voor recht dat immateriële schade moet worden vergoed is voorshands nog geen grond omdat niet duidelijk is of E* voor vergoeding in aanmerking komende immateriële schade hebben geleden.

2.7
Als de in het ongelijk te stellen partijen zullen G* c.s. tot vergoeding van de proceskosten, inclusief die van het incident, worden veroordeeld, hoofdelijk voor zover het het griffierecht en het gemachtigdensalaris betreft. ECLI:NL:OGEAA:2016:441, zie ook ECLI:NL:OGEAA:2016:442 (Red LSA LM: helaas wordt ook in die uitspraak niet duidelijk waarom naam X bij de zaak betrokken is)