Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Middelburg 041109 dodelijk ongeval met aardappelpootmachine waaraan veiligheidsstangen ontbraken; ervaren werknemer

Rb Middelburg 041109 dodelijk ongeval met aardappelpootmachine waaraan veiligheidsstangen ontbraken; ervaren werknemer
1. De heer [Y] was in dienst van [gedaagde X] vanaf [1989]. Zijn functie was die van chauffeur/monteur. [Y] kwam [in] 2007 om het leven tijdens zijn werk bij werkzaamheden aan een aardappelpootmachine. De Arbeidsinspectie voerde een onderzoek uit naar het arbeidsongeval en legde bij beschikking van 5 oktober 2007 aan [gedaagde X] een boete op van € 10.800,-- wegens overtreding van artikel 16 lid 10 Arbeidsomstandigheden-wet in verband met artikel 7.5 Arbeidsomstandighedenbesluit. Volgens de beschikking was de toedracht van het arbeidsongeval als volgt:
- van de aardappelpootmachine was de naaf van de as afgebroken. Deze diende te worden vervangen,
- de bunker op de aardappelpootmachine was gevuld met ongeveer 1500 kilo pootaardappelen. De bunker werd op hoogte gehouden door hydraulische cilinders. Om bij problemen met de hydraulica ervoor te zorgen dat de bunker op hoogte bleef, was de aardappelpootmachine voorzien van veiligheidsstangen. Deze stangen waren niet geplaatst,
- [Y] demonteerde de as. Op de aardappelpootmachine waren een sensor en een teller om het aantal hectares te meten. Die sensor en teller zaten in de weg voor het monteren van de nieuwe as,
- [Y] besloot de sensor te verplaatsen. Kennelijk wilde hij de strip waarop de sensor was geplaatst verplaatsen en wilde hij daarvoor een gaatje boren in de bevestigingsplaat van de hydraulische cilinder. Hiertoe bevond hij zich onder de niet met stangen vastgezette bunker,
- kennelijk boorde [Y] door de bevestigingsplaat in de hydraulische cilinder. Daardoor spoot de olie uit de cilinder en verloor de volle bunker de benodigde tegendruk om deze op hoogte te houden,
- de bunker viel naar beneden doordat de aanwezige veiligheidsstangen niet waren geplaatst. [Y] raakte bekneld tussen de bunker en het onderstel. Hij liep ernstig letsel op waaraan hij overleed.
[eisers] zijn weduwe respectievelijk zoon van [Y] en zijn erfgenamen. Aegon is verzekeraar van [gedaagde X].

2. [eisers] gaan uit van een toedracht van het arbeidsongeval zoals omschreven in de boetebeschikking van de Arbeidsinspectie. De werkzaamheden van [Y] hadden plaats op onveilige wijze en in strijd met de specifiek hiervoor bedoelde wetgeving. De dodelijke beknelling van zijn hoofd had eenvoudig kunnen worden voorkomen door de veiligheidsstangen waarmee de aardappelpootmachine was voorzien daadwerkelijk te plaatsen. De aansprakelijkheid van [gedaagde X] berust op artikel 7: 658 BW, die van Aegon mede op artikel 7: 954 lid 6 BW. De civielrechtelijke aansprakelijkheid van [gedaagde X] als werkgever staat vast met de vaststelling van de Arbeidsinspectie dat zij artikel 16 lid 10 Arbeidsomstandighedenwet in verband met artikel 7.5 lid 5 Arbeidsomstandighedenbesluit schond en daardoor het dodelijke ongeval plaatshad. Op alle fronten is het met de zorgplicht ernstig misgegaan. Adequate veiligheidsinstructie waarin plaatsing van de veiligheidsstangen is voorgeschreven, adequate veiligheidsmaatregelen, instructie en toezicht ontbraken. Van [gedaagde X] mocht worden gevergd over te gaan tot het (doen) plaatsen van de aanwezige veiligheidsstangen, het daartoe instrueren en het erop toezien dat dit daadwerkelijk gebeurde voordat een werknemer zijn hoofd onder een laadbak van 1500 kilo stak en voor zijn veiligheid geheel afhankelijk was van de aanwezigheid van dergelijke stangen. Het dodelijke ongeval is niet te wijten aan opzet of bewuste roekeloosheid van [Y]. Een werkgever voldoet niet aan de zorgplicht wanneer hij de zorg voor de veiligheid overlaat aan zijn werknemer. Ervaring en deskundigheid van de werknemer ontslaan de werkgever niet van zijn plicht om de arbeidsrisico's zoveel mogelijk te beperken. Mogelijke onoplettendheid of onachtzaamheid mag niet tegen de werknemer worden gebruikt. Dit geldt ook voor het vergeten van een veiligheidsmaatregel waarmee de werknemer theoretisch bekend kon worden verondersteld.

3. Het verweer laat zich als volgt samenvatten. [gedaagde X] is niet tekortgeschoten in haar zorgverplichtingen. [Y] werkte al 35 jaar als monteur en was uitstekend opgeleid en zeer ervaren. [gedaagde X] organiseerde met grote regelmaat zogenaamde toolboxmeetings waarin alle medewerkers expliciet werden geïnstrueerd over veilig werken met onder andere machines. Daardoor was ook [Y] bekend met alle veiligheidsmaatregelen en het doel en de noodzaak daarvan. Als zeer ervaren kracht leidde hij deze toolboxmeetings. Kort voor het ongeval had [Y] nog met zoveel woorden gewezen op de gevaren van cilinders en de noodzaak van het veiligstellen daarvan. [gedaagde X] mocht ervan uitgaan dat hij de noodzakelijke maatregelen zou uitvoeren. Zij hield met grote regelmaat streng toezicht op de veiligheidsverplichtingen. Zij beschikte over een VCA-certificering. Ook [Y] was in het bezit van een dergelijke certificering. Op de uitvoering van de werkzaamheden stond geen enkele druk. Het verplaatsen van de sensor had geen haast. [gedaagde X] voldeed aan alle aan haar in redelijkheid als werkgever te stellen eisen. Zij is dan ook niet aansprakelijk voor het ongeval. Daarbij is van belang dat artikel 7: 658 BW niet beoogt een absolute waarborg te scheppen tot bescherming tegen alle mogelijke gevaren. Voor het verplaatsen van de sensor bestond geen noodzaak. [Y] deed dit op eigen initiatief. Indien hij had volstaan met de reparatie van de gebroken as zou het plaatsen van veiligheidsstangen niet nodig zijn geweest omdat bij die reparatie geen gevaar ontstaat indien de bunker naar beneden zakt. De Arbeidsinspectie gaat uit van een onjuiste toedracht van het ongeval. De montage van de as was al lang met succes afgerond zonder enig probleem. Bij demontage en montage bevindt de werknemer zich op een plaats waar geen gevaar van een vallende bunker bestaat zodat de veiligheidsstangen daarbij geen functie hadden en de demontage en montage niet op onveilige wijze plaatshadden. Het uitzonderlijke gevaar dat de bunker zo snel zou kunnen zakken, was voor [gedaagde X] niet kenbaar. Het was niet te voorzien dat het boren in de bevestigingsplaat zou kunnen leiden tot lekkage van de cilinder en dat de cilinder alleen daardoor zo snel zou kunnen zakken. Aan het standpunt van de Arbeidsinspectie komt geen beslissende betekenis toe. De civiele rechter zal een vordering gebaseerd op schending van de zorgplicht zelfstandig moeten beoordelen. Subsidiair geldt dat de causaliteit ontbreekt tussen de aan [gedaagde X] verweten nalatigheid en het ongeval. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is geen ruimte omdat de schade nu al zou kunnen worden begroot.

4. De kantonrechter overweegt dat [Y] is omgekomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. [gedaagde X] is aansprakelijk en op grond van artikel 6: 108 BW verplicht tot vergoeding van schade aan [eiser] en mogelijk ook aan [eiseres], tenzij zij aantoont de in artikel 7: 658 lid 1 BW omschreven zorgplicht te zijn nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [Y]. Artikel 7: 658 BW beoogt niet een absolute waarborg te scheppen voor bescherming tegen gevaar. De werkgever dient die maatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat van de werkgever in redelijkheid mag worden verwacht, hangt af van de omstandigheden van het geval. Bepalingen bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet zijn mede van belang voor de omlijning van de door de werkgever jegens zijn werknemer te betrachten zorgplicht (vergelijk Hoge Raad, 27 april 2007, NJ 2008, 462). Met het enkele oordeel van de Arbeidsinspectie dat dergelijke bepalingen niet in acht zijn genomen, staat niet al vast dat de werkgever is tekortgeschoten in die zorgplicht.

5. De kantonrechter gaat voorbij aan het geschilpunt of voor de verplaatsing of demontage van de sensor een noodzaak bestond en of [Y] daartoe overging op eigen initiatief zonder dat [gedaagde X] daarvan kennis droeg. De reparatie van de aardappelpootmachine behoorde tot de hem opgedragen werkzaamheden. Indien hij bij de uitvoering daarvan afweek van de opdracht door zonder noodzaak de sensor te verplaatsen of te demonteren, doet dat er niet aan af dat het dodelijke ongeval hem is overkomen bij de uitoefening van zijn werkzaamheden (vergelijk Hoge Raad 12 december 2000, NJ 2001, 198). Ook indien de sensor niet werd verplaatst of gedemonteerd, hadden volgens artikel 7.5 Arbeidsomstandig-hedenbesluit de veiligheidsstangen moeten zijn geplaatst en had [Y] zich met zijn hoofd onder de gevulde kiepbak bevonden. Dit laatste blijkt uit de verklaring van [gedaagde X]s werknemer [Z]. Zijn verklaring van [in] 2007 aan de Arbeidsinspectie houdt onder meer het volgende in (waarbij hij [Y] aanduidt als [mijn collega]): "[mijn collega] en ik zijn met zijn tweeën met de as aan het werk gegaan. [mijn collega] had de lager erover geslagen en daarna hadden we met zijn tweeën de as eronder gelegd. Ik heb de as tegengehouden zodat [mijn collega] hem erdoorheen kon slaan, ... De kiepbak zat vol met pootaardappelen. ... Ik ben er zelf niet gek op om onder zo'n volle bak te gaan liggen. Ik schat dat er zo'n 1500 kilo aardappelen inzat. [mijn collega] zat met zijn neus op de plek waar hij moest werken, dicht er bovenop. Wij hebben die ene as vervangen. ... Toen de as erdoorheen zat, zei [mijn collega] dat het voldoende was, dat ik kon gaan. Ik wist niet dat hij op dat moment ook iets met die sensor en hectareteller zou gaan doen." [gedaagde X]s stelling dat [Y] zich bij de montage van de as bevond op een plaats waar geen gevaar van een vallende bunker bestond zodat veiligheidsstangen daarbij geen functie hadden, wordt daarom als onvoldoende gemotiveerd verworpen.

6. De aardappelpootmachine was voorzien van veiligheidsstangen. Indien die waren geplaatst voor uitvoering van de reparatie, had het dodelijke ongeval niet kunnen gebeuren. Bij [gedaagde X] werden regelmatig toolboxmeetings gehouden. [In] 2007, drie maanden voor het arbeidsongeval, had bij [gedaagde X] een toolboxmeeting plaats die werd geleid door [Y]. Volgens het verslag daarvan wees hij op het belang van het "(v)eilig stellen van cilinders van o.a. dumpers en andere kipbakken evt. met steunen welke in werkplaats voorradig zijn." [Y] was een ervaren werknemer in het bezit van een veiligheidscertificaat. Onder deze omstandigheden is [gedaagde X] naar het oordeel van de kantonrechter niet tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht als bedoeld in artikel 7: 658 BW. Zij mocht ervan uitgaan dat [Y] voor uitvoering van zijn werkzaamheden de veiligheidsstangen zou plaatsen op het belang waarvan hij anderen had gewezen. Verdere of andere maatregelen als een veiligheidsinventarisatie waarin plaatsing van veiligheidsstangen werd voorgeschreven, verdere instructie en toezicht konden van haar niet worden verwacht als maatregelen die redelijkerwijs nodig waren om ongevallen als dat van [Y] te voorkomen. Het algemene ervaringsfeit dat ook ervaren werknemers niet steeds de noodzakelijke voorzichtigheid zullen betrachten, maakt dit niet anders. Hierbij is in het bijzonder van belang dat [Y] drie maanden voor het ongeval zelf wees op het belang van het veiligstellen van cilinders van kipbakken met voorradige steunen zodat zij mocht aannemen dat hij bekend was met deze norm en deze in dit geval ook zou toepassen. Ook stellen [eisers] onvoldoende concreet welke andere maatregelen in redelijkheid van [gedaagde X] mochten worden verwacht als redelijkerwijs nodig om te voorkomen dat het ongeval zou gebeuren.

7. De kantonrechter komt tot de slotsom dat [gedaagde X] niet is tekortgeschoten in haar zorgplicht. De vordering is daarom niet toewijsbaar. [eisers] dienen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
de beslissing
LJN BK2881