Rb Utrecht 110712 beenamputatie na ongeval bij reparatie machine
- Meer over dit onderwerp:
Rb Utrecht 110712 beenamputatie na ongeval bij reparatie machine; geen dekking in de polisvoorwaarden van de AVB voorshands aannemelijk in KG; reparatiewerkzaamheden vallen niet onder de verzekerde hoedanigheid
vervolg op: hr-230312-art-7658-lid-4-van-toepassing-indien-de-persoon-die-buiten-dienstbetrekking-werkzaamheden-verricht-voor-zijn-veiligheid-mede-afhankelijk-is-van-inlener en hof-arnhem-170810-inlener-niet-aansprakelijk-voor-schade-aannemer-eenmanszaak-als-al-sprake-zou-zijn-van-qeen-persoonq-in-de-zin-van-7658-dan-geen-qwerkzaamheden-in-bedrijfq-inlener
4. De beoordeling
4.1. De spoedeisendheid van de zaak is uit het gestelde en gevorderde voldoende aannemelijk geworden.
4.2. Beoordeeld dient te worden of aannemelijk is dat een bodemrechter zal oordelen dat ASR uit hoofde van de tussen partijen bestaande verzekeringsovereenkomst gehouden is de kosten van rechtsbijstand van de procedure tussen [B] en Allspan te vergoeden.
4.3. Allspan stelt zich op het standpunt dat ASR op grond van de verzekeringsovereenkomst gehouden is tot het vergoeden van deze kosten. Zij is van mening dat de door ASR bij brief van 24 november 2006 gemaakte voorbehouden nietig zijn, althans geen rechtsgevolgen hebben. Daartoe stelt Allspan in de eerste plaats dat de betreffende voorbehouden niet met enige verwijzing naar de polisvoorwaarden zijn onderbouwd en de herkomst daarvan volstrekt onduidelijk is. Voorts stelt Allspan dat het enerzijds verlenen van dekking en het anderzijds maken van (onduidelijke) voorbehouden in strijd is met hetgeen een redelijk handelend verzekeraar betaamt en/of met hetgeen de goede naam van het Schadeverzekeringsbedrijf met zich mee brengt.
4.4. ASR stelt dat zij in haar brieven van 24 november 2006 en 26 november 2007 voorlopig polisdekking heeft verleend, omdat Allspan zich steeds op het standpunt stelde dat zij niets anders had gedaan dan het introduceren van [B] bij Royalspan en dat [B] zijn schadeclaim ten onrechte bij Allspan had neergelegd. De voorbehouden zijn gemaakt, omdat ASR met de mogelijkheid rekening hield dat de vordering van [B] toch betrekking had op werkzaamheden die buiten de verzekerde hoedanigheid zouden vallen.
4.5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat ASR destijds een gerechtvaardigd belang had bij het maken van de voorbehouden en hiertoe gelet op het bepaalde in artikel 5 van de polisvoorwaarden ook bevoegd was. Anders dan Allspan stelt, staat het bepaalde in de artikelen 7:941 en 7:943 BW hieraan niet in de weg.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de voorbehouden voldoende begrijpelijk zijn geformuleerd. Het had Allspan duidelijk kunnen zijn dat geen polisdekking zou worden verleend indien zij aansprakelijk zou worden gesteld voor gedragingen die buiten de verzekerde hoedanigheid zouden vallen.
4.6. Inherent aan deze voorbehouden is, dat Allspan niet definitief wist of door ASR polisdekking zou worden verleend. Dit leidde, zoals door Allspan is gesteld, inderdaad tot rechtsonzekerheid. ASR heeft echter voldoende oog gehad voor de belangen van Allspan door de kosten van rechtsbijstand tot april/mei 2012 te vergoeden en niet onmiddellijk polisdekking te weigeren. Gesteld noch gebleken is dat Allspan, vergeleken met de situatie waarin ASR direct polisdekking zou hebben geweigerd, door de voorbehouden in een nadeliger positie is komen te verkeren. Er kan niet worden gesteld dat de voorbehouden nietig of anderszins niet rechtsgeldig zouden zijn. De omstandigheid dat Allspan niet met de voorbehouden heeft ingestemd, kan evenmin afdoen aan de geldigheid van de voorbehouden.
4.7. Partijen verschillen voorts van mening over de vraag of ASR thans naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad een beroep op de voorbehouden toekomt. Allspan meent van niet. Zij stelt zich op het standpunt dat er geen andere feiten en omstandigheden bekend zijn geworden dan in 2006 al het geval was en dat de Hoge Raad geen feiten heeft vastgesteld, maar de uitspraak van het gerechtshof slechts heeft vernietigd omdat het gerechtshof bepaalde stellingen van [B] ten onrechte niet heeft beoordeeld. Het beroep van ASR op de voorbehouden is gelet hierop prematuur, aldus Allspan.
4.8. ASR heeft gesteld dat er niet eerder aanleiding was om zich op de voorbehouden te beroepen, omdat Allspan zich steeds op het standpunt heeft gesteld dat het ging om een onterechte claim die niet bij Allspan ingediend moest worden en zij niet meer had gedaan dan [B] te introduceren bij Royalspan. Omdat de uitkomst van de zaken bij de rechtbank en het gerechtshof voor Allspan steeds positief was, was er ook geen reden om zich eerder te beraden over het inroepen van de voorbehouden. Pas met het arrest van de Hoge Raad is gebleken dat de feiten toch anders zijn, althans juridisch gezien anders zijn vastgesteld dan door Allspan steeds richting ASR is aangegeven. Het is duidelijk geworden dat het bij de aanspraak van [B] gaat om een vordering die ziet op aansprakelijkheid van Allspan die niet valt onder de verzekerde hoedanigheid. Het verrichten van reparatiewerkzaamheden aan een vezelmachine van een derde is op geen enkele wijze te vatten onder de verzekerde hoedanigheid, aldus ASR.
4.9. De voorzieningenrechter acht, gezien het arrest van de Hoge Raad, een grote kans aanwezig dat door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in rechte wordt vastgesteld dat het verrichten van reparatiewerkzaamheden aan machines bij derden, in het kader waarvan [B] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, feitelijk tot de beroeps- of bedrijfsuitoefening van Allspan behoort. ASR stelt terecht dat dergelijke werkzaamheden niet vallen onder de verzekerde hoedanigheid van Allspan zoals omschreven in de polis, namelijk “Eigenaresse/exploitante van een bedrijf dat zich bezighoudt met het vervaardigen, inkopen en verkopen van vezelverpakking.” Gelet hierop is voorshands aannemelijk dat de aanspraak van [B] op grond van de polisvoorwaarden niet is gedekt.
4.10. De omstandigheid dat de in de polis omschreven verzekerde hoedanigheid waarschijnlijk niet overeenkomt met de feitelijke bedrijfsuitoefening van Allspan, komt voor risico van Allspan zelf. ASR heeft toegelicht dat zij de omschrijving van de verzekerde hoedanigheid heeft gebaseerd op de gegevens van Allspan over de aard en omvang van haar bedrijf, die op het aanvraagformulier van Allspan voor de verzekering d.d. 10 februari 1984 stonden vermeld. ASR heeft een kopie van dit aanvraagformulier in het geding gebracht. Op het formulier is bij vraag 2a. “Aard van het bedrijf” ingevuld: “(Hout-)Vezelverpakking + inkoop + verkoop”. Bij vraag 2b. “Aard van de werkzaamheden, die in het bedrijf worden verricht”, is bij de subvraag “voornaamste werkzaamheden” ingevuld: “Verpakking in plastic zakken.” Bij de subvraag “bijkomende werkzaamheden” is niets ingevuld. ASR behoefde nadien geen zelfstandig onderzoek te doen naar de vraag of de verzekerde hoedanigheid eventueel was gewijzigd. Allspan heeft erover geklaagd dat ASR geen nadere informatie en stukken heeft overgelegd over de historie van de polis, waaronder periodiek door Allspan ingevulde vragenformulieren. Nu Allspan niet heeft gesteld dat zij ASR op enig moment in de periode voor het ongeval van [B] heeft meegedeeld dat de verzekerde hoedanigheid in de polis onjuist, want te beperkt, was omschreven en dat aanpassing van de polis diende plaats te vinden, heeft Allspan onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij hierdoor in haar procesbelangen is benadeeld.
4.11. Gezien het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat ASR thans terecht een beroep doet op de voorbehouden. Gelet op het belang van ASR om geen verdere kosten meer te hoeven maken voor een aanspraak waarvan aannemelijk is dat deze niet onder de polis gedekt is, kan niet van ASR worden gevergd dat zij de uitkomst van de procedure bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch afwacht. Gezien de gemaakte voorbehouden kan niet worden gesteld dat ASR bij Allspan het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat tot het eind aan toe polisdekking voor de kosten van rechtsbijstand zou worden verleend. Van rechtsverwerking om een beroep op de voorbehouden te doen, is evenmin sprake.
4.12. Gezien het voorgaande acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat ASR op grond van de tussen partijen bestaande verzekeringsovereenkomst niet gehouden is om de kosten van rechtsbijstand van de procedure tussen [B] en Allspan te vergoeden. De vorderingen van Allspan zullen daarom worden afgewezen. (...) LJN BX1130