Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 190510 wg-er aansprakelijk voor ongeval met lift;

Rb Utrecht 190510 wg-er aansprakelijk voor ongeval met lift
1.1. [eiser], geboren op [1958], is sinds 2004 in dienst van Europatuin, laatstelijk - sinds 2006 - in de functie van assistent bedrijfsleider tegen een bruto loon van € 2.208,42 per maand.

1.2. Op 10 oktober 2008 omstreeks 19.30 uur is [eiser], die zich op dat moment bevond in de nabijheid van de goederenlift in de magazijnruimte van het tuincentrum van Europatuin aan de Universiteitsweg 2 te De Bilt, getroffen door een vallende afwerkingsplaat van de liftombouw. Hierdoor heeft hij anderhalf kootje van de wijsvinger van zijn rechterhand verloren. [eiser] is rechtshandig.

1.3. Van het ongeval heeft Europatuin melding gedaan aan de Arbeidsinspectie. Op 13 oktober 2008 heeft een inspecteur van de Arbeidsinspectie de plaats van het ongeval bezocht. Daarna zijn ondermeer [eiser] en diens leidinggevende, de heer [A], vestigingsmanager van Europatuin, gehoord. Van het onderzoek door de Arbeidsinspectie is op 21 januari 2009 een zogenoemd ongevallenboeterapport opgemaakt.

1.4. In genoemd rapport van de Arbeidsinspectie is de toedracht van het ongeval als volgt omschreven: ‘Op de avond van 10 oktober 2008, rond 19.00 uur, bevond de heer [eiser], assistent bedrijfsleider, zich op de begane grond in de magazijnruimte. Hij was bezig met het opruimen van het magazijn, aangezien het op dat moment even wat rustiger was in de winkel. Even daarvoor had hij op de eerste etage een pallet met de goederenlift naar beneden gestuurd. Via de trap is hij daarna naar de begane grond gelopen en heeft daar de pallet uit de lift gehaald. Omdat er op de eerste etage geen palletwagen aanwezig was, wilde hij een palletwagen met de goederenlift naar de eerste etage sturen. Hij reed de palletwagen in de lift, zodat de stuurkant met handvat tegen de achterwand van de lift stond. Hij parkeerde de palletwagen schuin, zodat deze eenvoudig in de lift paste. Omdat er tevens twee decoratiekisten naar de eerste etage moesten, heeft hij deze, handmatig op de palletwagen gezet. Daarna heeft hij de kabineslagboom van de lift omlaag gedaan en de liftdeuren gesloten. Toen heeft hij op de witte knop gedrukt, waardoor de lift de opdracht kreeg naar boven te gaan. Door het in beweging komen van de omhooggaande lift, is de palletwagen, die niet vast stond, waarschijnlijk gaan rijden en zijn de lepels van de palletwagen onder de stalen dwarsbalk boven de deuren van de lift blijven hangen. De lift die omhoog wilde gaan, heeft de stalen dwarsbalk ontwricht. Doordat deze balk werd ontwricht, werd de spaanplaat, die zorgde voor de afdichting van de schacht, boven de deuren van de lift, van de liftschacht geduwd en viel deze naar beneden. Tijdens het naar beneden vallen heeft de plaat de hand van het slachtoffer geraakt. Het slachtoffer is daarbij anderhalf kootje van de wijsvinger van zijn rechterhand kwijt geraakt.’

1.5. In de gebruikershandleiding bij de goederenlift staat over het risico, dat zich in dit geval heeft verwerkelijkt, het volgende vermeld: ‘De liftkabine is standaard uitgevoerd met één of meerdere kabineslagbomen. De kabineslagbomen verminderen het risico dat goederen tijdens de rit uit de open kabine vallen. Het ontneemt de gebruiker echter niet de verantwoordelijkheid om de goederen zorgvuldig in de kabine te plaatsen. Indien de kans aanwezig is dat goederen ondanks de kabineslagbomen uit de liftkabine kunnen rollen of vallen, dan dienen de goederen gefixeerd te worden.’ De Arbeidsinspectie heeft vastgesteld dat [eiser] en de vestigingsmanager niet wisten dat de gebruikershandleiding het fixeren van beweegbare lading voorschreef. Tegenover de inspecteur van de Arbeidsinspectie heeft de heer [A] op 13 oktober 2008 verklaard: ‘Wat nu gebeurd is, had ook kunnen gebeuren met een andere lading, d.w.z. dat de lading, door het in beweging komen van de liftcabine, iets gaat schuiven, waardoor er een blokkade op kan treden en de liftconstructie wordt ontzet. Ik ging er vanuit dat wanneer een dergelijke lading schade zou berokkenen aan de lift, hier voorzieningen voor zouden zijn, zodat dit niet zou kunnen gebeuren. Ik ben er door niemand op gewezen dat dit zou kunnen gebeuren.’

(....)
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Europatuin schade heeft geleden. Daarmee staat het verband tussen de schade en het werk vast. Dit brengt mee dat Europatuin ingevolge het tweede lid van artikel 7:658 BW voor die schade aansprakelijk is, tenzij zij aantoont dat zij haar zorgplicht jegens [eiser] is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Europatuin heeft allereerst betoogd niet in haar zorg voor de veiligheid van [eiser] te zijn tekort geschoten. Dit betoog slaagt niet. In het midden kan blijven of de palletwagen die [eiser] met de goederenlift heeft willen vervoeren van een rem was voorzien, zoals Europatuin stelt, maar [eiser] betwist. Europatuin heeft immers niet gemotiveerd weersproken dat het bij [eiser] en diens leidinggevende, de heer [A], onbekend was dat beweegbare lading in de lift moest worden gefixeerd. Door haar personeel niet overeenkomstig (het betreffende gedeelte van) de gebruikershandleiding bij het gebruik van de goederenlift te instrueren, en door daarentegen te gedogen dat goederen in de lift niet plachten te worden vastgezet, heeft Europatuin niet de aanwijzingen verstrekt die redelijkerwijs nodig waren om een ongeval als dat waarvan [eiser] het slachtoffer is geworden, te voorkómen. Ook indien het zo mocht zijn, zoals Europatuin heeft gesteld, dat indertijd bij de ingebruikname van de lift aan het personeel is uitgelegd dat in de lift geen beweegbare lading mocht worden vervoerd, heeft zij ten onrechte nagelaten adequaat op de naleving van dat gebod toe te zien. Aan bewijslevering op dit punt wordt daarom niet toegekomen. Europatuin heeft evenmin voorzieningen doen treffen die verhinderden dat de met de lift vervoerde goederen tussen cabine en schacht vastgeklemd raakten. Blijkens de bedoelde handleiding bestond de mogelijkheid de lift daartoe van een automatische cabineroldeur te voorzien. Daarvoor heeft Europatuin niet gekozen.

4.3. Europatuin wordt niet gevolgd in haar standpunt dat zij haar personeel niet behoefde te instrueren om beweegbare lading in de lift te fixeren, omdat het gevaar van verschuiving van algemene bekendheid is. Uit het feit dat in de gebruikershandleiding met nadruk op de noodzaak van het vastzetten van beweegbare lading wordt gewezen, volgt reeds dat geen sprake is van algemeen bekende gevaren. Instructie was kennelijk niet overbodig. Uit de verklaring die de heer [A] tegenover de inspecteur van de arbeidsinspectie heeft afgelegd, blijkt voorts dat hij, als vestigingsmanager, niet bekend was met het gevaar dat zich bij het ongeval op 10 oktober 2008 heeft verwerkelijkt. Ook indien ervan zou moeten worden uitgegaan dat de risico’s die aan het gebruik van een lift zijn verbonden bij ieder weldenkend mens bekend zijn, dan geldt zulks niet voor een goederenlift die niet van een automatische cabineroldeur is voorzien en die ook wordt gebruikt voor het transport van instabiele lading. De door Europatuin getrokken vergelijking met het snijden van broodjes en gladheid door regenval gaat daarom mank.

4.4. Europatuin heeft zich voorts beroepen op bewuste roekeloosheid van [eiser]. Ook dit verweer faalt. Omdat het personeel niet bij herhaling is geïnstrueerd om beweegbare lading in de lift vast te zetten en het kennelijk de gangbare praktijk in de onderneming was om dat niet te doen, kan [eiser] niet worden verweten roekeloos te hebben gehandeld. Dat [eiser] als assistent bedrijfsleider mede was belast met de naleving van veiligheidsvoorschriften en dat hijzelf bedrijfshulpverlener was, maakt dit niet anders. Europatuin had - óók - haar leidinggevende en hulpverlenende personeel beter moeten instrueren over het veilige gebruik van de lift. Van het enkele gebruik van de hem door Europatuin ter beschikking gestelde palletwagen kan zij [eiser] - uiteraard - geen verwijt maken. Voorts is niet gesteld of gebleken dat [eiser] zich, tijdens het verrichten van de onmiddellijk aan het ongeval voorafgaande gedraging, van het roekeloos karakter van die gedraging daadwerkelijk bewust is geweest. De door hem tegenover de inspecteur van de arbeidsinspectie afgelegde verklaring over zijn (schrik-)reactie op de klap die de ontwrichting van de lift veroorzaakte, wijst veeleer op het tegendeel.

4.5. Ook het beroep op eigen schuld van [eiser] wordt verworpen. Het is vaste rechtspraak dat uit het specifieke beschermingskarakter van artikel 7:658 BW volgt dat medeschuld van de werknemer aan het ongeval, niet bestaande in opzet of bewuste roekeloosheid, niet tot een verminderde aansprakelijkheid en schadevergoedingsplicht van de werkgever leidt. Die wetsbepaling strekt ertoe de werknemer te beschermen door bij de aan zijn schuld te stellen eisen rekening te houden met het ervaringsfeit dat de dagelijkse omgang met machines, werktuigen en gereedschappen de werknemer die deze gebruikt, er licht toe zal brengen niet alle voorzichtigheid in acht te nemen die ter voorkóming van ongelukken geraden is, terwijl veel veiligheidsvoorschriften ter bescherming van werknemers bij hun werk juist met het oog op deze menselijke neiging zijn gegeven. Daarmee strookt niet dat, indien de werkgever zijn zorgplicht heeft geschonden, niettemin de schade niet volledig te zijnen laste zou komen op de grond dat ook de werknemer enige schuld treft (vgl. HR 9 januari 1987 NJ 1987,948).

4.6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is. Ook zal Europatuin worden veroordeeld tot vergoeding van de door het ongeval veroorzaakte immateriële schade. Nu [eiser] anderhalf kootje van zijn rechter wijsvinger moet missen en hij rechtshandig is, kan ervan worden uitgegaan dat het letsel voor hem ingrijpende gevolgen heeft. Het smartengeld wordt daarom aan de hand van relevante rechtspraak begroot op € 6.500,--. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 10 oktober 2008 tot de voldoening.

4.7. [eiser] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke kosten gevorderd, waarvan de verschuldigdheid door Europatuin is betwist. Voldoende aangetoond is dat de gemachtigde van [eiser] incassowerkzaamheden heeft verricht die meer hebben omvat dan een (eventueel herhaalde) sommatie of het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van een dossier. De daarop betrekking hebben kosten komen derhalve voor vergoeding in aanmerking, zij het dat deze zullen worden beperkt tot het forfaitaire bedrag van € 833,--. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is in zoverre toewijsbaar. Dat er daarnaast kosten zijn gemaakt ter vaststelling van schade of aansprakelijkheid heeft [eiser] niet voldoende gemotiveerd gesteld. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, omdat niet gesteld is dat die kosten daadwerkelijk zijn betaald.
LJN BM4648