Rb Zutphen 080207 grijper valt v. graafmachine, instructieverpl. om niet binnen draaibereik te lopen
- Meer over dit onderwerp:
Rb Zutphen 080207 grijper valt van graafmachine, instructieverplichting om niet binnen draaibereik te lopen
4.1 Vast staat dat [eiser] het ongeval is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Eveneens staat vast dat [eiser] ten gevolge van het ongeval letsel heeft opgelopen en schade heeft geleden.
Bij de beantwoording van de vraag of het Waterschap krachtens het bepaalde in artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor die schade, geldt volgens vaste jurisprudentie als uitgangspunt dat, zoals het Waterschap ook heeft betoogd, dit artikel niet beoogt een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming tegen gevaar. Wel ligt bij de werkgever de verplichting die maatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat van de werkgever in redelijkheid mag worden verwacht, hangt af van de omstandigheden van het geval.
4.2 Vastgesteld is dat de grijper van de graafmachine is losgeraakt van de rotator als gevolg van de in de rotator ontstane breuk. Tot op heden is niet gebleken wat de oorzaak is van deze breuk. De vraag naar die oorzaak behoeft evenwel in deze procedure geen beantwoording, omdat het Waterschap reeds op een andere door [eiser] aangevoerde grond aansprakelijk is te achten.
4.3 Door [eiser] is gesteld, hetgeen zijdens het Waterschap ter comparitie is bevestigd, dat door het Waterschap nimmer instructies zijn gegeven inhoudende dat het niet toegestaan is zich onder de grijper van de graafmachine te bevinden. Al jaren wordt op dezelfde wijze gewerkt en nooit is hierover door het Waterschap iets gezegd, zo heeft [eiser] nog toegelicht. [eiser] stelt zich op het standpunt dat van het Waterschap wel in redelijkheid had mogen worden verwacht dat zij dergelijke instructies zou verschaffen, omdat door zich onder de grijper van de machine te bevinden, een aanzienlijk risico op het toebrengen van schade in het leven wordt geroepen.
Het Waterschap heeft in dit verband naar voren gebracht dat volstrekt onvoorzienbaar was dat de grijper ineens zou loslaten. Van doorslaggevende betekenis is dit echter niet. Werken in de directe nabijheid, in het bijzonder in het draaibereik en onder een grijper van een in bedrijf zijnde machine, kan immers op verschillende wijzen tot een (ernstig) ongeval leiden. Zo kan er materiaal uit de grijper vallen en kan ook de (giek van de) machine een onvoorziene of onbedoelde beweging maken, door welke oorzaak ook. Dat zeer wel denkbaar is dat zich gevaarlijke situaties voordoen, wordt ook bevestigd door hetgeen door beide partijen ter comparitie is aangegeven. Zijdens het Waterschap is vermeld dat er ter zake geen schriftelijke instructies bestaan, maar dat er meestal wel op elke machine een bordje is bevestigd, waarop is vermeld dat men niet - tijdens gebruik - in het draaibereik van de machine moet komen. [eiser] heeft dit bevestigd. Voor aansprakelijkheid van het Waterschap is, anders dan zij lijkt te betogen, niet vereist dat zij juist het loslaten van de grijper had kunnen voorzien.
Het Waterschap heeft aangevoerd dat het juist veilig is als de werknemers bij het omduwen door de graafmachine van de boom, dichtbij de boom staan. Wat hier van zij, hiermee is niet gesteld en hiervan is ook niet gebleken, dat het dus ook noodzakelijk is dat werknemers zich binnen het draaibereik of zelfs juist onder de grijper bevinden.
De omstandigheden dat werken in het draaibereik en onder een grijper van een machine als de onderhavige ernstige gevaren kan opleveren voor de betrokken werknemer en dat er geen noodzaak bestaat dat werknemers zich daar ophouden, leiden aanstonds tot het oordeel dat van het Waterschap- tenminste - had mogen worden verwacht dat zij haar werknemers zou verbieden zich onder de grijper te bevinden en vervolgens op dit verbod toezicht te houden. Het Waterschap heeft dit niet gedaan, waarmee haar aansprakelijkheid is gegeven. De gevorderde verklaring voor recht ter zake zal daarom worden toegewezen. LJN BD4241
4.1 Vast staat dat [eiser] het ongeval is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Eveneens staat vast dat [eiser] ten gevolge van het ongeval letsel heeft opgelopen en schade heeft geleden.
Bij de beantwoording van de vraag of het Waterschap krachtens het bepaalde in artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor die schade, geldt volgens vaste jurisprudentie als uitgangspunt dat, zoals het Waterschap ook heeft betoogd, dit artikel niet beoogt een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming tegen gevaar. Wel ligt bij de werkgever de verplichting die maatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat van de werkgever in redelijkheid mag worden verwacht, hangt af van de omstandigheden van het geval.
4.2 Vastgesteld is dat de grijper van de graafmachine is losgeraakt van de rotator als gevolg van de in de rotator ontstane breuk. Tot op heden is niet gebleken wat de oorzaak is van deze breuk. De vraag naar die oorzaak behoeft evenwel in deze procedure geen beantwoording, omdat het Waterschap reeds op een andere door [eiser] aangevoerde grond aansprakelijk is te achten.
4.3 Door [eiser] is gesteld, hetgeen zijdens het Waterschap ter comparitie is bevestigd, dat door het Waterschap nimmer instructies zijn gegeven inhoudende dat het niet toegestaan is zich onder de grijper van de graafmachine te bevinden. Al jaren wordt op dezelfde wijze gewerkt en nooit is hierover door het Waterschap iets gezegd, zo heeft [eiser] nog toegelicht. [eiser] stelt zich op het standpunt dat van het Waterschap wel in redelijkheid had mogen worden verwacht dat zij dergelijke instructies zou verschaffen, omdat door zich onder de grijper van de machine te bevinden, een aanzienlijk risico op het toebrengen van schade in het leven wordt geroepen.
Het Waterschap heeft in dit verband naar voren gebracht dat volstrekt onvoorzienbaar was dat de grijper ineens zou loslaten. Van doorslaggevende betekenis is dit echter niet. Werken in de directe nabijheid, in het bijzonder in het draaibereik en onder een grijper van een in bedrijf zijnde machine, kan immers op verschillende wijzen tot een (ernstig) ongeval leiden. Zo kan er materiaal uit de grijper vallen en kan ook de (giek van de) machine een onvoorziene of onbedoelde beweging maken, door welke oorzaak ook. Dat zeer wel denkbaar is dat zich gevaarlijke situaties voordoen, wordt ook bevestigd door hetgeen door beide partijen ter comparitie is aangegeven. Zijdens het Waterschap is vermeld dat er ter zake geen schriftelijke instructies bestaan, maar dat er meestal wel op elke machine een bordje is bevestigd, waarop is vermeld dat men niet - tijdens gebruik - in het draaibereik van de machine moet komen. [eiser] heeft dit bevestigd. Voor aansprakelijkheid van het Waterschap is, anders dan zij lijkt te betogen, niet vereist dat zij juist het loslaten van de grijper had kunnen voorzien.
Het Waterschap heeft aangevoerd dat het juist veilig is als de werknemers bij het omduwen door de graafmachine van de boom, dichtbij de boom staan. Wat hier van zij, hiermee is niet gesteld en hiervan is ook niet gebleken, dat het dus ook noodzakelijk is dat werknemers zich binnen het draaibereik of zelfs juist onder de grijper bevinden.
De omstandigheden dat werken in het draaibereik en onder een grijper van een machine als de onderhavige ernstige gevaren kan opleveren voor de betrokken werknemer en dat er geen noodzaak bestaat dat werknemers zich daar ophouden, leiden aanstonds tot het oordeel dat van het Waterschap- tenminste - had mogen worden verwacht dat zij haar werknemers zou verbieden zich onder de grijper te bevinden en vervolgens op dit verbod toezicht te houden. Het Waterschap heeft dit niet gedaan, waarmee haar aansprakelijkheid is gegeven. De gevorderde verklaring voor recht ter zake zal daarom worden toegewezen. LJN BD4241