Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zwolle, kanton, 080806 Ongeval met bandschuurmachine

Rb Zwolle, kanton, 08-08-06 Ongeval met bandschuurmachine
De kantonrechter stelt voorop dat met betrekking tot de aansprakelijkheid voor arbeidsonge-vallen de werkgever ingevolge artikel 7:658 lid 1 BW verplicht is voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De omvang van deze verplichting is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de werkzaamheden, de kenbaarheid van het gevaar, de te verwachten oplettendheid van de werknemer en de bezwaarlijkheid van de te treffen maatregelen, waarbij opgemerkt wordt dat de werkgever er rekening mee moet houden dat het zich dagelijks bevinden in een bepaalde werksituatie tot een vermindering van de ter voorkoming van ongevallen raadzame voorzichtigheid leidt. De zorgplicht van de werkgever moet dan ook in beginsel ruim worden uitgelegd, zodat van hem een hoge mate van zorg wordt verwacht, ook voor onoplettendheid van de werknemer, doch niet zo ruim dat er een absolute waarborg moet bestaan tegen voormeld gevaar. (....)
Over de vraag of [eiser] in voldoende mate omtrent het gebruik van de bandschuurmachine is geïnstrueerd, verschillen partijen van mening. Over dat debat behoeft de kantonrechter nadere inlichtingen zodat hij ter zake ambtshalve een comparitie van partijen zal gelasten.
8.4
De kantonrechter wenst met name te worden ingelicht over:
- het eventuele bestaan van richtlijnen (Arbo-richtlijnen, instructienormen e.d.) die concrete instructies voorschrijven voor het door [eiser] uitgevoerde werk aan de bandschuurmachine;
- de voor de bewuste werkzaamheid benodigde (bijzondere) kennis en/of vaardigheden;
- of de bewuste werkzaamheid tot de functie/taken van [eiser] behoorde;
- of en zo ja door wie op welke wijze [eiser] is geïnstrueerd omtrent het gebruik van de bandschuurmachine;
- of en zo ja sinds wanneer en met welke frequentie [eiser] eerder dan 24 september 2002 met die bandschuurmachine heeft gewerkt;
- hetgeen tijdens voortgangs- en/of beoordelinggesprekken met [eiser] is besproken omtrent de gewenste (veilige) wijze van gebruik van (de bandschuur)machine(s);
- de mate van gerechtvaardigde verwachting bij [gedaagde] dat een instructie omtrent het juiste gebruik van de machine zou worden opgevolgd;
- de mate waarin van de machine onjuist althans onvoorzichtig en onoplettend gebruik kan worden gemaakt;
- de grootte van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan en de ernst die de gevolgen van een ongeval met deze machine kunnen hebben;
- of en zo ja welke verdere veiligheidsmaatregelen bij de bediening van de machine genomen hadden kunnen worden en/of alsnog zijn genomen;
- de toedracht van het ongeval, daaronder begrepen of de duim van [eiser] bekneld is geraakt tussen de schuurband en het zijpaneel of tussen de schuurband en de daarvoor liggende metalen steun ten behoeve van de bewerking;
- de in het ongevalregistratieformulier verwoorde waarschuwing door R. Pereira onmiddellijk voorafgaande aan het ongeval en
- de achtergrond en betekenis van [eiser]’s ondertekening van dat formulier aangaande de daarin vermelde toedracht van en conclusie over het ongeval.
9.
Zonder vooruit te lopen op de uitkomst van het debat van partijen omtrent voormelde aansprakelijkheid, houdt de kantonrechter partijen uit overwegingen van proceseconomie voor dat hij, gezien het tijdsverloop sinds 24 september 2002, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet inziet dat de schade niet al in deze procedure kan worden vastgesteld. De gevorderde schadestaatprocedure is daarom vooralsnog niet toewijsbaar. De comparitie kan dan ook worden benut voor een aanvulling van de stellingen van partijen omtrent de door [eiser] gestelde schade en een nadere onderbouwing door [eiser] van iedere door hem te stellen schadepost. Dit betekent voorts dat [eiser] zijn vordering dient aan te passen.
LJN AY7850