Rb Zwolle, kanton, 211106 ongeval met bandschuurmachine; geen schending zorgplicht
- Meer over dit onderwerp:
Rb Zwolle, kanton, 21-11-06 ongeval met bandschuurmachine; geen schending zorgplicht
Uit de ter zitting verschafte informatie is niet de precieze toedracht van de beknelling van de duim van [eisende partij] gebleken. Dat de precieze toedracht van het arbeidsongeval niet vaststaat, behoeft evenwel geenszins aan een aansprakelijkheid van [verwerende partij] voor dat ongeval in de weg te staan.
3.
Gelet op de overige door partijen ter zitting verschafte inlichtingen en de door hen voordien gewisselde stukken is de kantonrechter niet tot de conclusie kunnen komen dat [verwerende partij] de op haar rustende zorgplicht, bestaande uit een voldoende instructie, begeleiding en/of toezicht, heeft geschonden. Daartoe is het volgende in aanmerking genomen.
a. [eisende partij] heeft zichzelf voor zijn indiensttreding bij [verwerende partij] per 3 juni 2002 als 2e monteur neergezet als een ervaren productiemedewerker, waarbij [eisende partij] niet betwist heeft dat [verwerende partij] heeft besproken dat zij verwachtte dat [eisende partij] zijn functie in zelfstandigheid kon uitvoeren;
b. [eisende partij] heeft niet bestreden dat er geen richtlijnen (Arbo-richtlijnen, instructienormen e.d.) zijn die concrete instructies voorschrijven voor het door [eisende partij] uitgevoerde werk aan de bandschuurmachine;
c. [eisende partij] heeft evenmin bestreden dat de machine een basale, standaardmachine betreft die doorgaans bij ieder metaalbewerkend bedrijf te vinden is en dat het bij [verwerende partij] was toegestaan dat ook stagiaires van “metaal”-opleidingen met de bandschuurmachine werkten;
d. Het gaat om een machine die bij de bediening daarvan het gevaar kan opleveren van weggeworpen slijpsel en het gevaar van beknelling waardoor een bekneld lichaamsdeel kan worden geschuurd, in verband waarmee de machine nagenoeg geheel was voorzien van beschermkappen en een duidelijke nood(stop)knop. Slechts aan de voorzijde is met een opening van enkele centimeters de (draaiende) schuurband vrijliggend. Bij gebruik van deze machine dient gewerkt te worden met de voorgeschreven kleding, een veiligheidsbril en werkhandschoenen daaronder begrepen. Gesteld noch gebleken is welke nadere veiligheidsmaatregelen nog getroffen hadden kunnen worden;
e. [eisende partij] is na zijn indiensttreding per 3 juni 2002 door zijn teamleider op de afdeling rondgeleid, waarbij de werking en het gebruik van de machine is uitgelegd. Naar zijn zeggen heeft [eisende partij] daarna dagelijks met de bandschuurmachine gewerkt, zodat hij op de dag van het ongeval d.d. 24 september 2002 als ervaren kracht had te gelden;
f. Het bedoeld gebruik van de bandschuurmachine bestaat uit het met enige druk op / tegen de draaiende band houden van een metalen voorwerp via een voorliggende metalen plaat met het effect dat het metalen voorwerp op het raakvlak wordt afgeschuurd. Daarmee is voldoende aannemelijk dat voor het gebruik van deze machine - buiten de normaal in acht te nemen voorzichtigheid - geen bijzondere aandacht, begeleiding en/of kennis vereist is;
g. Het gebruik van de bandschuurmachine maakte slechts een onderdeel uit van [eisende partij]’s werkzaamheden. Gesteld noch gebleken is dat [eisende partij] bij het gebruik van de machine, onmiddellijk voor het ongeval, door anderen werd afgeleid of onder grote werkdruk stond. [eisende partij] werkte daarbij met de door [verwerende partij] voorgeschreven werkkleding, een veiligheidsbril en werkhandschoenen daaronder begrepen;
h. De betreffende schuur/slijpwerkzaamheden wijken niet af, behoudens met het formaat van de machine, van in een privé-situatie niet ongebruikelijke schuur/slijpwerkzaamheden ten behoeve van bijvoorbeeld schilderwerk;
i. De beknelling kan niet anders zijn ontstaan dan dat [eisende partij] zijn linkerhand, gevat in een werkhandschoen, te dicht bij de draaiende schuurband heeft gebracht, zodat die door die band “gegrepen” kon worden. Het gaat aldus om een onjuist gebruik en daarmee een beknellingrisico dat niet specifiek is voor de voor [verwerende partij] uitgevoerde werkzaamheden doch om een risico dat inherent is aan ieder gebruik van een bandschuurmachine, in werk- en/of privé-verband. Zo’n risico moet als algemeen bekend worden verondersteld, zeker voor een ervaren monteur als [eisende partij].
4.
De kantonrechter is, gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven, van oordeel dat het te ver voert om van [verwerende partij] te verlangen dat zij bij voormeld gebruik van de bandschuurmachine, te weten voor relatief eenvoudige en niet ongebruikelijke (schuur)werkzaamheden die ook voor [eisende partij] bekend waren, hem nog eens uitdrukkelijk en specifiek zou wijzen op, waarschuwen voor of instrueren omtrent het gevaar voor beknelling. Een en ander geldt te meer voor de kennelijke stelling van [eisende partij] dat [verwerende partij] (voortdurend) bij zijn werk toezicht had dienen te houden.
5.
De conclusie uit het voorgaande is dat, gelet op de aard van de werkzaamheden, het ter beschikking gestelde materiaal, de aan [eisende partij] toe te dichten ervaring en vaardigheden en de kennelijke toedracht van de beknelling van zijn linkerduim, [verwerende partij] jegens [eisende partij] niet is tekort geschoten in de zorgplicht door geen (nadere) instructies te geven, (nadere) maatregelen te treffen, (nadere) materialen ter beschikking te stellen of toezicht te houden.
6.
Nu niet kan worden aangenomen dat [verwerende partij] een zorgplicht jegens [eisende partij] heeft geschonden, is de slotsom dat de vordering van [eisende partij] niet toewijsbaar is, zodat die zal worden afgewezen.
Dat de gevolgen van de beknelling voor [eisende partij] ingrijpend en verstrekkend zijn geweest en zich tot op heden doen voelen, zoals hij heeft aangevoerd, maakt, hoe invoelbaar ook, dat niet anders. LJN AZ2956
Uit de ter zitting verschafte informatie is niet de precieze toedracht van de beknelling van de duim van [eisende partij] gebleken. Dat de precieze toedracht van het arbeidsongeval niet vaststaat, behoeft evenwel geenszins aan een aansprakelijkheid van [verwerende partij] voor dat ongeval in de weg te staan.
3.
Gelet op de overige door partijen ter zitting verschafte inlichtingen en de door hen voordien gewisselde stukken is de kantonrechter niet tot de conclusie kunnen komen dat [verwerende partij] de op haar rustende zorgplicht, bestaande uit een voldoende instructie, begeleiding en/of toezicht, heeft geschonden. Daartoe is het volgende in aanmerking genomen.
a. [eisende partij] heeft zichzelf voor zijn indiensttreding bij [verwerende partij] per 3 juni 2002 als 2e monteur neergezet als een ervaren productiemedewerker, waarbij [eisende partij] niet betwist heeft dat [verwerende partij] heeft besproken dat zij verwachtte dat [eisende partij] zijn functie in zelfstandigheid kon uitvoeren;
b. [eisende partij] heeft niet bestreden dat er geen richtlijnen (Arbo-richtlijnen, instructienormen e.d.) zijn die concrete instructies voorschrijven voor het door [eisende partij] uitgevoerde werk aan de bandschuurmachine;
c. [eisende partij] heeft evenmin bestreden dat de machine een basale, standaardmachine betreft die doorgaans bij ieder metaalbewerkend bedrijf te vinden is en dat het bij [verwerende partij] was toegestaan dat ook stagiaires van “metaal”-opleidingen met de bandschuurmachine werkten;
d. Het gaat om een machine die bij de bediening daarvan het gevaar kan opleveren van weggeworpen slijpsel en het gevaar van beknelling waardoor een bekneld lichaamsdeel kan worden geschuurd, in verband waarmee de machine nagenoeg geheel was voorzien van beschermkappen en een duidelijke nood(stop)knop. Slechts aan de voorzijde is met een opening van enkele centimeters de (draaiende) schuurband vrijliggend. Bij gebruik van deze machine dient gewerkt te worden met de voorgeschreven kleding, een veiligheidsbril en werkhandschoenen daaronder begrepen. Gesteld noch gebleken is welke nadere veiligheidsmaatregelen nog getroffen hadden kunnen worden;
e. [eisende partij] is na zijn indiensttreding per 3 juni 2002 door zijn teamleider op de afdeling rondgeleid, waarbij de werking en het gebruik van de machine is uitgelegd. Naar zijn zeggen heeft [eisende partij] daarna dagelijks met de bandschuurmachine gewerkt, zodat hij op de dag van het ongeval d.d. 24 september 2002 als ervaren kracht had te gelden;
f. Het bedoeld gebruik van de bandschuurmachine bestaat uit het met enige druk op / tegen de draaiende band houden van een metalen voorwerp via een voorliggende metalen plaat met het effect dat het metalen voorwerp op het raakvlak wordt afgeschuurd. Daarmee is voldoende aannemelijk dat voor het gebruik van deze machine - buiten de normaal in acht te nemen voorzichtigheid - geen bijzondere aandacht, begeleiding en/of kennis vereist is;
g. Het gebruik van de bandschuurmachine maakte slechts een onderdeel uit van [eisende partij]’s werkzaamheden. Gesteld noch gebleken is dat [eisende partij] bij het gebruik van de machine, onmiddellijk voor het ongeval, door anderen werd afgeleid of onder grote werkdruk stond. [eisende partij] werkte daarbij met de door [verwerende partij] voorgeschreven werkkleding, een veiligheidsbril en werkhandschoenen daaronder begrepen;
h. De betreffende schuur/slijpwerkzaamheden wijken niet af, behoudens met het formaat van de machine, van in een privé-situatie niet ongebruikelijke schuur/slijpwerkzaamheden ten behoeve van bijvoorbeeld schilderwerk;
i. De beknelling kan niet anders zijn ontstaan dan dat [eisende partij] zijn linkerhand, gevat in een werkhandschoen, te dicht bij de draaiende schuurband heeft gebracht, zodat die door die band “gegrepen” kon worden. Het gaat aldus om een onjuist gebruik en daarmee een beknellingrisico dat niet specifiek is voor de voor [verwerende partij] uitgevoerde werkzaamheden doch om een risico dat inherent is aan ieder gebruik van een bandschuurmachine, in werk- en/of privé-verband. Zo’n risico moet als algemeen bekend worden verondersteld, zeker voor een ervaren monteur als [eisende partij].
4.
De kantonrechter is, gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven, van oordeel dat het te ver voert om van [verwerende partij] te verlangen dat zij bij voormeld gebruik van de bandschuurmachine, te weten voor relatief eenvoudige en niet ongebruikelijke (schuur)werkzaamheden die ook voor [eisende partij] bekend waren, hem nog eens uitdrukkelijk en specifiek zou wijzen op, waarschuwen voor of instrueren omtrent het gevaar voor beknelling. Een en ander geldt te meer voor de kennelijke stelling van [eisende partij] dat [verwerende partij] (voortdurend) bij zijn werk toezicht had dienen te houden.
5.
De conclusie uit het voorgaande is dat, gelet op de aard van de werkzaamheden, het ter beschikking gestelde materiaal, de aan [eisende partij] toe te dichten ervaring en vaardigheden en de kennelijke toedracht van de beknelling van zijn linkerduim, [verwerende partij] jegens [eisende partij] niet is tekort geschoten in de zorgplicht door geen (nadere) instructies te geven, (nadere) maatregelen te treffen, (nadere) materialen ter beschikking te stellen of toezicht te houden.
6.
Nu niet kan worden aangenomen dat [verwerende partij] een zorgplicht jegens [eisende partij] heeft geschonden, is de slotsom dat de vordering van [eisende partij] niet toewijsbaar is, zodat die zal worden afgewezen.
Dat de gevolgen van de beknelling voor [eisende partij] ingrijpend en verstrekkend zijn geweest en zich tot op heden doen voelen, zoals hij heeft aangevoerd, maakt, hoe invoelbaar ook, dat niet anders. LJN AZ2956