Overslaan en naar de inhoud gaan

PHR 050724 AG De Bock; gegronde klachten; schoonmakers van Helping werkten o.b.v. arbeidsovk met Helpling

PHR 050724 AG De Bock; gegronde klachten; schoonmakers van Helping werkten o.b.v. arbeidsovk met Helpling

1Samenvatting

Deze zaak gaat over schoonmakers die via het platform van Helpling (dat op 10 januari 2023 failliet is gegaan) bij particuliere huishoudens schoonmaakwerk verrichtten. De kernvraag is of de schoonmakers een gewone arbeidsovereenkomst dan wel een uitzendovereenkomst hadden met Helpling, of dat zij een arbeidsovereenkomst hadden met de huishoudens. Volgens Helpling is sprake van een arbeidsovereenkomst met de huishoudens, waarop de Regeling Dienstverlening aan Huis van toepassing is. De kantonrechter heeft dit standpunt overgenomen.

FNV heeft zich primair op het standpunt gesteld dat sprake was van een gewone arbeidsovereenkomst met Helpling. Subsidiair heeft FNV gesteld dat sprake was van een bijzondere arbeidsovereenkomst, namelijk een uitzendovereenkomst. Het hof heeft het subsidiaire standpunt gevolgd en geoordeeld dat er een uitzendovereenkomst bestond tussen Helpling en de schoonmakers, waarbij de huishoudens optraden als inlener. In het verlengde hiervan heeft het hof ook de Waadi (Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs) van toepassing geacht en geoordeeld dat de werkwijze van Helpling op enkele punten in strijd was met de Waadi.

In cassatie hebben zowel Helpling als FNV c.s. klachten gericht tegen het oordeel van het hof. Enkele van deze klachten slagen m.i., waardoor het oordeel van het hof dat sprake was van een uitzendovereenkomst niet in stand kan blijven. Anders dan het hof heeft aangenomen, kan een particulier huishouden namelijk niet optreden als inlener, omdat geen sprake is van terbeschikkingstelling van de uitzendkracht in het bedrijf van de inlener. Daarmee slaagt één van de klachten in het principaal cassatiemiddel. Verder slagen ook enkele klachten in het incidenteel cassatiemiddel, over de oordelen van het hof met betrekking tot toezicht en leiding. Voor zover het hof heeft bedoeld te oordelen dat geen sprake kan zijn van een gezagsverhouding met Helpling, doordat de huishoudens feitelijke aanwijzingen konden geven over de te verrichten schoonmaakwerkzaamheden, treffen de daartegen gerichte klachten van FNV c.s. doel.

Andere klachten falen. Daardoor moet m.i. in cassatie als vaststaand worden aangenomen dat sprake was van een gewone arbeidsovereenkomst tussen de schoonmakers en Helpling. ECLI:NL:PHR:2024:730