Hof Leeuwarden 080306 Geen bewijsaanbod causaal verband tussen ongeval en schade; afgewezen.
- Meer over dit onderwerp:
Hof Leeuwarden, 08-03-2006
Nu Teijin gemotiveerd de juistheid heeft weersproken van de door [appellant] gestelde feiten, op de rechtsgevolgen waarvan deze zich heeft beroepen, dient [appellant] op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv te bewijzen dat hem in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Teijin een ongeval is overkomen en dat er oorzakelijk verband bestaat tussen de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd (het polsletsel en de gevolgen daarvan) en dat ongeval .
Het hof moet constateren dat [appellant] in hoger beroep wel een gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan met betrekking tot het hem op 27 november 1997 beweerdelijk overkomen bedrijfsongeval, maar dat een bewijsaanbod terzake van het causale verband tussen dat ongeval en de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd, in hoger beroep in het geheel niet voorligt. Nu het hof geen termen aanwezig acht [appellant] ambtshalve met dat bewijs te belasten, brengt een en ander mede dat aan de stellingen die [appellant] aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, dient te worden voorbij gegaan, zodat moet worden geconcludeerd dat die vordering terecht is afgewezen. LJNAV4115
Nu Teijin gemotiveerd de juistheid heeft weersproken van de door [appellant] gestelde feiten, op de rechtsgevolgen waarvan deze zich heeft beroepen, dient [appellant] op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv te bewijzen dat hem in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Teijin een ongeval is overkomen en dat er oorzakelijk verband bestaat tussen de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd (het polsletsel en de gevolgen daarvan) en dat ongeval .
Het hof moet constateren dat [appellant] in hoger beroep wel een gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan met betrekking tot het hem op 27 november 1997 beweerdelijk overkomen bedrijfsongeval, maar dat een bewijsaanbod terzake van het causale verband tussen dat ongeval en de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd, in hoger beroep in het geheel niet voorligt. Nu het hof geen termen aanwezig acht [appellant] ambtshalve met dat bewijs te belasten, brengt een en ander mede dat aan de stellingen die [appellant] aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, dient te worden voorbij gegaan, zodat moet worden geconcludeerd dat die vordering terecht is afgewezen. LJNAV4115