Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 180118 letsel wn-er door laaghangende stalen balk; wg-er aansprakelijk

Rb Amsterdam 180118 letsel wn-er door laaghangende stalen balk; wg-er aansprakelijk; deskundigenberichten tzv causaal verband

GRONDEN VAN DE BESLISSING 

Beoordeling 

1. Bij tussenvonnis van 30 juni 2016 zijn Havas en Arnold toegelaten te bewijzen dat zij hebben gedaan wat redelijkerwijs nodig was om te voorkomen dat medewerkers onder de stalen balk in de kantoorruimte zouden doorlopen en zich daaraan zouden stoten. 

2. Havas en Arnold hebben daartoe een groot aantal getuigen doen horen, onder wie X en Y leidinggevenden in het kantoor waar het ongeval heeft plaatsgevonden, alsmede personen die in dienst of als freelancer in het kantoor werkzaam zijn of zijn geweest. Havas en Arnold leiden uit de verklaringen van deze getuigen af dat X en Y de werknemers en freelancers er duidelijk en bij herhaling op hebben gewezen dat de enige veilige en toegestane route om van het ene eind van het kantoor naar het andere te lopen voert door de kuil die is aangebracht onder de laaghangende stalen balk die, als onderdeel van de dakconstructie, dwars in de ruimte hangt. Voorts waren er rode zitbanken onder de balk geplaatst waardoor de doorgang werd belemmerd. 

3. Z heeft een aantal oud-collega's en zichzelf als getuigen doen horen in contra- enquête. Zij concludeert uit de verklaringen van deze getuigen dat het personeel voor haar ongeval geen instructies heeft gekregen om door de genoemde kuil te lopen. Zelf verklaart zij dat haar niet is gezegd dat de kuil er juist was om veilig onder de balk door te kunnen lopen. 

4. De kantonrechter oordeelt als volgt. 
Het feit dat de werkgever de veiligheid van de werksituatie bepaalt brengt met zich dat van hem wordt verwacht dat hij in potentieel risicovolle situaties onderzoekt of afdoende preventieve maatregelen mogelijk zijn en, zo dit niet het geval is, of op een voldoende effectieve wijze voor het gevaar kan worden gewaarschuwd. Als er eenvoudige maatregelen beschikbaar zijn die niet zijn benut, dan wordt het hem aangerekend als er een ongeluk plaatsvindt. 

5. Dat betekent dat eerst moet worden beoordeeld of effectieve maatregelen ter voorkoming van het ongeval mogelijk waren, althans waarom niettemin een dergelijke veiligheidsmaatregel niet van de werkgever kon worden gevergd.

6. Er kan van worden uitgegaan dat de stalen balk een potentieel veiligheidsrisico vormt en dat de kuil in de kantoorruimte was bedoeld als veiligheidsmaatregel. Als men de route door de kuil koos, bestond er geen risico op een botsing met de balk. Beslissend is echter, wat Havas en Arnold hebben gedaan om te zorgen dat van die route ook werkelijk gebruik werd gemaakt. Uit de verklaringen van vrijwel alle getuigen blijkt dat er rode zitbanken in de kantoorruimte aanwezig waren. Het is best mogelijk dat het de bedoeling van Havas en Arnold was dat twee van deze banken precies onder de balk aan weerszijde van de kuil zouden staan, om te beletten dat mensen onder de balk door zouden duiken in plaats van door de kuil te lopen. Uit het feit dat Z dit ongeval is overkomen blijkt dat op dat moment geen bank onder de balk heeft gestaan. Verschillende getuigen hebben verklaard dat zij zelf regelmatig onder de balk door liepen, zodat kan worden vastgesteld dat de rode banken vaak niet onder de balk stonden. Ook blijkt uit afgelegde verklaringen dat de banken wel werden verplaatst. De getuige K, die 2,5 jaar als officemanager bij Havas en Arnold heeft gewerkt, heeft verklaard dat de balk een 'erkend veiligheidsprobleem' was. Zij heeft voor dat probleem verschillende oplossingen aangedragen, die zijn afgekeurd omdat ze niet mooi werden gevonden. De getuige A verklaart dat reeds ten tijde van de verhuizing van het bedrijf naar deze kantoorruimte is gesproken over een betere beveiliging dan door middel van de banken, zonder dat daar iets is uitgekomen. De rode banken vormden derhalve geen beveiliging tegen ongelukken als het onderhavige. 

7. De getuigen Y, B en A ondersteunen de stelling van Havas en Arnold dat op grond van de huurovereenkomst met betrekking tot de kantoorruimte niets aan de balk mocht worden bevestigd. Dat kan Havas en Arnold niet baten, nu niet valt in te zien waarom zij een huurovereenkomst met betrekking tot juist deze potentieel onveilige kantoorruimte moesten aangaan. Uit de verklaring van de getuige C, die de huurovereenkomst namens de verhuurder heeft gesloten, blijkt dat geen zware voorwerpen aan de balk mochten worden opgehangen, maar dat er geen bezwaar zou zijn gemaakt tegen vlaggetjes of posters. Niet gebleken is dat Havas en Arnold met de verhuurder hebben overlegd over een effectieve wijze om mensen op de aanwezigheid van de balk te attenderen. Voorts hebben zij niet duidelijk gemaakt waarom geen brandvrij beschermend materiaal op de balk kon worden aangebracht zodat bij eventuele botsingen geen letsel zou ontstaan. Uit de verklaring van K wordt afgeleid dat, mogelijk uit esthetische overwegingen, van bedoelde veiligheidsmaatregelen is afgezien, maar dat komt voor rekening van Havas en Arnold. Overwogen wordt nog dat hier geen sprake is van een "huis-, tuin- en keukenongeval' dat overal had kunnen plaatsvinden, aangezien naar valt aan te nemen niet in elk huis, elke tuin of keuken een laaghangende balk aanwezig is. 

8. Nu ervan wordt uitgegaan dat er effectieve mogelijkheden aanwezig waren om een ongeval zoals dit te voorkomen en niet is gebleken dat van Havas en Arnold niet kon worden gevergd dat zij deze maatregelen namen, behoeft hun stelling, dat allen die in de kantoorruimte werkzaam waren erop zijn gewezen dat zij door de kuil moesten lopen en niet onder de balk moesten duiken, geen uitvoerige bespreking. Opgemerkt wordt nog dat de getuigen elkaar op dit punt tegenspreken en dat uit de verklaringen van -onder andere- de getuigen K, E, A , D en F volgt dat deze aanwijzingen breed werden genegeerd. Dat de route door de kuil 'gebruikelijk' was, zoals Havas en Arnold aanvoeren, valt gezien de afgelegde verklaringen te betwijfelen en is niet van doorslaggevende betekenis, evenmin als de verklaring van Z als getuige, dat zij de kuil een 'donker, steil en diep gat' vond waar zij 'nooit vrijwillig doorheen zou gaan'. Ten nadele van Havas en Arnold weegt ook mee, dat een werkgever rekening moet houden met het algemene ervaringsfeit dat ook werknemers, die met riskante werkomstandigheden bekend zijn, niet steeds de noodzakelijke voorzichtigheid zullen betrachten. 

9. De conclusie uit het voorgaande is dat Havas en Arnold zijn tekortgeschoten in hun plicht om als werkgever te zorgen voor een veilige werkomgeving. Daarom zijn zij aansprakelijk voor de schade die Z heeft geleden als gevolg van het ongeval. 

10. De volgende te beantwoorden vraag betreft het causaal verband tussen de klachten van Z en het ongeval. De vraag naar de omvang van de schade zal pas aan de orde komen nadat een causaal verband zoals hier bedoeld, is vastgesteld. Anders dan Z heeft aangevoerd staat dat verband, door de gemotiveerde betwisting door Havas en Arnold, niet vast. In het tussenvonnis van 20 augustus 2015 is daaromtrent overwogen: 

13. ( ...) De door partijen geraadpleegde deskundigen verschillen van mening over de vraag of de klachten die Z athans nog ervaart kunnen zijn veroorzaakt door het ongeval. De hiervoor onder 1.6 geciteerde GGZ-psycholoog/neuropycholoog is van oordeel dat de klachten passen bij een post-conunotioneel syndroom, terwijl de verzekeringsarts die Havas en Arnold hebben geraadpleegd (zie hiervoor onder 1.5) adviseert dat er vanuit objectieve bevindingen geen verklaring is voor de klachten. Deze worden in zijn visie vooral door persoonsgebonden factoren bepaald. 

14. Bij deze stand van zaken overweegt de kantonrechter een hoogleraar op het gebied van de neurologie te benoemen en deze te verzoeken zich desgewenst te laten bijstaan door een collega op het gebied van de revalidatiegeneeskunde en een neuropsycholoog. Het komt praktisch voor dat partijen reeds thans in overleg treden om te komen tot een eensluidend voorstel aan de kantonrechter omtrent de te benoemen deskundige en de aan deze voor te leggen vragen. Partijen kunnen hiertoe op de na te noemen rolzitting een akte nemen. Voor het geval partijen geen eensluidende akte willen nemen, wordt bepaald dat Z het eerste zal dienen. Een nader uitstel zal, behoudens calamiteiten, niet worden verleend. 

11. Partijen hebben geen gevolg gegeven aan de vorenbedoelde uitnodiging. De kantonrechter stelt zich voor één van de hierna te noemen neurologen, niet allen hoogleraar, als deskundige te benoemen en verzoekt partijen ieder bij akte twee van deze deskundigen aan te wijzen. De deskundigen hebben desgevraagd verklaard bereid te zijn het onderzoek te doen en daarvoor het telkens te noemen voorschot op het honorarium te verlangen: 

Prof. dr. Ph. Scheltens, VU Medsich Centrum
Adres: De Boelelaan 1117 1081 HV Amsterdam
Postadres: Postbus 7057 1007 MB Amsterdam
Telefoon: 020 – 444 08 16
Voorschot: € 2.400,00
E-mail: (...)

Dr. W.I.M. Verhagen, Nijmeegs Interkonfessioneel Ziekenhuis Cansius-Wilhelmnina
Adres: Weg door Jonkerbos 100 6532 SZ Nijmegen
Postadres: Postbus 9015 6500 GS Nijmegen
Telefoon: 024 – 365 76 57
Voorschot: 5.600,00
E-mail: (...)

Prof. dr. L.J. Kapelle,  Universitair Medisch Centrum Utrecht
Adres: Heidelberglaan 100 3584 CX Utrecht
Telefoon: 088 – 755 55 55
Voorschot: € 3.000,00
E-mail: (...)

12. Vorenbedoelde neurologen hebben aan de kantonrechter te kennen gegeven dat zij, zo nodig, een neuropsycholoog zullen raadplegen. In dat verband zijn de volgende neuropsychologen genoemd, die ieder hebben laten weten daartoe bereid te zijn en daarbij het telkens te noemen uurtarief te zullen rekenen. De kantonrechter gaat er vanuit dat een eventueel collegiaal overleg tussen de neuroloog en de neuropsycholoog niet meer dan 8 uur in beslag zal nemen. 

Mw. dr. J. Bruins, Praktijk Neuropsychologie Bruins
Adres: Westbroekse Binnenweg 16 3612 AH Tienhoven
Telefoon: 0346-28 00 36
Fax: 0346-28 02 13
Uurtarief: € 150,- ex BTW
Wachttijd: 6 maanden
E-mail: (...)

mw. dr. E. van der Scheer, Neuropsychologisch adviesbureau Van der Scheer
Adres: Jaromirgaarde 425 7329 CS Apeldoorn
Telefoon: 055-5428564
Uurtarief: € 175,- ex BTW
Wachttijd: 7 maanden
E-mail: (...)

Prof. dr. H.A.M. Middelkoop,  Praktijk voor Neuropsychologie Middelkoop
Praktijkadres: Overrijn 7, 2223 ER Katwijk
Postadres: Mallebrugge 4, 2223 BV Katwijk
Telefoon: 0651 – 288 289
Uurtarief: € 175.- ex BTW
Wachttijd: 10 maanden
E-mail: (...)

13. Ter zake van het voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek wordt overwogen dat dit volgens de hoofdregel van artikel 196 Rv voor rekening van Z als eiseres komt. Nu is geoordeeld dat Havas en Arnold zijn tekortgeschoten in hun verplichting als werkgever, wordt reeds thans overwogen dat het voorschot ten laste van Havas en Arnold zal komen. 

14. Van dit tussenvonnis wordt op de voet van artikel 337 lid 2 Rv tussentijds hoger beroep opengesteld. 

15. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. 

Met dank aan mr. J. Roth, SAP Letselschade Advocatenvoor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2018/rb-amsterdam-180118