Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 080217 Deelgeschil. Slangklem in been werknemer geslagen. Werkgever aansprakelijk

Rb Den Haag 080217 Deelgeschil. Slangklem in been werknemer geslagen. Werkgever aansprakelijk
- Kosten gevorderd en toegewezen: € 3.176,83

2 De feiten
2.1.
Op 18 november 2015 heeft een ongeval plaatsgevonden waarbij [verzoeker] letsel heeft opgelopen. [verzoeker] was toen als [functie] uitgeleend aan DZM.

2.2.
[verzoeker] was de dag van het ongeval met twee andere medewerkers de gebruikelijke werkzaamheden aan het verrichten waaronder met het met hoge druk inblazen van glasvezeltubes in een leiding. Tijdens het inblazen is de luchtslang van de compressor gesprongen en is de slangklem (die de luchtslang aan een slangpilaar moet vastklemmen) in het bovenbeen van [verzoeker] gekomen. Vervolgens is [verzoeker] per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. In het ziekenhuis is [verzoeker] geopereerd en is de slangklem uit zijn been verwijderd. [verzoeker] wordt door het UWV arbeidsongeschikt geacht.

2.3.
DZM heeft het ongeval gemeld bij de Inspectie SZW. De arbeidsinspecteur komt – voor zover relevant – tot de volgende conclusie:

“De luchtslang schoot bij de compressor van de slangpilaar af. Dit kon gebeuren omdat er een verkeerde maar slangklem was gebruikt waarmee de slang op de slangpilaar was gemonteerd.
De luchtslang kon daarna een zwiepende beweging maken omdat er geen veiligheidskabel was gebruikt die de zwiepende/wegschietende beweging moest voorkomen.”
2.4.
DZM heeft geweigerd de aansprakelijkheid te erkennen.

3 Het geschil
3.1.
[verzoeker] verzoekt bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-1019cc Rv, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat DZM aansprakelijk is jegens [verzoeker] voor alle geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het ongeval, met begroting van de kosten op € 2.953,82 nog te vermeerderen met het griffierecht.

3.2.
[verzoeker] heeft aan zijn verzoek het volgende ten grondslag gelegd (zakelijk weergegeven en voor zover relevant). DZM is tekort geschoten in de op haar rustende zorgplicht ex artikel 7:658 BW door een onveilig arbeidsmiddel ter beschikking te stellen. Zo was de slangklem te klein en was de luchtslang, tegen de voorschriften in, niet voorzien van een veiligheidskabel. Hiermee heeft DZM een veiligheidsrisico voor haar werknemers in het leven geroepen.

3.3.
DZM heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling
4.1.
De kantonrechter stelt vooreerst vast dat tussen partijen geen discussie (meer) is over de toepasselijkheid van artikel 7:658 lid 4 BW. Verder stelt de kantonrechter voorop dat artikel 7:658 BW volgens vaste rechtspraak geen absolute waarborg beoogt te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen en dat welke (veiligheids)maatregelen van de werkgever mogen worden verlangd, afhangt van de omstandigheden van het geval, waarbij als uitgangspunt geldt dat de werkgever rekening moet houden met het ervaringsfeit dat werknemers niet altijd de noodzakelijke voorzichtigheid zullen betrachten.

4.2.
DZM heeft zich op het standpunt gesteld dat haar geen blaam treft en zij de in redelijkheid te treffen voorzorgsmaatregelen heeft getroffen. In de eerste plaats wordt [verzoeker] als ervaren meewerkend voorman geacht op de hoogte te zijn van de te verrichten werkzaamheden, maatregelen ter voorkoming van ongevallen, veilig werken en het herkennen van onveilige situaties. Uit hoofde van die functie is [verzoeker] verantwoordelijk voor het juist (laten) aansluiten van de luchtslang op de compressor. Het vermoeden is dat [verzoeker] heeft nagelaten de compressor regelmatig te controleren. In de tweede plaats had de verhuurder van de compressor de handleiding en een veiligheidskabel dienen te leveren. DZM was er namelijk niet mee bekend dat het voorgeschreven was een veiligheidskabel aan te brengen. En in de derde plaats kan volgens DZM de enige oorzaak voor het losschieten van de slang de druk van de compressor zijn geweest aangezien het door DZM ter beschikking gestelde materiaal in orde was. De compressor stond na het ongeval ingesteld op 15 Bar in plaats van de ‘normale’ 12 Bar en was derhalve opgevoerd onder verantwoordelijkheid van [verzoeker] om sneller de tubes door de leidingen te blazen maar waardoor het ongeval heeft kunnen ontstaan, aldus DZM.

4.3.
De kantonrechter overweegt dat de luchtslang die aangesloten wordt op een compressor de druk moet kunnen verwerken die de compressor kan leveren, dat wil zeggen dat in casu een luchtslang op de compressor moest worden aangesloten die bestand is tegen een druk van 15 Bar. Gebleken is in ieder geval dat de luchtslang niet geschikt was voor een compressor die een druk van 15 Bar kan leveren. Dit betekent dat, anders dan DZM meent, het door DZM ter beschikking gestelde materiaal daarmee niet in orde was. De verantwoordelijkheid die op [verzoeker] uit hoofde van zijn functie rust en de ruime werkervaring die hij op dit gebied heeft, brengen niet mee dat DZM jegens [verzoeker] niet aansprakelijk is. Immers, zelfs indien de druk in afwijking van de werkinstructies is opgevoerd naar 15 Bar, dient de luchtslang deze druk te kunnen weerstaan zonder dat slangklem losschiet. Dit is een veiligheidsmaatregel die van DZM, als werkgever, verlangd mag worden ter voorkoming van ongevallen. DZM dient immers op grond van artikel 7:658 BW veilige werktuigen ter beschikking te stellen. Om die reden faalt ook het verweer van DZM dat haar geen blaam treft omdat de verhuurder van de compressor heeft nagelaten haar te wijzen op het gebruik van een veiligheidskabel. Die omstandigheid komt in haar relatie met [verzoeker] voor rekening en risico van DZM.

4.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat DZM de op haar rustende zorgplicht uit artikel 7:658 lid 1 BW heeft geschonden en jegens [verzoeker] aansprakelijk is voor de schade die hij als gevolg van het hem overkomen ongeval lijdt.

Kosten deelgeschil
4.5.
[verzoeker] heeft verzocht DZM te veroordelen in de proceskosten. Hij heeft aangevoerd dat er € 2.953,83 aan kosten is gemaakt waarbij is uitgegaan van 9,8 uur, een uurtarief van € 235,00, te vermeerderen met 6% kantoorkosten en 21% btw. Dit bedrag dient nog te worden vermeerderd met het betaalde griffierecht ad € 77,00.

4.6.
DZM heeft geconcludeerd tot afwijzing van de gevorderde proceskostenveroordeling en heeft daartoe aangevoerd dat een deugdelijke specificatie ontbreekt en de kosten de dubbele redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan.

4.7.
Haar verweer dat de kosten de dubbele redelijkheidstoets niet zouden kunnen doorstaan heeft DZM niet nader onderbouwd of toegelicht. Gezien de aard van de zaak komt de aan de zaak bestede tijd en het gehanteerde uurtarief de kantonrechter redelijk voor. De kantonrechter zal de kosten dan ook zoals verzocht begroten op € 3.176,83 (voormeld bedrag van € 2.953,83 vermeerderd met het betaalde griffierecht van € 223,00). Aangezien het verzoek is toegewezen, komen de kosten van dit deelgeschil voor vergoeding in aanmerking. ECLI:NL:RBDHA:2017:2623