Rb Oost-Brabant 121217 afwijzing voorlopig getuigenverhoor; wn-er heeft geen belang bij het verzoek; wg-er dient invulling zorgplicht te bewijzen
- Meer over dit onderwerp:
Rb Oost-Brabant 121217 afwijzing voorlopig getuigenverhoor; wn-er heeft geen belang bij het verzoek; wg-er dient invulling zorgplicht te bewijzen
2. Het verzoek
2.1. Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen.
2.2. X stelt - kort weergegeven - het volgende. X heeft op 9 maart 2016 een arbeidsongeval (ex artikel. 7:658 BW) gehad tijdens werkzaamheden in het slachtbedrijf van Vitelco. Verzoeker was werkzaam op uitzendbasis via uitzendbureau Z. Bij voornoemd ongeval is de linker pink van X gebroken en ontzet. X ondervindt nog steeds hinder van dit letsel en kan nog niet volledig aan het arbeidsproces deelnemen.
2.3. Op 3 april 2017 heeft een descente plaatsgevonden in het slachtbedrijf van Vitelco. Tijdens deze descente heeft X aangegeven dat er geen veiligheidsinstructies aan hem zijn gegeven, ook niet in de Turkse taal. X was niet bekend met de werkzaamheden zoals deze bij Vitelco worden uitgevoerd met betrekking tot het slachten en ophangen van de kalveren. De werknemers van Vitelco hebben tijdens de descente bevestigd dat X letsel heeft opgelopen en dit letsel van zodanige aard was dat zij X hebben geadviseerd zich naar het ziekenhuis in Den Bosch te begeven voor behandeling.
2.4. X geeft in zijn verzoekschrift aan dat Vitelco en Z geen aansprakelijkheid erkennen voor de gevolgen van het ongeval en nemen volgens X de stelling in dat het zijn "eigen schuld" is. X betwist deze stelling en geeft daarbij aan dat er geen sprake is geweest van roekeloosheid of opzet van zijn zijde.
2.5. X heeft aangegeven dat hij met zijn verzoek wenst na te gaan of hij kan bewijzen dat Vitelco en Z in hun hoedanigheid als werkgever op grond van artikel 7:658 lid 1 BW voldoende veiligheidsmaatregelen hebben genomen en/of instructies hebben gegeven ter voorkoming van het ongeval. X wenst de getuigen zoals vermeld in randnummer 51. van zijn verzoekschrift te horen.
3. Het venveer
3.1. Mr. D.K. Baas, advocaat van Vitelco B.V., verweerster sub 1 (hierna te noemen:"Vitelco") in deze procedure, heeft de kantonrechter namens zijn cliënt bij brief van 16 augustus 2017 medegedeeld dat zij de inhoud van het verzoekschrift betwist, maar zich niet verzet tegen het onderhavige verzoek. Vervolgens deelt mr. Baas bij brief van 24 oktober 2017 de kantonrechter mede dat Vitelco B.V., anders dan eerder door hem was gemeld, zich wél verzet tegen het onderhavige verzoek en het verweer onderschrijft van Z Uitzendbureau B.V., verweerster sub 2 (hierna te noemen: "Z"), maar niet ter zitting zal verschijnen.
3.2. Z betwist hetgeen door X wordt gesteld en voert hiertoe - kort samengevat - het volgende aan. Z heeft ter zitting verklaard dat X geen belang meer heeft bij het onderhavige verzoek nu er een descente heeft plaatsgevonden waarbij alle vragen omtrent de feiten en omstandigheden van het ongeval al zijn besproken en beantwoord. Het is Z niet duidelijk wat de door X in zijn verzoekschrift voorgestelde getuigen meer of anders kunnen verklaren dat zij tijdens de descente al hebben gedaan.
3.3. Z is voorts van mening dat het letsel van X meevalt. X is inmiddels zelfs weer gedeeltelijk werkzaam. Z merkt daarbij nog op dat X twee weken na het ongeval op eigen initiatief en zonder tussenkomst van Z contact heeft opgenomen met de afdelingschef van Vitelco om zijn werk weer te hervatten.
3.4. Z heeft meerdere malen aan X aangeboden om te proberen tot een regeling te komen, maar mr. Schoemaker heeft ter zitting te kennen gegeven niet bereid te zijn hierin tegemoet te komen.
3.5. Gelet op het voorgaande verzoekt Z de kantonrechter het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor af te wijzen vanwege het ontbreken van een belang.
4. De beoordeling
4. 1. De kantonrechter stelt voorop, dat haar bij de beoordeling van een verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor geen discretionaire bevoegdheid toekomt. Slechts in geval van strijd met de goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of rechtsverwerking kan een verzoek worden geweigerd. Ook kan een dergelijk verzoek worden geweigerd op de grond dat de verzoekende partij bij het verzoek geen belang heeft.
4.2. Ter zitting is gebleken dat wordt erkend dat er sprake is van een arbeidsongeval en er minstens (enige) schade is. Ook de toedracht staat inmiddels vast. Op grond van artikel 7:658 BW ligt stelplicht en bewijslast dat kort gezegd voldoende veiligheidsmaatregelen zijn genomen bij de werkgevers. Uit het verzoekschrift blijkt en ter zitting is bevestigd dat het verzoek ziet op het horen van getuigen om vast te stellen of de werkgever(s) voldoende veiligheidsmaatregelen in acht hebben genomen.
4.3. Gelet op het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat X geen belang heeft bij dit verzoek en volgt derhalve het verweer en wijst dit verzoek af.
Met dank aan mr. R. Schoemaker, Reinboud Schoemaker Advocatenkantoor, voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2018/rb-oost-brabant-121217