RBROT 130123 postbezorger blijft met vinger haken achter aanhechting balustrade galerij; wg-er niet aansprakelijk
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 130123 postbezorger blijft met vinger haken achter aanhechting balustrade galerij; wg-er niet aansprakelijk
het arbeidsongeval
4.15.
[eiser01] heeft gesteld dat hem een arbeidsongeval is overkomen, ten gevolge waarvan hij arbeidsongeschikt is geraakt. [eiser01] stelt dat Europost gehouden is de ten gevolge van het ongeval door hem geleden schade te vergoeden.
4.16.
Naar het oordeel van de kantonrechter is op basis van hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht, in voldoende mate gebleken dat [eiser01] op 15 oktober 2021 een ongeval is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Voorts staat niet ter discussie dat [eiser01] door het ongeval schade heeft geleden, in elk geval bestaande uit substantieel letsel aan de ringvinger van zijn linkerhand. Partijen verschillen evenwel van mening over de vraag hoe het ongeval exact heeft plaatsgevonden.
4.17.
[eiser01] heeft gesteld dat hij, nadat hij een pakket had bezorgd op de eerste verdieping van een galerijflat, over de galerij terug naar de uitgang rende en daarbij zijn hand op of langs de balustrade hield. Volgens [eiser01] is hij daarbij met zijn ringvinger blijven haken aan een uitstekend deel van de balustrade. Europost daarentegen heeft een schade-aangifteformulier overgelegd waarop zij zelf als schadeoorzaak heeft vermeld dat [eiser01] probeerde over een ‘hek’ - waarmee kennelijk de balustrade wordt bedoeld - te klimmen maar daarbij met zijn vinger ergens achter bleef haken. Europost heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij niet met [eiser01] zelf heeft gesproken over de toedracht van het ongeval, maar dat zij het schade-aangifteformulier heeft ingevuld op basis van een gesprek met de broer van [eiser01] . Daarnaast is door Europost beeldmateriaal overgelegd, bestaande uit een video-opname van de situatie na het ongeval, waarbij bloedsporen zichtbaar zijn op de muur onder de galerij.
4.18.
De kantonrechter acht het onaannemelijk dat het ongeval heeft plaatsgevonden op de wijze zoals door Europost is geschetst. Op het beeldmateriaal is zichtbaar dat aan de balustrade van de galerij een hoge ijzeren veiligheidsrand is bevestigd, die schuin naar voren uitsteekt en over de gehele lengte voorzien is van scherpe punten. Gelet op de aanzienlijke hoogte van die veiligheidsrand en het feit dat deze een stuk buiten de galerij uitsteekt, is het zeer onwaarschijnlijk dat [eiser01] - om tijd te winnen - zou hebben getracht zowel over de balustrade als over de hoge veiligheidsrand te klimmen of springen. Bovendien zou het aannemelijk zijn dat - als [eiser01] daadwerkelijk over de hoge veiligheidsrand zou hebben willen klimmen, maar hij daarbij bleef haken aan één van de scherpe punten - er ook en juist (bloed)sporen zichtbaar zouden moeten zijn op de hoge veiligheidsrand. Dat is echter niet het geval. Naar het oordeel van de kantonrechter ondersteunt het beeldmateriaal juist het door [eiser01] geschetste scenario. Op de balustrade van de galerij, direct boven de bloedsporen op de muur, bevindt zich immers een verbindingspunt waarop de veiligheidsrand met schroeven aan de balustrade is bevestigd. De kantonrechter acht het zeer wel voorstelbaar dat [eiser01] bij het rennen over de galerij met zijn ringvinger achter dit verbindingspunt is blijven haken en dat er door de daardoor ontstane verwondingen bloedsporen zijn achterblijven op de muur direct onder het genoemde verbindingspunt.
4.19.
Gelet op het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden, voldoende aannemelijk is dat het ongeval heeft plaatsgevonden op de wijze zoals door [eiser01] is geschetst, hetgeen betekent dat [eiser01] bij het rennen over de galerij zijn linkerhand op de balustrade heeft gehouden en daarbij met zijn ringvinger achter het verbindingspunt op de balustrade is blijven haken. Vervolgens rijst de vraag of Europost aansprakelijk kan worde gehouden voor de door dit ongeval geleden schade.
4.20.
Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is de werkgever ten opzichte van de werknemer aansprakelijk voor de schade die deze in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij aan de in artikel 7:658 lid 1 BW genoemde zorgplicht heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Artikel 7:658 lid 1 BW bevat de zorgplicht van de werkgever voor de veiligheid van de werkomgeving van de werknemer. De werkgever moet die maatregelen nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn functie schade lijdt. Zo dient de werkgever aanwijzingen te verstrekken om zoveel mogelijk te voorkomen dat de werknemer schade lijdt, en dient hij tevens de daartoe geëigende veiligheidsmaatregelen te treffen. Hoewel artikel 7:658 BW een ruime zorgplicht inhoudt, beoogt dit artikel geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar. Welke (veiligheids)-maatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en op welke wijze hij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de werkzaamheden, de kenbaarheid van het gevaar, de te verwachten oplettendheid van de werknemer en de bezwaarlijkheid van het nemen van maatregelen.
4.21.
In deze zaak moet beoordeeld worden of er sprake was van een mogelijk gevaarlijke of onveilige werkplek en of er omstandigheden op de werkplek waren waar Europost [eiser01] specifiek voor had moeten waarschuwen dan wel specifieke instructies had moeten geven om te voorkomen dat [eiser01] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade zou lijden.
4.22.
Aan de hand van het in het geding gebrachte beeldmateriaal constateert de kantonrechter dat de aan de balustrade van de galerij bevestigde veiligheidsrand prominent aanwezig is. Dat de betreffende veiligheidsrand aan de balustrade was bevestigd was dan ook voldoende kenbaar voor [eiser01] . Het lopen of rennen over een galerij is voorts een alledaagse activiteit waarvoor in beginsel geen bijzondere voorzieningen of nadere maatregelen vereist zijn. Dit zou anders kunnen zijn als de galerij, als gevolg van de specifieke inrichting daarvan, een meer dan alledaags risico in het leven zou roepen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het enkele feit dat de veiligheidsrand noodzakelijkerwijs is bevestigd aan de balustrade is daarvoor onvoldoende.
4.23.
Hoewel de verantwoordelijkheid van een veilige werkplek bij Europost is gelegen, gaat die hier niet zo ver dat van haar kan worden verlangd dat zij, telkens voordat [eiser01] zich naar een galerijflat begeeft voor pakketbezorging, hem waarschuwt/instrueert zijn hand niet op of langs de balustrade te houden omdat er mogelijk sprake kan zijn van daarmee verbonden obstakels, waar hij achter zou kunnen blijven haken. Van [eiser01] , die ten tijde van het ongeval al ruim een jaar als koerier werkte, mocht Europost verwachten dat hij zelf de nodige oplettendheid en voorzichtigheid zou betrachten bij het zich over de galerij van de flat verplaatsen in het kader van de pakketbezorging. Op dat punt is het hier klaarblijkelijk fout gegaan, nu [eiser01] dermate gehaast over de galerij heeft gelopen dat hij daarbij geen acht heeft geslagen op het aanhechtingspunt op de balustrade.
4.24.
De kantonrechter is van oordeel dat het blijven haken achter het verbindingspunt op de balustrade, dat [eiser01] had kunnen zien, een ongelukkig “huis-, tuin- en keukenongeval” betreft, althans een zodanige toevallige en ongelukkige samenloop van omstandigheden, waarvoor geen werkgeversaansprakelijkheid geldt. Niet valt in te zien wat Europost (meer) had kunnen doen om dit specifieke ongeval te voorkomen. Naar het oordeel van de kantonrechter is in deze situatie dan ook geen sprake van schending van de zorgplicht door Europost. Het beroep van [eiser01] op artikel 7:658 BW slaagt dan ook niet. Dat betekent dat de gevorderde veroordeling van Europost tot vergoeding van alle door [eiser01] ten gevolge van het ongeval geleden schade wordt afgewezen.
4.25.
[eiser01] heeft ten slotte gevorderd Europost te veroordelen tot het aanmelden van de schadeclaim bij haar ongevallenverzekeraar en [eiser01] daarover alle relevante informatie te verstrekken. In dit kader is Europost na de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld na te gaan of zij een dergelijke ongevallenverzekering heeft afgesloten.
4.26.
Europost heeft bij akte van 6 december 2022 medegedeeld dat zij geen ongevallenverzekering heeft afgesloten. [eiser01] heeft in reactie daarop op 6 december 2022 slechts te kennen gegeven dat hij zijn vordering op dit punt zonodig zal aanpassen, maar dat daarvoor te weinig tijd resteert gelet op de late ontvangst van de akte. [eiser01] heeft evenwel geen uitstel verzocht om alsnog een akte in te dienen om zijn vordering aan te passen, nog daargelaten dat - zoals ter zitting aangegeven - de aktewisseling na de mondelinge behandeling uitsluitend bedoeld was om duidelijkheid te verkrijgen over de vraag of Europost een ongevallenverzekering had afgesloten en of partijen langs die weg wellicht nog overeenstemming met elkaar konden bereiken. Voorts heeft te gelden dat [eiser01] reeds sinds de mondelinge behandeling rekening had kunnen houden met de mogelijkheid dat Europost geen ongevallenverzekering had afgesloten, zodat hij op de consequenties daarvan voor zijn vordering dadelijk in zijn akte op 6 december 2022 had kunnen ingaan. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding [eiser01] alsnog in de gelegenheid te stellen een nadere akte op dit punt in te dienen.
4.27.
Nu Europost geen ongevallenverzekering heeft afgesloten heeft [eiser01] geen belang meer bij zijn vordering tot aanmelding van de schadeclaim bij de ongevallenverzekeraar. Ook die vordering wordt dan ook afgewezen. ECLI:NL:RBROT:2023:608