RBROT 240720 Wn snijdt zich aan scherpe rand afzuigkap. Wg aansprakeljik, ook als het ongeval niet direct voorzienbaar was
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 240720 Wn snijdt zich aan scherpe rand afzuigkap. Wg aansprakeljik, ook als het ongeval niet direct voorzienbaar was.
verzocht 34 uur x € 275,- + 21%; toegewezen 32 x 275 + 21% = € 10.648,00; begrote uren gematigd vanwege skypezitting
2.
De feiten
2.1.
Bioderij is een onderneming die zich richt op het op grote schaal produceren en verkopen van pannenkoeken en poffertjes.
2.2.
[verzoeker] was vanaf 1 juli 1994 in dienst bij Bioderij, laatstelijk als technisch projectleider.
2.3.
Op 23 februari 2016 werden nieuwe, grotere afzuigkappen geplaatst boven vier bakplaten. De afzuigkappen werden geleverd, gemonteerd en opgehangen door [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ). Medewerkers van Bioderij zouden aansluitend de rookkanalen van de luchtafzuiging op de afzuigkappen aansluiten.
2.4.
Na de montage van de eerste afzuigkap zijn [naam] (hierna: [naam] ), als uitzendkracht werkzaam bij Bioderij, en een zaterdaghulp begonnen met het aansluiten van het rookgaskanaal. Hierbij is gebruik gemaakt van een reachtruck en een schaarhoogwerker.
2.5.
Tijdens de werkzaamheden heeft een ongeval plaatsgevonden. [naam] was vanuit de hoogwerker op de afzuigkap geklommen en dreigde te vallen. [verzoeker] is naar [naam] gelopen om hem proberen op te vangen. Onderweg is hij gestruikeld en heeft met zijn hand de rand van de nieuwe afzuigkap geraakt. Hierbij zijn een pees, een zenuw en een bloedvat van de rechterhand van [verzoeker] doorgesneden. De duim van [verzoeker] is gehecht en om de rechterhand is gips aangebracht.
2.6.
Op 26 februari 2016 is [verzoeker] geopereerd waarbij de pees en de zenuw werden gehecht en opnieuw gips werd aangebracht. Tot juni 2016 onderging [verzoeker] twee maal per week fysiotherapie. In de zomer van 2016 is [verzoeker] voor de tweede keer geopereerd, waarbij littekenweefsel van de pees is losgemaakt. Na deze operatie is de mobiliteit van de duim enigszins hersteld. Tot november/december 2016 ontving [verzoeker] weer twee maal per week fysiotherapie.
2.7.
Op 7 juni 2016 schrijft orthopedisch chirurg dr E.W. Mandl onder andere het volgende:
“Conclusie:
Een frozen shoulder beeld rechts waarschijnlijk secundair aan de immobilisatie van de hand na een pees trauma. [ ... ]”
2.8.
In zijn brief van 6 juni 2017 schrijft plastisch chirurg drs. IJsselstein het volgende:
“[ ... ] Ik zag patiënt op 9 november 2016 voor het laatst op mijn spreekuur.
Bij functieonderzoek is sprake van een actieve range of motion van 0 tot 40 ° in het MCP en 0 tot 40 ° in het IP-gewricht van de duim. De sensibiliteit in de duim ulnair lijkt iets te verbeteren.
Circa 1 jaar na de laatste operatie kan gesproken worden over een eindsituatie. [ ... ]”
2.9.
De arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en Bioderij is per 1 juli 2017 ontbonden.
2.10.
Per 16 maart 2017 is [verzoeker] werkzaam als zelfstandig ondernemer onder de naam [verzoeker] Technical Service.
2.11.
Op 15 februari 2017 heeft de (toenmalig) gemachtigde van [verzoeker] Bioderij aansprakelijk gesteld voor de schade van [verzoeker] op grond van art. 7:658 BW jo. 7:611 BW.
2.12.
De verzekeringsmakelaar van Bioderij, [bedrijf 2] , heeft mr. Quint van Andriessen Expertise (hierna: mr. Quint) ingeschakeld om de toedracht van het ongeval te onderzoeken. In zijn rapport van 2 juni 2017 schrijft mr. Quint onder meer het volgende:
“b. Toedrachtomschrijving volgens De Bioderij
Bij de afzuigkap stond een heftruck waarvan de lepels hoog stonden om de te bevestigen afvoer op hoogte te houden totdat die zou zijn vastgemaakt aan de afzuigkap. De heer [naam] zat op de afzuigkap, die rondom een afschot heeft. Daardoor gleed hij van de afzuigkap. Betrokkene wilde de heer [naam] opvangen dan wel zijn val breken en stak daartoe in een reflex de hand uit. De hand raakte de nog niet afgewerkte rand van de afzuigkap. Het metaal heeft een dikte van twee millimeter en was nog niet ontdaan van bramen en een scherpe snijrand. Daardoor sneed het metaal door de handschoen en de duim van betrokkene. Later op dezelfde dag heeft [bedrijf 1] de randen geschuurd waardoor deze minder scherp werden.
[ ... ]”
3.
Het deelgeschil
3.1.
[verzoeker] verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
voor recht te verklaren dat Bioderij aansprakelijk is voor het [verzoeker] op 23 februari 2016 overkomen bedrijfsongeval;
te bepalen dat Chubb op grond van artikel 7:954 lid 1 BW rechtstreeks aan [verzoeker] zal voldoen hetgeen zij in verband met het ongeval aan uitkering verschuldigd is;
een tijdstip te bepalen voor een mondelinge behandeling;
te bepalen dat Bioderij en Chubb hoofdelijk gehouden zijn om aan [verzoeker] te voldoen de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv, begroot op € 9.833,-;
te bepalen dat het voorschot sub 2 en de kosten sub 3 binnen 14 dagen na deze beschikking worden voldaan op de derdengeldenrekening van de gemachtigde van [verzoeker] , te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[verzoeker] baseert zijn verzoek jegens Bioderij op de aansprakelijk van Bioderij als werkgever (artikel 7:658 lid 2 BW). [verzoeker] stelt in dit verband dat aan hem een arbeidsongeval is overkomen terwijl hij werkzaamheden uitvoerde in de uitoefening van het bedrijf van Bioderij. Subsidiair baseert [verzoeker] zijn verzoek jegens Bioderij op aansprakelijkheid voor schade die is toegebracht door een onderschikte van Bioderij althans door een derde die in opdracht van Bioderij werkzaamheden voor Bioderij uitvoerde (artikel 6:76 BW jo. artikel 6:171 BW, althans artikel 6:170 BW). Meer subsidiair baseert [verzoeker] zijn verzoek op artikel 6:174 BW aangezien de bedrijfshal niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en Bioderij als bezitter van deze bedrijfshal aansprakelijk is voor de hierdoor ontstane schade. Nog meer subsidiair baseert [verzoeker] zijn verzoek op de aansprakelijkheid van Bioderij voor een gebrekkige roerende zaak (artikel 6:173 BW).
Ten aanzien van Chubb heeft [verzoeker] zijn vordering gebaseerd op artikel 7:954 BW.
3.3.
Bioderij heeft verweer gevoerd.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.
De beoordeling
4.1.
Dit geschil een deelgeschil is in de zin van artikel 1019w Rv. Partijen twisten over de vraag of Bioderij aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] heeft geleden als gevolg van zijn val van het dak. Een oordeel hierover kan eventuele onderhandelingen tussen partijen op gang brengen en zou kunnen leiden tot de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
4.2.
Op grond van artikel 7:658 lid 1 BW is de werkgever verplicht de werkplek en de werktuigen en gereedschappen waarmee wordt gewerkt zodanig in te richten en te onderhouden alsmede zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te geven als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Artikel 7:658 lid 1 BW vergt een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen, gereedschappen en kleding alsmede van de organisatie van de werkzaamheden en vereist dat de werkgever het op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht houdt op behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies. Op grond van het tweede lid van dit artikel is de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
4.3.
[verzoeker] heeft letsel opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden, zodat Bioderij in beginsel aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] hierdoor lijdt, tenzij Bioderij aantoont dat zij aan haar verplichtingen uit hoofde van artikel 7:658 lid 1 BW heeft voldaan en de schade niet het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [verzoeker] .
4.4.
Bioderij moet dus stellen en zo nodig bewijzen dat zij al die adequate maatregelen heeft genomen en al die aanwijzingen heeft gegeven die redelijkerwijs nodig waren om te voorkomen dat [verzoeker] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade zou lijden. Weliswaar is met deze zorgplicht niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van een werknemer tegen arbeidsongevallen, maar gelet op de ruime strekking van de zorgplicht, kan niet snel worden aangenomen dat een werkgever daaraan heeft voldaan en daarom niet aansprakelijk is voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden heeft geleden. De inhoud van de zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval. Relevante omstandigheden zijn onder meer de aard van de werkzaamheden, de kenbaarheid van het gevaar, de te verwachten onoplettendheid van de werknemer en de mate van bezwaarlijkheid van het treffen van maatregelen.
4.5.
Uit het feit dat [verzoeker] ernstig letsel aan zijn hand/duim heeft opgelopen, is af te leiden dat de rand van de afzuigkap waar hij zijn hand tegenaan heeft geslagen, scherp was. Mr. Quint vermeldt in zijn rapport van 2 juni 2017 ook dat de rand nog niet was afgewerkt en niet ontdaan was van bramen en een scherpe snijrand. [bedrijf 1] heeft de rand van de nieuwe afzuigkap na het ongeval afgebraamd (minder scherp gemaakt) en Bioderij heeft vervolgens nog kunststof strips aangebracht op de randen. Omdat de afzuigkap scherpe randen had, staat vast dat deze een gevaar op de werkvloer opleverde.
4.6.
Bioderij voert aan dat de afzuigkap zodanig was opgehangen dat de (scherpe) onderrand op een hoogte van 1.90 meter hing en dat niet gebruikelijk of voorzienbaar is dat werknemers tijdens hun werkzaamheden in aanraking komen met de rand. De enkele hoogte van de rand is onvoldoende om ervan uit te gaan dat Bioderij voldoende voorzorgsmaatregelen heeft getroffen om eventuele schade te voorkomen. Niet betwist is immers dat langere werknemers hun hoofd tegen de afzuigkap zouden kunnen stoten en ook is niet ondenkbaar dat werknemers tijdens het werk of tijdens schoonmaakwerkzaamheden met hun handen de onderrand raken en zich daarbij zouden kunnen snijden. Ook als [verzoeker] tijdens het aansluiten van de afzuigkappen niet in de buurt van de afzuigkappen hoefde te komen, moest Bioderij voldoende maatregelen nemen om te voorkomen dat hij, of andere werknemers, zich zouden verwonden aan de rand. Het voorkomen van ongelukken, ook als deze niet direct voorzienbaar waren, had eenvoudig gekund door de randen minder scherp te maken. Bioderij voert nog aan dat ook als de randen wel waren afgebraamd, niet uit te sluiten is dat de schade zich zou hebben voorgedaan, omdat de randen scherp blijven. Als dit het geval was, dan had Bioderij ook dit moeten – en eenvoudig kunnen – oplossen, bijvoorbeeld door het aanbrengen van beschermstrips. Bioderij voert nog aan dat zij [verzoeker] veiligheidshandschoenen ter beschikking heeft gesteld. Dat Bioderij [verzoeker] heeft opgedragen deze handschoenen tijdens de werkzaamheden aan de afzuigkap te dragen, stelt Bioderij echter niet. Dit lag ook niet voor de hand omdat het niet [verzoeker] zelf was die de afzuigkappen aan het aansluiten was en deze handschoenen bovendien niet geschikt waren voor het (fijnere) werk.
4.7.
Voor zover [bedrijf 1] een fout heeft gemaakt, door nieuwe afzuigkappen met een scherpe rand te leveren en te installeren, moet deze fout worden toegerekend aan Bioderij die de afzuigkappen bij [bedrijf 1] heeft besteld. Het had in het kader van de zorgplicht op de weg van Bioderij gelegen om de afzuigkappen te controleren voordat ze op de werkvloer werden opgehangen om zich ervan te vergewissen dat deze veilig waren. Dit is niet gebeurd. Voor zover er een recente Risico-inventarisatie en –evaluatie aanwezig was, is dat niet voldoende om vast te stellen dat Bioderij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Bioderij moet namelijk op de specifieke omstandigheden van het geval toegesneden maatregelen treffen, wat in dit geval inhoudt het inspecteren van de nieuwe afzuigkappen en het zo nodig treffen van specifieke veiligheidsmaatregelen om mogelijke schade bij haar werknemers te voorkomen.
4.8.
Bioderij voert in dit kader aan dat [verzoeker] , als technisch projectleider, zelf belast was met de veiligheid van apparaten zoals de afzuigkap en dat hij dus zelf de nodige maatregelen had moeten treffen om schade te voorkomen. Bioderij miskent hiermee dat zij haar verantwoordelijkheid als werkgever voor een veilige werkomgeving als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW niet kan uitbesteden aan een werknemer. Ook als [verzoeker] intern verantwoordelijk was voor de veiligheid van de (installatie van de) apparaten op de werkvloer en hierbij steken heeft laten vallen, betekent dit nog niet dat de schade die hij hierdoor oploopt, voor zijn eigen rekening moet blijven. Artikel 7:658 lid 2 BW bepaalt immers dat alleen als de schade het gevolg is van opzet of roekeloosheid van de werknemer, dit de aansprakelijkheid van de werkgever opheft. Van opzet of roekeloosheid is in dit geval geen sprake. [verzoeker] heeft slechts [naam] , die dreigde te vallen, proberen op te vangen en heeft bij die poging zijn hand ernstig verwond. [verzoeker] was er niet van op de hoogte dat de rand van de afzuigkap zo scherp was en hoefde dat ook niet te vermoeden, omdat de oude afzuigkappen niet zulke scherpe randen hadden als deze nieuwe.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat Bioderij niet alles heeft gedaan wat van haar verwacht mocht worden om te voorkomen dat [verzoeker] schade zou lijden in de uitvoering van zijn werkzaamheden. Bioderij heeft dan ook haar zorgplicht geschonden en is aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] hierdoor lijdt. De verzochte verklaring voor recht wordt daarom toegewezen.
4.10.
Chubb erkent dat voor zover Bioderij jegens [verzoeker] aansprakelijk is voor de schade die hij bij het ongeval heeft opgelopen, Chubb op grond van artikel7:954 lid 1 BW gehouden is rechtstreeks aan [verzoeker] te voldoen wat zij in verband met het ongeval aan uitkering verschuldigd is. Ook dit deel van het verzoek wordt daarom toegewezen.
Kosten deelgeschil
4.11.
De kantonrechter moet op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking nemen. Bij de begroting van de kosten moet de dubbele redelijkheidstoets worden gehanteerd; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.
4.12.
[verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag van € 9.833,-. (34 uur x € 275,- tarief plus € 483,- aan griffierecht). Bioderij betwist de redelijkheid van zowel het gehanteerde uurtarief als het aantal in rekening gebrachte uren.
4.13.
Gelet op de ervaring en specialisatie van mr. Blok valt een uurtarief van € 275,- exclusief btw binnen de bandbreedte die redelijk is voor dit soort zaken. Mr. Blok heeft ook een verklaring gegeven voor het feit dat in de overgelegde urenoverzichten van een uurtarief van € 235,- is uitgegaan; dit is het standaardtarief dat hij hanteert in zogeheten betalende zaken, niet zijnde letselschadezaken en dit vult het declaratieprogramma automatisch in. Onder deze omstandigheden is er geen reden om het in rekening gebrachte uurtarief te matigen.
4.14.
Mr. Blok heeft specificaties overgelegd van het aantal uren dat hij aan de onderhavige zaak heeft besteed. Uit deze overzichten kan worden afgeleid dat hij een vergoeding vraagt van minder uren dan het aantal uren dat hij daadwerkelijk aan dit deelgeschil heeft besteed. De begrote reistijd van twee uur zal van het aantal uren worden afgetrokken, omdat de zitting via Skype heeft plaatsgevonden. Het resterend aantal uren, 32, is redelijk gelet op de complexiteit en omvang van de zaak.
4.15.
Gelet op het voorgaande worden de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW begroot op 32 uur x € 275,-, dus op € 8.800,- exclusief btw (€ 10.648,- inclusief 21% btw), te vermeerderen met € 483,- aan griffierecht. Gedaagden zullen tot betaling daarvan worden veroordeeld.
4.16.
Omdat tegen een beschikking op een verzoek inzake een deelgeschil op grond van artikel 1019bb Rv geen hogere voorziening open staat, zal de kantonrechter het verzoek de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, afwijzen. ECLI:NL:RBROT:2020:6592