Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-Nederland 050717 verzoek om heroverweging deelgeschil; oordeel niet onbegrijpelijk, geen sprake van een kennelijke fout; afwijzing

Rb Midden-Nederland 050717 verzoek om heroverweging deelgeschil; oordeel niet onbegrijpelijk, geen sprake van een kennelijke fout; afwijzing

Zie ook: rb-midden-nl-200716-aangeboden-slotbetaling-van-75-000-is-voor-aanvaarding-herroepen-door-verzekeraar

1 Het verzoek en de beoordeling daarvan

1.1.
Bij brief van 21 juni 2017 heeft de raadsman van [verzoeker] verzocht om heroverweging van de beschikking, die op 20 juli 2016 is gegeven in de deelgeschilprocedure tussen [verzoeker] en Achmea. Die deelgeschilprocedure ging over de vraag of [verzoeker] met Achmea overeenstemming had bereikt over een door Achmea aan [verzoeker] uit te keren slotbetaling. Bij genoemde beschikking van 20 juli 2016 heeft de rechtbank het verzoek van [verzoeker] afgewezen, overwegend dat Achmea een door haar gedaan aanbod over die slotuitkering al had herroepen vóór dat aanbod op 20 oktober 2015 door [verzoeker] werd aanvaard, waardoor partijen over die slotuitkering geen overeenstemming hadden bereikt. De rechtbank heeft bij dit oordeel betrokken dat de raadsman van [verzoeker] tijdens de in de deelgeschilprocedure gehouden mondelinge behandeling desgevraagd heeft bevestigd dat het voorstel niet vóór 12 oktober 2015 was aanvaard.

1.2.
Volgens de raadsman van [verzoeker] moet het verzoek alsnog worden toegewezen, omdat [verzoeker] op 8 juni 2015 door middel van een WhatsApp-bericht aan zijn raadsman heeft laten weten dat hij het door Achmea aan hem aangeboden bedrag accepteerde. Dat WhatsApp-bericht is destijds echter aan de aandacht van zijn raadsman ontsnapt, waarna [verzoeker] zijn raadsman op 12 oktober nogmaals heeft laten weten het voorstel te accepteren. De raadsman van [verzoeker] concludeert hieruit dat zijn opmerking ter zitting, dat het voorstel niet vóór 12 oktober 2015 was aanvaard, onjuist is en dat het oordeel van de rechter als gevolg daarvan berust op een onjuiste grondslag. Om die reden moet dit oordeel volgens de raadsman van [verzoeker] worden heroverwogen.

1.3.
De raadsman van [verzoeker] licht de grondslag van het verzoek om heroverweging niet toe. De rechtbank begrijpt de brief van 21 juni 2017 aldus, dat de raadsman verzoekt om herstel van een kennelijke fout, die zich leent voor eenvoudig herstel (als bedoeld in artikel 31 Rv.), dan wel om herroeping van de deelgeschilbeschikking (als bedoeld in artikel 390 Rv in samenhang met artikel 382 Rv).

1.4.
De rechtbank heeft Achmea niet in de gelegenheid gesteld om zich over het verzoek uit te laten, omdat het hoe dan ook aanstonds moet worden afgewezen (nog afgezien van het antwoord op de vraag of de aanvaarding van het aanbod door [verzoeker] Achmea ooit heeft bereikt). Van een kennelijke fout is immers pas sprake als voor partijen en derden direct duidelijk is dat een vergissing gemaakt is en dat is in deze zaak niet het geval. Het oordeel van de deelgeschilrechter is immers, gelet op hetgeen hem in de deelgeschilprocedure bekend is geworden, niet onbegrijpelijk. Van herroeping kan pas sprake zijn als wordt voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 382 Rv. Dat aan die voorwaarden wordt voldaan, is echter gesteld noch gebleken. ECLI:NL:RBMNE:2017:6763