Rb 's-Hertogenbosch 250712 tussentijds appel na verstek in deelgeschil afgewezen; in bodemprocedure bestaat gelegenheid tot heroverweging tussenvonnis
- Meer over dit onderwerp:
Rb 's-Hertogenbosch 250712 tussentijds appel na verstek in deelgeschil afgewezen; in bodemprocedure bestaat gelegenheid tot heroverweging tussenvonnis
3. Het verzoek tot openstellen van tussentijds appel
3.1. De rechtbank heeft op 21 maart 2012 in de onderhavige zaak een (eind)beschikking gegeven.
3.2. Aegon verzoekt bij brief van haar gemachtigde mr. klein Gunnewiek van 22 juni 2012 op grond van artikel 1019cc, derde lid, onder a Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) hoger beroep open te stellen van de hiervoor genoemde beschikking. Bij brief van 9 juli 2012 heeft mr. Brens zich hiertegen namens [X] verzet.
3.3. Tegen de beslissing op een verzoek in de deelgeschilprocedure staat op grond van artikel 1019bb Rv geen hogere voorziening open. In artikel 1019cc lid 1 Rv wordt de beschikking in het deelgeschil voor de bindende kracht van daarin opgenomen beslissingen over geschilpunten die de materiële rechtsverhouding betreffen, gelijkgesteld met (eind)beslissingen in een tussenvonnis. Op grond van het derde lid van artikel 1019cc Rv kan in de bodemprocedure bij het gerechtshof hoger beroep worden ingesteld tegen de beschikking in het deelgeschil, althans tegen de daarin opgenomen bindende eindbeslissingen over de materiële rechtsverhouding van partijen, als van een tussenvonnis. Voor het instellen van hoger beroep voorafgaand aan het eindvonnis van de rechtbank in de bodemprocedure loopt een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de eerstdienende dag in de bodemprocedure. De bodemrechter dient voor dit tussentijds appèl verlof te verlenen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019cc lid 3 en onder a Rv alsmede de jurisprudentie over artikel 337 Rv (Hoge Raad 23 januari 2004, NJ 2005/510).
3.4. Aegon geeft aan tussentijds appel te willen instellen van de beschikking in het deelgeschil, omdat zij van mening is dat sprake is van pre-existente klachten van de nek en rug van [X] die van invloed zijn op zijn inschaling in de hypothetische situatie zonder ongeval. Omdat Aegon in het deelgeschil geen verweer heeft gevoerd – wat naar het oordeel van de rechtbank voor rekening van Aegon komt, omdat uit onderzoek door de griffier is gebleken dat Aegon de oproeping voor de zitting wel tijdig had ontvangen, maar deze volgens Aegon op een verkeerde afdeling terecht is gekomen – is de rechter in de inmiddels door Aegon aanhangig gemaakte bodemprocedure echter gebonden aan de beslissing van de rechtbank in het deelgeschil. Die beslissing geldt immers als een bindende eindbeslissing, aldus Aegon.
3.5. Zoals hiervoor is overwogen, wordt de beschikking in het deelgeschil voor wat betreft de bindende kracht van de in die beschikking opgenomen beslissingen over geschilpunten die de materiële rechtsverhouding betreffen, gelijkgesteld met ((eind)beslissingen in) een tussenvonnis (artikel 1019cc lid 1 Rv). Deze gelijkstelling betekent dat de rechtbank (om te voorkomen dat op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak wordt gedaan, zoals dat onder meer kenbaar is uit het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2010, NJ 2010/634) tot heroverweging van een dergelijke beslissing in het deelgeschil mag overgaan indien gebleken is dat die beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag en partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten.
3.6. Het argument dat Aegon aanvoert ter onderbouwing van haar verzoek, de aanwezigheid van pre-existente klachten bij [X], komt er naar het oordeel van de rechtbank op neer dat Aegon stelt dat de beslissing in het deelgeschil omtrent de inschaling op een onjuiste feitelijke grondslag – want het bestaan van pre-existente klachten is niet onderkend – en onjuiste juridische grondslag – want het causaal verband is door die klachten verbroken – berust. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het openstellen van tussentijds appel tegen de beschikking in het deelgeschil, omdat Aegon in de bodemprocedure alle gelegenheid heeft om de bodemrechter ervan te overtuigen dat op dit punt aanleiding is om af te wijken van wat de rechtbank in het deelgeschil – zonder debat tussen partijen – heeft beslist.
3.7. Het verzoek van Aegon tot het openstellen van tussentijds appel tegen de beschikking in het deelgeschil wordt daarom afgewezen. LJN BX3734