Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 200121 vordering verlof hoger beroep van beschikking in deelgeschil hoeft niet in incident; kan ook bij brief; geen proceskostenveroordeling

RBROT 200121 vordering verlof hoger beroep van beschikking in deelgeschil hoeft niet in incident; kan ook bij brief; geen proceskostenveroordeling

2
.De beoordeling

in het incident

2.1.
[naam eiseres] vordert dat de rechtbank verlof zal verlenen voor het instellen van appèl tegen de door de rechtbank in de tussen partijen gevoerde deelgeschilprocedure gegeven beschikking van 27 juli 2020, met kenmerk C/10/592002/HA RK 20-176, met veroordeling van Achmea Schadeverzekering - uitvoerbaar bij voorraad - in de proceskosten van het onderhavige incident met nakosten.

2.2.
Achmea Schadeverzekering heeft te kennen gegeven zich te kunnen verenigen met de vordering van [naam eiseres] tot het verlenen van verlof voor het instellen van hoger beroep en dat de rechtbank deze vordering zal toewijzen. Met betrekking tot de proceskosten heeft Achmea Schadeverzekering zich op het standpunt gesteld dat [naam eiseres] daarin behoort te worden veroordeeld, aangezien het niet noodzakelijk was een incident op te werpen om van de rechtbank verlof te krijgen voor het instellen van hoger beroep, aangezien daar eenvoudig bij brief om had kunnen worden gevraagd.

2.3.
Op de rolzitting van 23 december 2020 heeft de rolrechter het verzoek van [naam eiseres] afgewezen om bij conclusie te reageren op het standpunt van Achmea Schadeverzekering met betrekking tot de proceskosten en de zaak naar de rol van woensdag 20 januari 2021 verwezen voor het wijzen van vonnis in het incident.

2.4.
De rechtbank zal de incidentele vordering van [naam eiseres] toewijzen. Het verzoek van [naam eiseres] om hoger beroep in te stellen tegen de beschikking van de rechtbank in de deelgeschilprocedure kan geacht worden te zijn gedaan binnen de beroepstermijn van drie maanden na de eerste roldatum (artikel 1019cc lid 3 onder a Rv). Het verzoek is weliswaar al in de dagvaarding (als incidentele vordering) opgenomen maar dit verzoek wordt beschouwd pas in formele zin te zijn gedaan op de dag dat de zaak werd aangebracht. Voorts heeft Achmea Schadeverzekering zich tegen toewijzing van het verzoek niet verzet en tegen inwilliging van het verzoek bestaan ook naar het oordeel van de rechtbank geen bezwaren.

2.5.
Met betrekking tot de proceskosten overweegt de rechtbank als volgt. Er bestaat geen aanleiding om één van beide partijen als de in het ongelijk te stellen partij te beschouwen. Er zal dan ook geen proceskostenveroordeling worden uitgesproken. Anders dan Achmea Schadeverzekering heeft verzocht zal de rechtbank [naam eiseres] niet verwijzen in de kosten van het incident. Het moge juist zijn dat [naam eiseres] het verzoek om hoger beroep in te stellen ook bij brief had kunnen doen, maar ook dan zou Achmea Schadeverzekering in de gelegenheid zijn gesteld haar standpunt kenbaar te maken en zou zij derhalve kosten hebben moeten hebben maken, terwijl ook dan geen kostenveroordeling zou zijn gevolgd. De proceskosten zullen daarom in dier voege worden gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.

in de hoofdzaak

2.6.
Ervan uitgaande dat [naam eiseres] tijdig in hoger beroep is gekomen of zal gaan (de zaak is op 28 oktober 2020 bij de rechtbank aangebracht en het hoger beroep zal daarom op grond van artikel 1019cc lid 3 onder a Rv binnen drie maanden vanaf die datum moeten zijn ingesteld), zal de rechtbank de zaak in de hoofdzaak naar de parkeerrol verwijzen voor uitlating door partijen over de voortgang van de procedure.

2.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.
De beslissing

De rechtbank

in het incident

3.1.
bepaalt dat tegen de door de rechtbank in het deelgeschil met rekestnummer C/10/592002 / HA RK 20-176 gegeven beschikking van 27 juli 2020 hoger beroep kan worden ingesteld,

3.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

in de hoofdzaak

3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de parkeerrol zal komen van 6 oktober 2021 voor uitlating door partijen, ECLI:NL:RBROT:2021:700