Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-NL 150915 verzoek opheffing BEM-clausule vanwege bijstand; zolang niet vaststaat dat minderjarige onderhoudsplichtig is tov ouder, kan machtiging niet verleend worden

Rb Noord-NL 150915 verzoek opheffing BEM-clausule vanwege bijstand; zolang niet vaststaat dat minderjarige onderhoudsplichtig is tov ouder, kan machtiging niet verleend worden

1. Op 29 juni 2015 is ter griffie van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, ingediend door [verzoekster 1] , in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , aangehecht verzoekschrift, met bovenstaand zaaknummer en voorzien van ontvangststempel, strekkende tot het opheffen van de op de spaarrekeningen van genoemde minderjarigen rustende BEM-clausule.

2. Het verzoekschrift is vervolgens vanwege centralisatie van werkzaamheden door de griffier verzonden naar en ontvangen ter locatie Leeuwarden van de Rechtbank Noord-Nederland op 2 juli 2015.
Op 17 augustus 2015 zijn op verzoek van de griffier aanvullende stukken ingediend.

Motivering
3. De Gemeente Vlagtwedde heeft bij toekenningsbesluit van 21 mei 2015 bijstand verleend aan verzoekster, onder oplegging van de verplichting aan verzoekster om de kantonrechter binnen een termijn van 3 maanden te verzoeken om de BEM-clausule, die aanwezig is op de rekeningen van de minderjarige kinderen, op te heffen.
De Gemeente geeft in dit besluit aan dat het vermogen van een minderjarige op grond van artikel 31 lid 1 van de participatiewet tot de middelen van het gezin wordt gerekend, indien daarover redelijkerwijs kan worden beschikt, en dat het opheffen van de BEM-clausule kan leiden tot vermindering of beëindiging van de bijstand.

4. Verzoekster is van mening dat de erfenis het enige is dat ‘over’ is van hun vader, waarmee de kinderen in de toekomst herinneringen aan hun vader kunnen creëren. Zij stelt dat de BEM-clausule toch niet voor niets in het leven is geroepen en vraagt om de BEM-clausule te handhaven.

5. De kantonrechter stelt vast dat in artikel 1:392 lid 1 BW een onderhoudsverplichting is neergelegd van kinderen (ook minderjarige) ten opzichte van hun ouders, voor zover de ouder behoeftig is (lid 2) en er geen (vroegere) partner is die onderhoudsplichtig is (lid 3).
Voor wat betreft de onderhoudsverplichting van minderjarige kinderen ten opzichte van hun ouders sluit de kantonrechter zich evenwel aan bij het standpunt van de kantonrechter te Zwolle zoals dat is verwoord in de uitspraak van 9 oktober 2003.
De kantonrechter te Zwolle stelt in die uitspraak dat de onderhoudsverplichting van minderjarigen voor behoeftige ouders reeds in 1971 zeer omstreden was en ook het gebrek aan verschenen jurisprudentie over de toepassing van de bepaling bepaald niet de indruk wekt dat er sprake is van een veelvuldig gebruikt wetsartikel.

6.De kantonrechter constateert dat er ten aanzien van dit wetsartikel ook in de periode na de uitspraak in 2003 sprake is van een gebrek aan verschenen jurisprudentie, hetgeen er op duidt dat het wetsartikel ook thans niet veelvuldig wordt toegepast.

7. De kantonrechter overweegt voorts dat uit de stukken niet is gebleken dat in rechte is vastgesteld dat en in hoeverre de minderjarige onderhoudsplichtig is ten opzichte van haar moeder, dan wel dat aan haar moeder verleende bijstand terecht (dus bij onherroepelijke beschikking) wordt teruggevorderd ten laste van het vermogen van de minderjarige.
De gemeente heeft in het toekenningsbesluit alleen gesteld dat het vermogen van een minderjarige op grond van artikel 31 lid 1 van de participatiewet tot de middelen van het gezin wordt gerekend, indien daarover redelijkerwijs kan worden beschikt, en dat het opheffen van de BEM-clausule kan leiden tot vermindering of beëindiging van de bijstand.

8. Zolang niet in rechte vast staat dat en in hoeverre de minderjarige onderhoudsplichtig is ten opzichte van haar moeder, dan wel dat aan haar moeder verleende bijstand terecht ten laste van het vermogen van de minderjarige wordt teruggevorderd, zal de verzochte machtiging worden afgewezen.
Wel heeft verzoekster op basis van artikel 1:2531 BW het vruchtgenot van het vermogen van de minderjarige en mag zij zonder rechterlijke machtiging de renteopbrengst van de rekening met BEM-clausule van de minderjarige gebruiken voor noodzakelijke kosten van levensonderhoud. ECLI:NL:RBNNE:2015:4579