RBMNE 100519 Ontslag curatoren; geen toestemming kantonrechter voor ontvangen voorschotten; terugbetalingsverplichting voor curatoren; laakbaar handelen advocaat
- Meer over dit onderwerp:
RBMNE 100519 Ontslag curatoren; geen toestemming kantonrechter voor ontvangen voorschotten; terugbetalingsverplichting voor curatoren; laakbaar handelen advocaat
2.
De overwegingen van de kantonrechter
2.1
De kantonrechter stelt voorop dat een bewindvoerder/curator dient te zorgen voor de financiële huishouding van rechthebbende waarbij het belang van rechthebbende voorop dient te staan. De bewindvoerder/curator mag alleen beschikken over onder bewind gestelde goederen met toestemming van de rechthebbende of, als deze daartoe niet in staat is of weigerachtig is, met schriftelijke en voorafgaande machtiging van de kantonrechter. Beschikkingshandelingen met betrekking tot onder bewind vallende goederen waarvoor voorafgaande toestemming of machtiging nodig is, zijn, voor zover hier van belang:
- incidentele uitgaven / aankopen vanaf € 1.500,-- ;
- schenkingen;
- het aangaan van een overeenkomst tot het beëindigen van een geschil tenzij het voorwerp van het geschil een waarde van € 700,-- niet te boven gaat.
Daarnaast is de bewindvoerder/curator, na de boedelbeschrijving bij aanvang van het bewind/de curatele, verplicht jaarlijks en aan het einde van het bewind/de ondercuratelestelling deugdelijk rekening en verantwoording af te leggen van het door hem gevoerde bewind. Ook heeft de bewindvoerder/een curator tot taak de rechthebbende te vertegenwoordigen in en buiten rechte in zaken die de onder bewind/curatele staande goederen betreffen. Bij een procedure over een onder bewind/curatele staand goed zal de bewindvoerder/curator namens de rechthebbende als procespartij moeten optreden.
2.2.
Zowel de bewindvoerder als de mentor als de curator (hierna gezamenlijk te noemen: uitvoerders) kunnen aanspraak maken op een beloning. Per 1 januari 2015 geldt de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. In deze regeling zijn onder meer de forfaitaire jaarbeloningen (inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW) opgenomen die uitvoerders jaarlijks in rekening mogen brengen. Uit voornoemde Regeling volgt dat de kantonrechter de beloning van de uitvoerders alleen “wegens uitzonderlijke omstandigheden” op andere wijze kan vaststellen.
2.3.
De kantonrechter stelt het volgende vast.
2.3.1.
Op 10 oktober 2013 heeft rechthebbende zeer ernstig en blijvend letsel opgelopen als gevolg van een medische fout. Het UMC in Utrecht heeft aansprakelijkheid erkend. De schade van rechthebbende wordt geregeld met het schaderegelingsbureau dat door het UMC dan wel diens aansprakelijkheidsverzekeraar is ingeschakeld: [aansprakelijkheidsverzekeraar] . De belangen van rechthebbende worden in deze letselschadezaak behartigd door mr. [A] (hierna: mr. [A] ). Volgens [bewindvoerder] en [mentor] heeft de aansprakelijke wederpartij tot heden zowel de materiële schade als de immateriële schade adequaat vergoed en bevoorschot. De schaderegeling is nog niet afgerond, waarbij belangrijke discussiepunten nog zijn het smartengeld en het verlies arbeidsvermogen, aldus [bewindvoerder] en [mentor] .
2.3.2.
In 2015 tot en met 2017 zijn door de schadeverzekeraar voorschotten wegens materiële schade aan rechthebbende betaald, waaronder een vergoeding voor [bewindvoerder] en [mentor] alsook een bedrag van in totaal € 150.000 aan voorschotten op smartengeld. Jaarlijks zijn namens de schadeverzekeraar de - door mr. [A] namens rechthebbende voorgestelde - schadestaten geaccordeerd. Vaststaat dat [bewindvoerder] en [mentor] (als bewindvoerders/curatoren) geen (voorafgaande) toestemming hebben verzocht aan de kantonrechter voor het accepteren van voorschotten. Nu het accepteren van voorschotten, als onderdeel van het aangaan van een overeenkomst tot het beëindigen van een geschil, een beschikkingshandeling betreft en rechthebbende niet in staat was en is hiervoor toestemming te verlenen, waren zij ingevolge artikel 1: 441 lid 2 sub e van het Burgerlijk Wetboek (BW) hiertoe verplicht. Naast het ontbreken van de vereiste toestemming is gebleken dat [bewindvoerder] en [mentor] verschillende (grote) bedragen niet opgenomen hebben in de rekening en verantwoording over voornoemde jaren. Hierdoor zijn niet alleen (aanvankelijk) grote rekenkundige verschillen ontstaan, maar is ook de kantonrechter onjuist voorgelicht.
2.3.3.
Voorts staat vast dat [bewindvoerder] en [mentor] geen voorafgaande toestemming hebben verzocht aan de kantonrechter ten aanzien van verschillende uitgaven waartoe zij ingevolge artikel 1:441 BW wel verplicht waren:
vakantie ad € 2.226,-- (zoals onder punt 2.1 reeds is besproken dient er toestemming gevraagd te worden voor incidentele uitgaven boven € 1.500,--);
kosten woning partner ad € 2.550,74 (zonder enige toelichting van [bewindvoerder] en [mentor] is dit bedrag naar het oordeel van de kantonrechter aan te merken als een schenking);
kosten scooter partner ad € 1.000,-- (zonder enige toelichting van [bewindvoerder] en [mentor] is dit bedrag naar het oordeel van de kantonrechter aan te merken als een schenking);
kosten auto anders dan verzekering/belasting ad € 1.500,-- (volgens [bewindvoerder] en [mentor] zien deze kosten op een scooter van de zoon, derhalve is ook dit bedrag naar het oordeel van de kantonrechter aan te merken als een schenking);
hobby’s ad € 2.690,-- (uit de door [bewindvoerder] en [mentor] overgelegde specificatie blijkt dat dit bedrag onder meer bestaat uit een bedrag van in totaal € 555,18 aan sportkosten voor de zoon en een bedrag van € 600,-- aan contante schenking aan de zoon, de overige kosten lijken te zijn gemaakt ten behoeve van rechthebbende, derhalve is een bedrag van in totaal € 1.155,18 naar het oordeel van de kantonrechter aan te merken als een schenking);
beloning bewindvoerders en mentor/curatoren hoger dan het forfaitaire tarief waaronder de hulpkosten.
2.4.
Desgevraagd hebben [bewindvoerder] en [mentor] na de zitting van 2 oktober jl. alsnog machtigingsverzoeken ingediend terzake voornoemde uitgaven.
2.5.
Ten aanzien van voornoemde gang van zaken heeft [bewindvoerder] , mede namens [mentor] , steeds (ook schriftelijk) naar voren gebracht dat zij geen verantwoording schuldig zijn aan de kantonrechter, nu de schadeverzekeraar jaarlijks akkoord is gegaan met de door mr. [A] voorgestelde schadestaten. De verschillende uitgaven (waarvoor geen toestemming is gevraagd) zijn door de verzekeraar vergoed en daarmee niet ten laste van het vermogen van rechthebbende gekomen. Blijkens de brief van 18 december 2018 deelt de letselschadeadvocaat van rechthebbende, zijnde mr. [A] , deze visie.
2.6.
Zoals hiervoor - onder punt 2.3.2 - reeds is overwogen hadden [bewindvoerder] en [mentor] , als bewindvoerders/curatoren van rechthebbende, voorafgaand aan het accepteren van voorschotten, als onderdeel van het aangaan van een overeenkomst tot het beëindigen van een geschil, toestemming moeten vragen aan de kantonrechter. Dat mr. [A] voor [bewindvoerder] en [mentor] de onderhandelingen met de schadeverzekeraar voerde maakt dit niet anders. Het is immers de taak van de bewindvoerder/curator om rechthebbende in en buiten rechte te vertegenwoordigen. Het feit dat deze taak is uitbesteed aan mr. [A] doet niets af aan de verantwoordelijkheid van de bewindvoerders/curatoren op dit punt. Door de afspraken met de schadeverzekeraar die - zoals hierboven al genoemd - een onderdeel vormen van de totale te treffen overeenkomst ter beëindiging van het geschil over de aan rechthebbende toegebrachte schade, niet ter goedkeuring voor te leggen aan de kantonrechter hebben de bewindvoerders/curatoren de schade-uitkering en de afspraken daaromtrent onttrokken aan het toezicht door de kantonrechter. Na vragen van de zijde van de rechtbank werd eerst in 2018 duidelijk dat er reeds afspraken zijn gemaakt met de schadeverzekeraar van rechthebbende. De verzekeraar wist dat [bewindvoerder] en [mentor] de uitvoerders waren. Dat betekent dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. Het gaat hier immers om rechtshandelingen die om het beoogde gevolg te hebben, goedkeuring behoeven van de kantonrechter. Deze is niet gegeven (artikel 3:57 BW).
2.7.
In het geval [bewindvoerder] en [mentor] de schadestaten wel ter goedkeuring hadden voorgelegd aan de kantonrechter had de kantonrechter geen machtiging verleend. De kantonrechter zal ook nu, achteraf, geen toestemming verlenen voor de afspraken met de schadeverzekeraar behalve ten aanzien van het bedrag aan sportkosten voor de zoon ad in totaal € 555,18. Ondanks herhaalde verzoeken daartoe heeft [bewindvoerder] , mede namens [mentor] , nagelaten (voldoende) te onderbouwen waarom de verschillende uitgaven onder de punten 1 tot en met 5 (genoemd onder punt 2.3.3) namens rechthebbende zijn gedaan. Alleen ten aanzien van de sportkosten voor de zoon ad € 555,18 is aangegeven dat er sprake is van een schenkingstraditie. Voor het overige is alleen een opsomming gegeven van de verschillende bedragen en zijn facturen overgelegd.
2.7.1.
Machtigingsverzoek vakantie (1)
Ten aanzien van punt 1 (zie punt 2.3.3) staat vast dat dit bedrag namens rechthebbende is uitgegeven ten behoeve van een vakantie voor 9 personen, waaronder [mentor] en zijn echtgenote. [bewindvoerder] en [mentor] hebben, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, niet aangegeven waarom het in het belang is van rechthebbende om ook voor alle reisgenoten de kosten te betalen. De kantonrechter zal daarom dit machtigingsverzoek afwijzen.
2.7.2.
Machtigingsverzoeken kosten woning partner, scooter partner en scooter zoon (2 tot en met 4)
Zoals onder punt 2.3.3 reeds is overwogen zijn de uitgaven onder de daar genoemde punten 2 tot en met 4 naar het oordeel van de kantonrechter aan te merken als schenkingen. Nu [bewindvoerder] en [mentor] hebben aangegeven dat er geen sprake is van een schenkingstraditie behalve ten aanzien van de sportkosten van de zoon zal de kantonrechter geen toestemming verlenen voor deze uitgaven.
2.7.3.
Machtigingsverzoek hobby’s ad € 2.690,-- (5)
Zoals onder punt 2.3.3 reeds is overwogen bestaat het onder punt 5 genoemde bedrag van € 2.690,-- uit een bedrag van in totaal € 555,18 aan sportkosten voor de zoon en een bedrag van € 600,-- aan contante schenking aan de zoon, de overige kosten lijken te zijn gemaakt ten behoeve van rechthebbende. Nu volgens [bewindvoerder] en [mentor] de sportkosten voor de zoon reeds door rechthebbende werden betaald voor zijn ongeluk stelt de kantonrechter op dit punt een schenkingstraditie vast en verleent zij achteraf machtiging voor deze uitgaven ad in totaal € 555,18. Voor alle overige uitgaven behalve de schenking van € 600,-- hoefde geen machtiging te worden gevraagd. In zoverre zijn [bewindvoerder] en [mentor] niet ontvankelijk in hun verzoek. Ten aanzien van de schenking aan de zoon ad € 600,-- wordt geen toestemming verleend, nu [bewindvoerder] en [mentor] hebben aangegeven dat er geen sprake is van een schenkingstraditie behalve ten aanzien van de sportkosten van de zoon.
2.7.4.
Machtigingsverzoek beloning uitvoerders hoger dan het forfaitaire tarief waaronder de zogenoemde hulpkosten voor [mentor] (6)
2.7.4.1.
Ten aanzien van de onder punt 6 (van punt 2.3.3) genoemde uitgaven is uit de verschillende door [bewindvoerder] en [mentor] overgelegde schadestaten het volgende gebleken.
De schadeverzekeraar heeft in totaal (30 september 2014 - 21 november 2017) een bedrag van € 16.416,75 aan bewindskosten vergoed. Aan mentorschapsbeloning heeft de schadeverzekeraar een bedrag van in totaal (2014-november 2017) € 6.255,40 uitgekeerd en aan curatorkosten een bedrag van € 534,22 (december 2017 tot en met januari 2018). Daarnaast heeft de schadeverzekeraar aan hulpkosten een bedrag van € 68.865,-- (over de periode van 13 december 2013 tot 1 januari 2018) uitgekeerd die vervolgens betaald zijn aan [mentor] . Gebleken is dat [bewindvoerder] ten onrechte in de rekening en verantwoording over 2015 heeft opgenomen dat ten aanzien van de uitgave hulpkosten toestemming was verleend.
De periode van 1 januari 2018 tot de schorsing van de curatoren laat de kantonrechter buiten beschouwing, nu over die periode nog geen (eind)rekening en verantwoording is afgelegd.
2.7.4.2.
Zoals onder punt 2.2 reeds is overwogen zijn in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren de forfaitaire jaarbeloningen opgenomen die uitvoerders jaarlijks in rekening mogen brengen. [bewindvoerder] en [mentor] zijn niet aan te merken als professionele uitvoerders in de zin van die Regeling. Dat brengt met zich dat zij per jaar in beginsel recht hadden op het zogenoemde familietarief. In 2014 was het tarief voor een familiebewindvoerder € 593,--, in 2015 € 600,--, in de jaren 2016 tot en met 2018 € 599,30. Aangezien [bewindvoerder] en [mentor] samen benoemd zijn als bewindvoerders hadden zij tot hun benoeming als curatoren tezamen recht op eenmaal het jaarlijkse familietarief. Hoe zij dit bedrag onderling verde(e)l(d)en is aan hen. De tarieven voor een familiementor zijn gelijk aan die voor een familiebewindvoerder in de jaren 2014 tot en met 2018. Aangezien [mentor] als enige als mentor is benoemd kwam hem als enige dit tarief toe tot zijn benoeming als curator. Vanaf 21 november 2017 hebben de curatoren gezamenlijk recht op het jaarlijkse forfaitaire tarief voor niet professionele curatoren. In 2017 en 2018 was dat tarief € 1.078,70.
2.7.4.3.
Zoals ook onder punt 2.2 reeds is overwogen kan de kantonrechter de beloning van de uitvoerders alleen “wegens uitzonderlijke omstandigheden” op andere wijze vaststellen. [bewindvoerder] en [mentor] hebben ten aanzien van hun beloning facturen en urenlijsten overgelegd. Uit deze urenspecificatie blijkt niet dat er sprake is van werkzaamheden die de extra vergoedingen (bovenop de voornoemde forfaitaire vergoedingen) rechtvaardigen. De hierop gevraagde toelichting is niet gegeven. Ook is niet aangegeven waarom [mentor] in de jaren 2015 tot en met 2017 recht had op de (veel) hogere mentorschapsbeloning in plaats van het forfaitaire tarief en hoe deze vergoeding zich verhoudt tot de zogenoemde aan hem betaalde hulpkosten ad in totaal € 68.865,-- (over de periode van 13 december 2013 tot 1 januari 2018). Dit klemt temeer nu ter zitting van 20 november jl. is gebleken dat [bewindvoerder] geen contact onderhield met rechthebbende en zijn familie, zij verzorgde enkel de financiën en de daaraan gerelateerde taken. De zoon van rechthebbende heeft ter zitting van 20 november jl. aangegeven dat rechthebbende geen inzage kreeg in de financiën, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, en dat het contact met [mentor] sinds de omzetting naar curatele verslechterd is en thans onprettig is geworden. Mede gelet hierop had het op de weg van [bewindvoerder] en [mentor] gelegen alsnog de gevraagde toelichting ten aanzien van de door hen verrichte werkzaamheden te geven. Met betrekking tot voornoemde hulpkosten geldt ook dat in de wet staat dat degene die zorg verleent geen mentor mag zijn. Beleid van de kantonrechters is dat voor familieleden veelal een uitzondering wordt gemaakt op deze regel, maar [mentor] is geen familielid.
Daarnaast valt op dat in de verschillende overgelegde schadestaten niet de vergoeding voor mr. [A] is opgenomen.
2.7.4.4.
Gelet op het vorenstaande stelt de kantonrechter vast dat [bewindvoerder] en [mentor] (enkel) recht hadden op de forfaitaire vergoedingen zoals hiervoor, onder punt 2.7.4.2 genoemd. Het machtigingsverzoek zal daarom worden afgewezen.
2.8.
De slotsom is dat de machtigingsverzoeken 1 tot en met 4 en 6 zullen worden afgewezen. Machtigingsverzoek 5 zal worden toegewezen ten aanzien van een bedrag van € 555,18 en worden afgewezen ten aanzien van een bedrag van € 600,--. Voor het overige zullen [bewindvoerder] en [mentor] niet ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van dat machtigingsverzoek.
2.9.
Nu de kantonrechter niet alsnog toestemming verleent voor (het merendeel van) de afspraken met de schadeverzekeraar zijn er geen geldige vaststellingsovereenkomsten tot stand gekomen.
2.10.
Gelet op de exorbitante vergoedingen aan [bewindvoerder] en [mentor] , mede gelet op het feit dat mr. [A] blijkbaar ook voor haar werkzaamheden is betaald door de schadeverzekeraar, is de kantonrechter van oordeel dat [bewindvoerder] en [mentor] hun eigen belang voorop hebben gesteld en niet dat van rechthebbende. Dit neemt de kantonrechter [bewindvoerder] en [mentor] zeer kwalijk. Dat [bewindvoerder] zich in de praktijk als enige bezighield met de financiën en [mentor] met alle andere taken betekent niet dat [mentor] hiervoor niet ook verantwoordelijk is te houden. [bewindvoerder] heeft in 2015 aan [aansprakelijkheidsverzekeraar] geschreven dat de standaardbewindvoerdersvergoeding (waarbij zij ten onrechte uitgaat van 17 uren op jaarbasis exclusief onkosten) voor haar “absoluut onvoldoende” is gezien de uren en de werkzaamheden die zij voor rechthebbende moet uitvoeren. [bewindvoerder] stelde daarbij een vergoeding voor op basis van één dag per maand (8 uren) ad € 65,-- per uur exclusief BTW, naast handhaving van het forfaitaire tarief en onkosten. Indien [aansprakelijkheidsverzekeraar] niet akkoord kon gaan met haar vergoedingsvoorstel zou zij haar bewindvoerdersactiviteiten moeten beëindigen. In 2016 vraagt zij een uurtarief van € 100,-- exclusief BTW en geeft zij opnieuw aan dat zij haar werkzaamheden moet beëindigen indien [aansprakelijkheidsverzekeraar] niet akkoord gaat. Mr. [A] heeft [bewindvoerder] steeds gesteund in haar aanvragen om extra vergoedingen, maar heeft (ook) niet deugdelijk onderbouwd waarom [bewindvoerder] recht zou hebben op een veel hogere vergoeding dan het forfaitaire tarief. Volgens haar is het gevraagde uurtarief “geenszins bovenmatig gezien de kwalificaties en werkzaamheden van [bewindvoerder] .” Wat [bewindvoerder] nu precies aan extra werkzaamheden verricht(te) wordt niet beschreven, alleen wordt vermeld dat deze “niet bepaald gemiddeld” zijn te noemen. Ten aanzien van de vergoedingen voor [mentor] wordt in het geheel niets gesteld. Waren deze voorstellen ter goedkeuring voorgelegd aan de kantonrechter dan was geen toestemming verleend. De schadeverzekeraar had in dat geval kennis kunnen nemen van het oordeel van de kantonrechter. Doordat [bewindvoerder] en [mentor] dit hebben nagelaten is gedurende meerdere jaren ten onrechte een veel te hoge vergoeding uitbetaald.
2.11.
Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de curatoren dienen te worden ontslagen wegens gewichtige redenen en dat er een professionele curator dient te worden benoemd. De kantonrechter zal de tijdelijk curator Goedhart Bewind B.V. benoemen als curator, nu de heer [B] ter zitting van 20 november jl. heeft aangegeven dat Goedhart Bewind B.V. bereid is om tot opvolgend curator - en dus niet alleen als tijdelijk curator - te worden benoemd. Van bezwaren tegen deze benoeming is niet gebleken.
2.12.
Zoals hiervoor reeds is overwogen hadden [bewindvoerder] en [mentor] recht op de forfaitaire vergoedingen zoals hiervoor, onder punt 2.7.4.2, genoemd. Dit betekent dat [bewindvoerder] en [mentor] het verschil tussen de in de punten 2.7.4.1 en 2.7.4.2 genoemde bedragen dienen terug te betalen aan rechthebbende evenals de bedragen waar geen machtiging voor wordt verleend. Nu [bewindvoerder] en [mentor] allebei bewindvoerder waren van rechthebbende en vervolgens beiden curatoren zullen zij hoofdelijk worden veroordeeld tot terugbetaling van de ten onrechte uitgekeerde bedragen.
2.13.
De kantonrechter verzoekt Goedhart Bewind B.V. te onderzoeken of, en zo ja, in hoeverre, rechthebbende schade heeft geleden door bovengenoemde gang van zaken in de periode van 1 januari 2018 tot 5 december 2018, zijnde de (feitelijke) dag van de schorsing van [bewindvoerder] en [mentor] als curatoren. Daarnaast verzoekt de kantonrechter Goedhart Bewind B.V. te onderzoeken of, en zo ja, in hoeverre, rechthebbende schade heeft geleden door ander handelen van [bewindvoerder] en [mentor] dan bovengenoemde gang van zaken. De kantonrechter kan zich voorstellen dat Goedhart Bewind B.V. daartoe contact opneemt met het schaderegelingsbureau dat door het UMC dan wel diens aansprakelijkheidsverzekeraar is ingeschakeld, zijnde [aansprakelijkheidsverzekeraar] . Daarnaast bestaat er bij de kantonrechter onduidelijkheid over de gang van zaken met betrekking tot de motor/zijspan van rechthebbende. De kantonrechter verzoekt Goedhart Bewind B.V. om ook hier onderzoek naar te doen. Goedhart Bewind B.V. zal de kantonrechter over haar onderzoek periodiek, tenminste eenmaal per drie maanden, dienen te informeren.
Gelet op de hiervoor beschreven laakbare handelwijze van mr. [A] en het feit dat er na vijf jaar nog steeds geen definitieve overeenkomst met de schadeverzekeraar tot stand is gekomen verzoekt de kantonrechter Goedhart Bewind B.V. ook om rechthebbende zo snel mogelijk te laten vertegenwoordigen door een andere letselschadeadvocaat.
2.14.
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen curator voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 959,00 (exclusief btw).
2.15.
De kantonrechter zal de jaarbeloning van de te benoemen curator, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen overeenkomstig artikel 2 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
3
De beslissing
De kantonrechter:
- ontslaat [bewindvoerder] en [mentor], voornoemd, met onmiddellijke ingang als curatoren van [betrokkene];
- benoemt tot curator Goedhart Bewind B.V., correspondentieadres: Postbus 1073, 1200 BB Hilversum;
- stelt de beloning vast op de tarieven die hiervoor zijn bepaald;
- wijst de machtigingsverzoeken 1 tot en met 4 en 6 af;
- wijst machtigingsverzoek 5 toe tot een bedrag van € 555,18, wijst machtigingsverzoek 5 af ten aanzien van een bedrag van € 600,-- aan schenking aan de zoon en verklaart [bewindvoerder] en [mentor] voor het overige niet ontvankelijk ten aanzien van dit machtigingsverzoek;
- veroordeelt [bewindvoerder] en [mentor] hoofdelijk tot betaling aan rechthebbende van de volgende bedragen:
- € 2.226,-- ( € 2.226,-- (betreft afgewezen machtigingsverzoek t.a.v. kosten vakantie);
- € 2.550,74 ( € 2.550,74 (betreft afgewezen machtigingsverzoek t.a.v. kosten woning partner);
- € 1.000,-- ( € 1.000,-- (betreft afgewezen machtigingsverzoek t.a.v. scooter partner);
- € 1.500,-- ( € 1.500,-- (betreft afgewezen machtigingsverzoek t.a.v. kosten auto anders dan verzekering/belasting);
- € 600,-- ( € 600,-- (betreft afgewezen machtigingsverzoek t.a.v. schenking aan de zoon);
ten aanzien van het afgewezen machtigingsverzoek beloning uitvoerders hoger dan het forfaitaire tarief waaronder de zogenoemde hulpkosten voor [mentor] :
- € 14.495,13 € 14.495,13 aan teveel in rekening gebrachte beloning voor de bewindvoerder over de periode 30 september 2014 t/m 22 november 2017;
- € 4.333,78 € 4.333,78 aan teveel in rekening gebrachte beloning voor de mentor over de periode 30 september 2014 t/m 22 november 2017;
- € 177,22 € 177,22 aan teveel in rekening gebrachte beloning voor de curator over de periode 22 november 2017 t/m 31 december 2017;
- € 68.865,-- € 68.865,-- aan ten onrechte uitgekeerde hulpkosten aan [mentor] .ECLI:NL:RBMNE:2019:2112