Rb Den Haag 300713 bestuurder die met bijzondere manoeuvre inrit wilde inrijden is ondanks aangeven richting aansprakelijk
- Meer over dit onderwerp:
Rb Den Haag 300713 bestuurder die met bijzondere manoeuvre inrit wilde inrijden is ondanks aangeven richting aansprakelijk;
- kosten afgewezen bij gebrek aan belang vanwege rechtsbijstandsverzekering
locatie ongeval: maps.google.nl
2 De feiten
2.1.
Op 30 mei 2010 is [verzoekster] als bestuurster van een auto betrokken geraakt bij een verkeersongeval. [verzoekster] reed over de Lazaruskade, komende vanuit de richting van de Reigerstraat en gaande in de richting van de Wachtelstraat te [woonplaats]. De Lazaruskade is een voorrangsweg met aan weerszijden een fietspad.
2.2.
Terwijl [verzoekster] op de Lazaruskade reed zag zij ter hoogte van de inrit naar de Karekietstraat, aan de linkerzijde van de weg, de auto van de heer [A] (hierna: “[A]”) stilstaan.
2.3.
Op het moment dat [verzoekster] de auto van [A] passeerde draaide [A] zijn auto vanuit stilstand naar links met de bedoeling de inrit van de Karekietstraat in te rijden. Een aanrijding tussen de twee auto’s was het gevolg (hierna: “het ongeval”). [verzoekster] heeft als gevolg van het ongeval letsel opgelopen.
2.4.
Op het in aanwezigheid van de politie ingevulde schadeformulier (gedateerd op 31 mei 2010) is een tekening gemaakt waarbij de auto van [A] met de rechterwielen over de stippellijn van het zich op de weg bevindende fietspad staat ingetekend. Onder deze tekening staan de handtekeningen van [verzoekster] en [A].
2.5.
Op het schadeformulier staat onder het kopje “Mijn opmerkingen” op de zijde die betrekking heeft op de auto van [A] vermeld: “wilde links, iets te ver doorgereden 2 mtr achteruit dan links met knipperlicht aan.” Op de achterzijde van exemplaar van het schadeformulier van [A], staat bij de vraag “Wie is naar uw mening aansprakelijk? Waarom meent u dat?” is vermeld: “Ik stond even stil met richting aanwijzer naar links. Was iets te ver doorgereden gestopt om te kijken of ik de bocht kon nemen, trok op, op het zelfde moment rijdt de tegenpartij van achter voorbij met gevolg dat zij mij links voor raakt.”
2.6.
De door [A] bestuurde auto was op grond van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (hierna: “WAM”) verzekerd bij Aegon. Aegon heeft de aansprakelijkheid van verzekerde van de hand gewezen.
3 Het geschil
3.1.
[verzoekster] verzoekt – zakelijk weergegeven – bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-1019cc van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: “Rv”) te oordelen dat Aegon aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die [verzoekster] als gevolg van het ongeval lijdt, met veroordeling van Aegon in de kosten van dit geding.
3.2.
[verzoekster] legt aan haar verzoek ten grondslag dat Aegon op grond van artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: “RVV”) aansprakelijk is, aangezien [A] een bijzondere manoeuvre heeft uitgevoerd door vanuit stilstand een inrit op te rijden waarbij hij heeft nagelaten het overige verkeer voor te laten gaan. [verzoekster] stelt zich subsidiair op het standpunt dat [A] in strijd heeft gehandeld met artikel 17 lid 1 en 2 RVV doordat hij zonder voor te sorteren tegen de wegas, zonder tijdig een teken met zijn richtingaanwijzer te geven en zonder het verkeer naast hem voor te laten gaan, links is afgeslagen. Meer subsidiair voert [verzoekster] aan dat [A] op grond van artikel 18 lid 1 RVV het verkeer dat zich links achter hem dan wel links naast hem bevond voor had moeten laten gaan, hetgeen hij heeft nagelaten.
4 De beoordeling
Behandeling van het geschil in een deelgeschilprocedure
4.1.
Ter beoordeling staat in de eerste plaats of het verzoek van [verzoekster] zich leent voor de behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w-1019cc, zoals [verzoekster] stelt en Aegon betwist.
4.2.
De rechtbank is – anders dan Aegon en met [verzoekster] – van oordeel dat de voor de aansprakelijkheidsvraag van belang zijnde feiten voldoende vaststaan en dat er geen getuigenverhoor en/of verkeersongevallenanalyse noodzakelijk is om een beslissing op het verzoek te kunnen nemen. De verzochte beslissing kan derhalve een voldoende bijdrage leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst om op te kunnen wegen tegen de kosten en het tijdsverloop van deze procedure.
Aansprakelijkheid
4.3.
Kern van het geschil betreft de vraag of de verzekerde van Aegon, [A], een verkeersfout heeft gemaakt en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens [verzoekster].
4.4.
Ter onderbouwing van de door haar gestelde toedracht van het ongeval heeft [verzoekster] gewezen op het in het geding gebrachte schadeformulier. De rechtbank stelt vast dat uit het schadeformulier met de daarop aangetekende situatieschets blijkt dat de auto van [A] ten tijde van het ongeval deels op de rijbaan en deels op het fietspad stilstond. Dit is in tegenspraak met hetgeen Aegon in het verweerschrift stelt, namelijk dat [A] zich al deels op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer bevond om links af te slaan. Ter zitting is namens Aegon verklaard dat [A] na het ongeval erg van slag was en dat het daarom de vraag is of de situatieschets een reëel beeld geeft van de toedracht van het ongeval. Niet weersproken is dat een politieagent de situatieschets ter plekke op aangeven van [verzoekster] en [A] heeft gemaakt. [verzoekster] en [A] hebben het schadeformulier vervolgens ondertekend, zonder dat [A] een voorbehoud heeft gemaakt bij de tekening. De rechtbank is van oordeel dat aan de situatieschets die direct na het ongeval is gemaakt meer waarde moet worden gehecht dan aan een eventuele verklaring van [A] die hij later tegenover Aegon zou hebben afgelegd. Aegon heeft aldus naar het oordeel van de rechtbank de stellingen van [verzoekster] ter zake van de toedracht van het ongeval onvoldoende gemotiveerd weersproken.
4.5.
Op grond van de eigen verklaring van [A] (zie r.o. 2.5.) staat vast dat hij eerst de inrit naar de Karekietstraat voorbij is gereden, dat hij daarna 2 meter naar achteren is gereden en vervolgens vanuit stilstand is weggereden om linksaf te slaan. Aldus voerde [A] onder de gegeven omstandigheden diverse elkaar opvolgende bijzondere manoeuvres uit, waarbij hij het overige verkeer (op grond van artikel 54 RVV) voorrang diende te verlenen. Het ongeval is in ieder geval te wijten aan een verkeersfout van [A]. [A] heeft immers bij het uitvoeren van de bijzondere manoeuvre geen voorrang verleend aan [verzoekster]. De omstandigheid dat, zoals Aegon betoogt en [verzoekster] betwist, de richtingaanwijzer van de auto van [A] aanstond, maakt dit niet anders en laat onverlet dat [A] artikel 54 RVV dient na te leven. Het verzoek om vaststelling van aansprakelijkheid zal derhalve worden toegewezen. Dit laat onverlet dat er mogelijk sprake is van enige mate van eigen schuld aan de zijde van [verzoekster] als [A] daadwerkelijk tijdig richting heeft aangegeven.
Kosten
4.6.
De rechtbank overweegt dat de kosten van een deelgeschilprocedure op de voet van artikel 1019aa Rv hebben te gelden als buitengerechtelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW. Gebleken is dat [verzoekster] een rechtsbijstandsverzekering heeft en dat de rechtsbijstandsverzekeraar de buitengerechtelijke kosten vergoed. Dit betekent dat [verzoekster] zelf geen kosten voor dit deelgeschil maakt en op dit punt derhalve geen (vermogens)schade
lijdt. Gesteld noch gebleken is dat op [verzoekster] een verplichting rust om de buitengerechtelijke kosten op eigen naam namens de rechtsbijstandsverzekeraar te verhalen op de aansprakelijke partij. Gezien het voorgaande zal verzoek tot veroordeling van de kosten reeds daarom bij gebrek aan belang worden afgewezen. ECLI:NL:RBDHA:2013:10360