Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 040820 Dat inhalende bestelbus (1,84 breed) op 3 meter brede weg onvoldoende ruimte gaf aan scooter is niet komen vast te staan (2)

RBDHA 040820 dat inhalende bestelbus (1,84 breed) op 3 meter brede weg onvoldoende ruimte gaf aan scooter is niet komen vast te staan
verzocht 18 x € 245,00 + 7% + 21%, begroot, niet toegewezen, 11,5 uren x € 230,00 + 21% = € 3.200,45

2
De feiten

2.1.
Op 9 juli 2017 heeft een ongeval plaatsgevonden waarbij [verzoeker] letsel heeft opgelopen.

2.2.
[verzoeker] bevond zich op de dag van het ongeval op de [straat] ter hoogte van [plaats] . Een [merk auto] met kenteken [kenteken] (hierna: de bestelauto) die werd bestuurd door de verzekerde van Nh1816, met aanhanger heeft [verzoeker] op zijn scooter op die weg ingehaald. Bij die inhaalmanoeuvre zijn de bestelauto en de scooter op enig moment met elkaar in aanraking gekomen en is [verzoeker] ten val gekomen.

2.3.
Op de dag van het ongeval heeft [verzoeker] de huisartsenpost in het MCH Westeinde in Den Haag bezocht. Er is toen een MRI-scan gemaakt.

2.4.
Per 17 juli 2017 heeft [verzoeker] een ziektewetuitkering ontvangen.

2.5.
Bij brief van 2 augustus 2017 heeft Nh1816 de aansprakelijkheid voor het ongeval afgewezen.

2.6.
De [straat] is ongeveer 3 meter breed. Op die weg geldt een maximumsnelheid van 100 km/u.

2.7.
De bestelauto is 184 cm breed. De daaraan gekoppelde aanhanger is smaller dan de bestelauto breed is.

2.8.
De verzekerde van Nh1816 reed met een snelheid van ongeveer 25-30 km/u. [verzoeker] reed ongeveer 20-25 km/u.

2.9.
In de bestelauto bevonden zich naast de verzekerde van Nh1816, diens twee zoons [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . [verzoeker] werd vergezeld door een vriend, [betrokkene 3] , op een eigen scooter.

2.10.
Op het aanrijdingsformulier, ingevuld op de dag van het ongeval, heeft [verzoeker] verklaard:

Hij haalde me in en zijn aanhangwagen raakte mij.

2.11.
Voor zover relevant heeft [betrokkene 3] 112schade.nl het volgende verklaard over de toedracht:

Wij reden achter elkaar met een snelheid van ongeveer 25 tot 29 km/u toen er een grijze bestelbus met een aanhangwagen met een snelheid van ongeveer 50km/u ons inhaalde ik week uit naar de berm alleen de bestuurder van de andere snorscooter werd geraakt , van de weg geduwd door de aanhangwagen van de tegenpartij en kwam met een harde klap ten val waarbij hij letsel op liep.

2.12.
Voor zover relevant heeft [betrokkene 3] op 18 februari 2018 het volgende verklaard over de toedracht:

Een bestelbus haalde ons in op een weg waar maar 1 voertuig past. Bestelbus had ook een aanhangwagen. Hij wringde zich door het verkeer en raakte met zijn aanhangwagen een vriend die achter me reed met een snorfiets.

2.13.
Op 19 september 2018 en 12 december 2018 hebben voorlopig getuigenverhoren plaatsgevonden waarbij alle betrokkenen zijn gehoord.

2.14.
Voor zover relevant heeft [verzoeker] tijdens het voorlopig getuigenverhoor het volgende verklaard over de toedracht:

Er kwam op de weg een transitbusje met aanhangwagen achter mij rijden. Hij bleef kleven. Op een gegeven moment haalde het transitbusje mij in. Ik stuurde daarom snel naar rechts en kwam op de stippellijn aan de rand van de weg terecht. Omdat ik bang was dat ik naar rechts zou vallen en om weer terug op de weg te komen heb ik naar links gestuurd. Vervolgens nam iets mij mee. Ik denk dat dat het rechterwiel van de aanhangwagen is geweest. ik weet dat ik aan de linkerkant hen geraakt. Ik weet niet meer precies op welke plek de aanhangwagen mij heeft geraakt. Vervolgens ben ik ten val gekomen.

( ... )

Ik reed ten tijde van het ongeluk ongeveer 30km per uur.

2.15.
Voor zover relevant heeft [betrokkene 3] tijdens het voorlopig getuigenverhoor het volgende verklaard over de toedracht:

Ik heb op de dag van het ongeval moeten uitwijken voor de bus. Terwijl ik dat deed zag ik vanuit mijn linkerzijspiegel dat [verzoeker] werd aangereden. [verzoeker] week iets naar rechts uit voor de bus. Daardoor kom je dichtbij de berm en moest hij iets terugsturen en toen was het gebeurd.

( ... )

Hij is een soort van meegesleept door de aanrijding. Hij is geraakt aan de linker achterzijde door de voorkant van de aanhangwagen. De wiel kassen van de aanhangwagen staken uit. We reden op het moment van het ongeval topsnelheid, dat was 30 lot 34 km op de teller. l)e afstand tussen mij en [verzoeker] was zo dat ik naast de transitbus reed en hij door de aanhanger van de transitbus kon worden geraakt. Na de aanrijding draaide de scooter rondjes. Ik weet niet meer hoe [verzoeker] gevallen is.

2.16.
Voor zover relevant heeft de verzekerde van Nh1816 tijdens het voorlopig getuigenverhoor het volgende verklaard over de toedracht:

Ik heb ongeveer drie kilometer achter [verzoeker] gereden. Bij elke inham naar links zwaaide [verzoeker] uit waardoor ik niet kon passeren. Ik zag dat hij dan lachend in zijn spiegel keek en gebaren maakte naar de andere scooterrijder. Toen ik op zijn gedrag niet reageerde is hij een tijdje naast zijn vriend gaan rijden. Vervolgens ging [verzoeker] achter zijn vriend rijden. Ik heb even gewacht tot hij achter zijn vriend reed en toen ben ik er voorbij gereden. Ik heb de hele tijd niet gekleefd tegen de scooterrijders.

( ... )

Ik vind dat [verzoeker] schuld heeft aan het ongeval. Voor ik heb ingehaald heb ik goed in mijn spiegel gekeken. Het terug zwieren van [verzoeker] deed hij nadat ik niet mijn bus was gepasseerd. Hij had niet in zijn spiegel gekeken en had daardoor niet gezien dat er nog een aanhanger achter mijn bus zat. Door het terug zwieren is hij met de band van zijn scooter tegen de band van mijn aanhanger terechtgekomen.

( ... )

De scooterrijders gingen achter elkaar rijden en de situatie was veilig. Ik haal veel tweewielige verkeersdeelnemers in als ik op de [straat] rijd en ik zie geen reden om dat niet te doen. Het is niet zo dat ik vanwege irritatie heb ingehaald.

2.17.
Voor zover relevant heeft [betrokkene 1] (oudste zoon van de verzekerde van Nh1816) tijdens het voorlopig getuigenverhoor het volgende verklaard over de toedracht:

Ik zat in de bus op de bijrijdersstoel helemaal rechts naast het raam. Op uw vraag wie schuld heeft aan het ongeval zeg ik u dat dat [verzoeker] is. Hij is tegen ons aangereden. ( ... ) Op uw vraag of mijn vader achter de scooterrijders kleefde zeg ik u dat dit niet klopt. Er was voldoende afstand.

( ... )

Ik heb het ongeluk niet zien gebeuren. U vraagt mij hoe ik dan tot het oordeel kom dat [verzoeker] schuld heeft aan het ongeval. Ik rij zelf met mijn Vespa op de [straat] en weet daardoor dat een auto kan inhalen. Ik word op de [straat] regelmatig ingehaald als ik daar met mijn Vespa rijdt. Je mag op die weg zestig, en zo hard gaat mijn Vespa niet. We reden daar met een aanhanger en die zwenkt niet uit. Nadat we [verzoeker] gepasseerd waren hoorde ik een klap. We hebben met de bus en aanhanger niet geslingerd en er was voldoende ruimte. ( ... ) Ik weet niet hoe hard we reden op het moment van inhalen.

2.18.
Voor zover relevant heeft [betrokkene 2] (jongste zoon van de verzekerde van Nh1816) tijdens het voorlopig getuigenverhoor het volgende verklaard over de toedracht:

Op het moment van het ongeval zat ik in het midden van de bus op de hijrijdersstoel. We reden op de [straat] en voor ons reden twee scooterrijders zowel links als rechts op de weg zodat niemand erlangs kon. Uiteindelijk gingen zij naar rechts en gingen zij achter elkaar rijden. Ter hoogte van een inham aan de linkerkant van de weg hebben we de scooters met de bus ingehaald. ( ... ) Ik weet niet meer of het ongeval heeft plaatsgevonden voor of na het fietspad dat op de [straat] uitkomt. Ik weet niet wat tijdens het inhalen de afstand was tussen de bus en de scooter.

3
Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-1019cc Rv, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat Nh1816 jegens [verzoeker] 100% aansprakelijk is voor de schade voortvloeiend uit het ongeval dat op 9 juli 2017 plaatsvond, met veroordeling van Nh1816 in de kosten.

3.2.
[verzoeker] heeft aan zijn verzoek artikel 6:162 BW ten grondslag gelegd. De verzekerde van Nh1816 heeft een gevaarzettende situatie in het leven geroepen door onder deze omstandigheden [verzoeker] op zijn scooter in te halen. De verzekerde van Nh1816 zou met de inhaalmanoeuvre de kans op een ongeval aanzienlijk vergroten omdat deze niet op een veilige manier kon worden uitgevoerd en eenvoudigweg een veilig moment had kunnen en moeten worden afgewacht. De inhaalmanoeuvre kwalificeert daarmee als onrechtmatig.

3.3.
Nh1816 heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het ongeval heeft kunnen gebeuren omdat [verzoeker] zonder aanleiding naar links heeft gestuurd waarbij hij tegen de aanhanger van de bestelauto is gereden. De oorzaak van het ongeval is derhalve een verkeersfout van [verzoeker] zelf.

3.4.
Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4
De beoordeling

4.1.
Partijen verschillen van lezing over de toedracht. Volgens [verzoeker] is inhalen op de smalle [straat] weliswaar niet onmogelijk indien de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid wordt betracht, maar is het niettemin onverantwoord. Door een inschattingsfout van de verzekerde van Nh1816 is een gevaarzettende situatie in het leven geroepen en heeft de aan de bestelauto gekoppelde aanhangwagen [verzoeker] kunnen raken zodat sprake is van een onrechtmatige inhaalmanoeuvre, aldus [verzoeker] . De lezing van Nh1816 is een andere. Volgens Nh1816 is de weg voldoende breed om een bestelauto een scooter te kunnen passeren, maar is [verzoeker] plots naar links gezwierd waardoor hij tegen de aanhanger is gekomen. Alvorens de inhaalmanoeuvre uit te voeren, heeft de verzekerde van Nh1816 enkele kilometers achter [verzoeker] en zijn vriend gereden. Zij reden aanvankelijk naast elkaar maar gingen achter elkaar reden, ten teken dat zij kunnen worden ingehaald. Dat heeft de verzekerde van Nh1816 vervolgens op verantwoorde wijze gedaan. Vervolgens heeft [verzoeker] – nadat de bestelauto hem had ingehaald – naar links gestuurd en is hij tegen de aanhanger gereden.

4.2.
Om tot toewijzing van het verzoek van [verzoeker] te kunnen komen, moet de kantonrechter de lezing van de toedracht van [verzoeker] met een redelijke mate van zekerheid kunnen vaststellen. Dat is evenwel niet het geval, zowel de door [verzoeker] geschetste toedracht als de door Nh1816 gestelde toedracht kunnen zich hebben voorgedaan. Op basis van het overgelegde beeldmateriaal en de afmetingen van de [straat] en de afmetingen van de respectievelijke voertuigen en hun plaatsing op de weg, is de kantonrechter van oordeel dat een in het geding zijnde inhaalmanoeuvre ter hoogte van de locatie van het ongeval op verantwoorde wijze kan worden verricht en onder de gegeven omstandigheden ook op verantwoorde wijze is verricht door de verzekerde van Nh1816. Uit het beschikbare bewijs blijkt dat zowel de snelheid van de bestelauto als van de scooter en de onderlinge snelheid tussen de voertuigen laag was. Niet is komen vast te staan dat de verzekerde van Nh1816 de inhaalmanoeuvre onvoldoende voorzichtig heeft uitgevoerd.

4.3.
Nu [verzoeker] heeft gesteld dat de inhaalmanoeuvre onrechtmatig is en Nh1816 dit gemotiveerd heeft bestreden, rust op [verzoeker] de bewijslast van zijn stelling. Daartoe zijn thans in het geding gebracht zijn eigen verklaring en die van [betrokkene 3] en aan de zijde van Nh1816 de drie verklaringen van de [betrokkenen] . Verder bewijs is niet in het geding gebracht. De eigen verklaring van [verzoeker] is een partijverklaring en heeft daarmee beperkte bewijskracht. Een partijverklaring kan niet dienen ter aanvulling van onvolledig bewijs, maar slechts ter aanvulling van zodanig sterk bewijs dat deze de partijgetuige voldoende geloofwaardig maken. In het licht van de overige verklaringen kan de verklaring van [betrokkene 3] niet als steunbewijs dienen, nu zijn verklaring wordt weersproken door de overige getuigenverklaringen. Daarmee is niet komen vast te staan dat de verklaring van [betrokkene 3] juist is. Dit klemt te meer nu de diverse verklaringen van [betrokkene 3] en [verzoeker] ook op essentiële punten tegenstrijdigheden en tevens verschillende toedrachten bevatten. Er is dan ook onvoldoende bewijs voor de door [verzoeker] gestelde feiten omtrent de toedracht. De door Nh1816 gestelde toedracht is daarmee net zo waarschijnlijk als die van [verzoeker] . De kantonrechter kan dan ook niet met redelijke mate vaststellen (en bewezen achten) dat de door [verzoeker] gestelde toedracht zich heeft voorgedaan. Daarmee dient de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] af te wijzen.

Kosten deelgeschil

4.4.
Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 1019aa Rv volgt dat ook als het verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, de rechtbank de kosten van deze procedure dient te begroten. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 12). In dat geval kan begroting van de kosten achterwege blijven.

4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat van een volstrekt onnodig of onterecht ingestelde procedure geen sprake is aangezien partijen belang hebben bij duidelijkheid over de aansprakelijkheidsvraag. Er zal worden overgaan tot begroting van de kosten.

4.6.
De gemachtigde van [verzoeker] heeft verzocht de kosten te begroten op € 5.709,63 waarbij is uitgegaan van 18 uur tegen een uurtarief van € 245,00 nog te vermeerderen met 7% kantoorkosten en 21% btw. Dit bedrag dient voorts nog vermeerderd te worden met het betaalde griffierecht van € 81,00.

4.7.
Nh1816 heeft hiertegen bezwaar gemaakt en acht een bedrag van € 2.861,65 inclusief btw redelijk. Daarbij is uitgegaan van 11,5 uur tegen een uurtarief van respectievelijk € 100,00 en € 220,00. De kantoorkosten worden door Nh1816 integraal bestreden omdat dergelijke kosten niet meer van deze tijd zijn en anders moeten worden geacht te zijn begrepen in het uurtarief.

4.8.
De kantonrechter acht zowel het gehanteerde (kale) uurtarief van € 245,00 (ex btw en ex kantoorkosten) als het aantal uren bovenmatig, gelet op de complexiteit van deze zaak in combinatie met de ervaring van mr. Arslan, zodat het verzochte aantal uren in redelijkheid niet volledig voor vergoeding in aanmerking komt. Ten aanzien van de kantoorkosten overweegt de kantonrechter dat voor de nog gehanteerde opslag voor kantoorkosten in de huidige tijd geen ruimte meer is, zeker wanneer sprake is van particuliere cliënten aan wie voldoende transparantie over de te verwachten kosten dient te worden geboden. De hantering van kantoorkosten is onvoldoende transparant en leidt ertoe dat het daadwerkelijke uurtarief niet direct inzichtelijk is en door de kantooropslag feitelijk hoger uitvalt dan het vermelde uurtarief. Een eventuele opslag voor kantoorkosten dient dan ook te worden verdisconteerd in het uurtarief.

4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat met inachtneming van de kantoorkosten het uurtarief van € 230,00 ex btw, onder de gegeven omstandigheden, in redelijkheid als een maximaal tarief dient te worden gezien. De kantonrechter zal het aantal uren vaststellen op 11,5 uur en sluit daarmee aan bij het aantal uren dat Nh1816 bereid is te vergoeden. Voor het onderscheid in uurtarief, zoals Nh1816 meent, ziet de kantonrechter evenwel geen aanleiding. De kantonrechter begroot de kosten dan ook op een bedrag van € 3.200,45 (11,5 uren x € 230,00 x 21% btw), te vermeerderen met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 81,00, zijnde derhalve in totaal een bedrag van € 3.281,45.

4.10.
Aangezien de aansprakelijkheid van Nh1816 niet is komen vast te staan, is de verzochte veroordeling van Nh1816 tot voldoening van deze kosten niet toewijsbaar. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat het begrote bedrag uitsluitend verschuldigd is indien de aansprakelijkheid van Nh1816 alsnog in rechte komt vast te staan. ECLI:NL:RBDHA:2020:14958