Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 241220 afwijzing verzoek vanwege weigering door pij en rb voorgestelde deskundige, zonder reëele bezwaren en zonder zelf andere geschikte deskundigen aan te dragen (2)

RBNHO 241220 afwijzing verzoek vanwege weigering door pij en rb voorgestelde deskundige, zonder reëele bezwaren en zonder zelf andere geschikte deskundigen aan te dragen

2.
De feiten

2.1.
Op 29 oktober 2018 is [ verzoeker ] door de huisarts verwezen naar de polikliniek chirurgie van het RKZ. [ verzoeker ] had sinds een paar weken een zwelling op de rechterbovenarm met daarbij tintelingen die doortrokken naar zijn rechterhand. Op 12 november 2018 werd [ verzoeker ] voor het eerst gezien op de polikliniek chirurgie van het RKZ. De arts-assistent chirurgie stelde na het afnemen van de anamnese en het uitvoeren van lichamelijk onderzoek de werkdiagnose 'lipoom rechter bovenarm en rechter flank'.

2.2.
Op 29 november 2018 werd het gezwel poliklinisch operatief verwijderd (excisie). Deze ingreep is uitgevoerd door een arts-assistent op de afdeling chirurgie van het RKZ. Tijdens de ingreep ontstond bij [ verzoeker ] motorische uitval, in de vorm van verlies van de strekfunctie, van de vingers van zijn rechterhand. Dat is later niet meer hersteld.

2.3.
[ verzoeker ] heeft RKZ aansprakelijk gesteld voor zijn schade als gevolg van het handelen van RKZ.

2.4.
Partijen hebben met betrekking tot deze kwestie al een kortgedingprocedure gevoerd bij deze rechtbank. Ook heeft in deze kwestie op verzoek van [ verzoeker ] al een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden bij deze rechtbank.

3.
Het geschil

3.1.
[ verzoeker ] verzoekt de rechtbank een voorlopig deskundigenverhoor te bevelen en de heer dr. P.H.J.M. Elsenburg, neurochirurg bij het neuro-orthopedisch centrum te Bilthoven, als deskundige te benoemen en aan hem op de dragen de in het verzoekschrift geformuleerde vragen te beantwoorden en daaromtrent een deskundigenverslag uit te brengen.

3.2.
[ verzoeker ] legt het volgende aan zijn verzoek ten grondslag. RKZ is aansprakelijk voor een medische fout tijdens de operatieve ingreep op 29 november 2018, waarbij zich bij [ verzoeker ] functie-uitval manifesteerde, te weten: het niet (meer) kunnen strekken van de rechterhand, wat sindsdien is gecontinueerd. Hierbij handelde het RKZ, in de persoon van een arts-assistent van het RKZ, verwijtbaar onzorgvuldig richting, tegenover, haar [ verzoeker ] . Zij heeft namelijk, anders dan van een redelijk bekwame en redelijk handelende vakgenoot in vergelijkbare omstandigheden mocht worden verwacht, te lang tractie uitgeoefend op het te verwijderen gezwel, dat niet het gediagnosticeerde lipoom betrof maar een schwannoom. Het RKZ heeft bovendien onvoldoende (voor)onderzoek gedaan in het kader van de diagnosestelling. [ verzoeker ] is vooraf ook onvoldoende geïnformeerd door het RKZ ten aanzien van het zelfstandig nemen van een beslissing over het al dan niet ondergaan van een operatie in verband met mogelijke risico's op complicaties welke vergaande gevolgen konden impliceren voor zijn gezondheid. [ verzoeker ] heeft als gevolg hiervan schade geleden en lijdt nog schade.

3.3.
RKZ c.s. heeft op zich geen bezwaar tegen een voorlopig deskundigenonderzoek, maar heeft wel bezwaren tegen het door [ verzoeker ] voorgestelde discipline en daarmee de persoon van de deskundige, de vraagstelling en de inrichting van het onderzoek.

4.
De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal ingaan op de discussie over de discipline en de persoon van de deskundige, aangezien het geschil tussen partijen in deze zaak met name om die punten draait.

4.2.
[ verzoeker ] heeft in zijn verzoekschrift gesteld dat dr. Elsenburg, neurochirurg, benoemd dient te worden als deskundige.

4.3.
RKZ C.S. stelt zich in haar verweerschrift op het standpunt dat het onderzoek dient te worden uitgevoerd door een vakgenoot, dus een (algemeen) chirurg en niet een neurochirurg. RKZ C.S. stelt daarom voor om dr. I.A.M. Broeders of dr. A.H. van der Veen te benoemen.

4.4.
Ter zitting heeft [ verzoeker ] aangevoerd dat een neurochirurg benoemd moet worden, omdat de klachten wijzen in de richting van een zenuw-gerelateerde aandoening. Een neurochirurg kan, als ter zake kundige, beoordelen of de door het RKZ uitgevoerde ingreep lege artis is uitgevoerd. Aangezien sprake was van een schwannoom en geen lipoom, had de ingreep ook uitgevoerd moeten worden door een neurochirurg, in plaats van door een algemeen chirurg. Kortom: als de diagnose juist was geweest, was de ingreep uitgevoerd door een neurochirurg. Als toch een algemeen chirurg wordt benoemd, dan gaat [ verzoeker ] voorbij aan de door RKZ c.s. voorgestelde deskundigen, omdat RKZ c.s. heeft aangegeven dat de kosten van het voorschot van de deskundige gedragen moeten worden door [ verzoeker ] . [ verzoeker ] wenst dan een door zijn eigen medisch adviseur voorgestelde deskundige te laten benoemen. [ verzoeker ] heeft voorgesteld dr. G. de Keizer of dr. J.B. van Mourik te benoemen, beide niet praktiserend chirurg. Beiden hebben recentelijk nog als deskundige opgetreden in gerechtelijke procedures. Bovendien gaat het in deze zaak om een relatief eenvoudige ingreep, dus ook een niet (meer) praktiserende chirurg kan deze beoordelen. Als de rechtbank geen van de door [ verzoeker ] voorgestelde personen geschikt acht, verzoekt hij de rechtbank zelf een deskundige te zoeken.

4.5.
Ter zitting heeft RKZ C.S. aangevoerd dat de deskundige een chirurg, en geen neurochirurg, moet zijn omdat het handelen van een chirurg beoordeeld moet worden. Het is niet van belang of sprake was van een schwannoom of lipoom, maar of de chirurg heeft gehandeld als een redelijk en bekwaam vakgenoot. De ingreep was overigens niet voorbehouden aan neurochirurgen. Het is van belang dat de deskundige praktiserend chirurg is, omdat die bekend zal zijn met de laatste technieken en protocollen en weet hoe het er in de praktijk aan toe gaat. [ verzoeker ] heeft geen concrete bezwaren aangevoerd tegen de door RKZ C.S. voorgestelde personen. Ook heeft hij niet onderbouwd dat de door RKZ c.s. voorgestelde deskundigen niet onafhankelijk zijn.

4.6.
De rechtbank is van oordeel dat de te benoemen deskundige een praktiserend chirurg dient te zijn. De vraag of de behandelend chirurg heeft gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot kan bij uitstek beoordeeld worden door een chirurg die daadwerkelijk een vakgenoot is en dat vak nog uitoefent. De rechtbank volgt [ verzoeker ] dan ook niet in zijn stelling dat aangezien het om een relatief eenvoudige ingreep gaat, het deskundigenonderzoek ook door een niet praktiserende chirurg kan worden uitgevoerd. Overigens is die stelling zonder nadere onderbouwing niet geheel te volgen, aangezien [ verzoeker ] ook stelt dat de ingreep uitgevoerd had moeten worden door een neurochirurg.

4.7.
Uit het verweerschrift volgde dat de door RKZ c.s. voorgestelde deskundigen (dr. Broeders en dr. Van der Veen) zowel praktiserend als chirurg waren. Daarom heeft de rechtbank hen gevraagd of zij vrij stonden en bereid waren als deskundige op te treden. Dr. Broeders heeft daarop meegedeeld dat hij maagdarm chirurg is en eigenlijk nooit te maken te heeft gehad met zenuwletsel. Hij deelde ook mee dat een traumachirurg of plastisch chirurg een veel genuanceerder antwoord kan geven en dat hij het deskundigenonderzoek dan ook aan zich voorbij laat gaan. Dr. Van der Veen, traumachirurg, heeft verklaard vrij te staan en bereid te zijn het. onderzoek uit te voeren. Daarbij heeft Van der Veen een offerte gevoegd voor een voorschot voor het uitvoeren van het onderzoek voor een bedrag van € 5.566,- inclusief btw.

4.8.
De rechtbank heeft partijen vervolgens in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voorschot van Van der Veen. [ verzoeker ] heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming van Van der Veen, omdat hij pas vanaf januari 2021 beschikbaar is en de begroting exorbitant is. RKZ c.s. heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de benoeming van Van der Veen en zijn begroting.

4.9.
Bij brief van 27 oktober 2020 heeft de rechtbank aan [ verzoeker ] bericht dat de rechtbank hem niet volgt in zijn bezwaren tegen Van der Veen en dat [ verzoeker ] de gelegenheid krijgt alsnog in te stemmen met de benoeming met Van der Veen of een andere geschikte, praktiserende deskundige aan te dragen. In de brief staat onder andere:
"( ... ) De rechtbank volgt u niet in uw bezwaren jegens Van der Veen gelet op het volgende. De hoogte van het door Van der Veen begrote voorschot en de door hem genoemde termijn acht de rechtbank redelijk. Niet te verwachten is dat een andere deskundige op kortere termijn het onderzoek kan aanvangen en een lager voorschot in rekening zal brengen. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat het voorschot slechts gebaseerd is op een eerste inschatting van de tijd voor het onderzoek zonder dat de deskundige over alle stukken beschikt. Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat dr. Elsenburg niet voldoet aan de vereisten die gelden voor een deskundige. Het gaat in deze zaak om de beoordeling van het handelen door een chirurg in de praktijk. Voor een onderzoek daarnaar is vereist is dat de deskundige thans nog praktiserend is.

Het voorgaande zou normaal gesproken in de beschikking zijn overwogen. De reden voor deze brief is dat de rechtbank u hierbij in de gelegenheid stelt om binnen twee weken na heden te laten weten of u alsnog instemt met benoeming van Van der Veen of dat u een andere geschikte (praktiserende) deskundige aandraagt. Indien u voor geen van beide opties kiest, zal de rechtbank in overweging nemen uw verzoek tot het benoemen van een deskundige af te wijzen. ( ... )"

4.10.
[ verzoeker ] heeft in reactie daarop - kort gezegd – meegedeeld dat de noodzaak van een praktiserend deskundige de keuze onnodig bemoeilijkt, dat een praktiserend deskundige in deze zaak niet vereist is en de eerder door [ verzoeker ] voorgestelde niet praktiserende chirurgen uitermate geschikt zijn om het onderzoek uit te voeren. Subsidiair heeft [ verzoeker ] voorgesteld dr. Bonjer te benoemen, en als hij niet op korte termijn beschikbaar is, een door de rechtbank aan te zoeken deskundige te benoemen. Ten slotte vormt het enkele afwijzen van een door RKZ c.s. voorgestelde deskundige geen grond voor afwijzing van het gehele verzoek, aldus [ verzoeker ] .

4.11.
RKZ c.s. heeft vervolgens op het voorgaande - kort gezegd - als volgt gereageerd. [ verzoeker ] heeft geen opmerkingen of bezwaar gemaakt tegen de persoon van Van der Veen of zijn kwalificaties. De door [ verzoeker ] voorgestelde dr. Bonjer is gespecialiseerd in operaties aan de schildklier, bijschildklieren, bijnieren, milt-aandoeningen, liesbreuken en littekenbreuken, waardoor hij niet de aangewezen deskundige is die in deze kwestie kan rapporteren.

4.12.
In reactie daarop heeft [ verzoeker ] aangegeven dat Van der Veen niet de aangewezen deskundige is in deze kwestie, omdat hij staat gerubriceerd als orthopeed met als specialisatie hoofd- en halschirurgie. Bovendien is Van der Veen pas in april 2021 beschikbaar. Als alternatief heeft [ verzoeker ] dr. Kranendonk en dr. Eggen voorgesteld als deskundigen en heeft hij zijn eerder voorgestelde deskundigen, dr. Keizer en dr. Van Mourik, gehandhaafd.

4.13.
RKZ c.s. heeft daarop onderbouwd dat dr. Kranendonk niet praktiserend is en dr. Eggen orthopedisch chirurg is. Beiden zijn daarom niet geschikt.

4.14.
De rechtbank stelt vast dat partijen geen overeenstemming hebben weten te bereiken over de persoon van de te benoemen deskundige. [ verzoeker ] heeft niet voldaan aan de opdracht van de rechtbank om een praktiserend chirurg aan te dragen als te benoemen deskundige, gelet op de onder 4.11 en 4.13 gemotiveerde betwisting door RKZ c.s. Zoals reeds overwogen (zie 4.9) voldoet Van der Veen naar het oordeel aan de vereisten van een geschikte deskundige in deze zaak, zowel wat betreft de hoogte van het voorschot als deskundigheid. [ verzoeker ] heeft opgemerkt dat volgens de website justus.nl de specialisatie van Van der Veen hoofd en halschirurgie is, maar volgens diezelfde website zijn traumatologie en algemene traumatologie ook specialisaties van Van der Veen. De rechtbank acht Van der Veen dan ook geschikt om als deskundige op te treden. Hij heeft die geschiktheid overigens ook al eerder in procedures bij deze rechtbank getoond. Nu [ verzoeker ] meerdere malen heeft geweigerd in te stemmen met Van der Veen en geen reële bezwaren tegen deze deskundige heeft aangedragen en daarbij zelf geen andere geschikte deskundigen heeft aangedragen, resteert slechts afwijzing van het verzoek. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een zwaarwichtig bezwaar dat tegen toewijzing van het verzoek in de weg staat (Hoge Raad 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL8610). Het is niet aan de rechtbank om, als geen concrete bezwaren worden aangedragen tegen naar het oordeel van de rechtbank geschikte deskundigen en geen andere geschikte deskundigen worden aangedragen, zelf een andere deskundige te zoeken. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBNHO-241220