Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 141222 Uber-koerier op scooter slaagt erin te bewijzen dat taxi niet toegestane bocht maakte; taxi aansprakelijk, nader bewijs nodig mbt schade

RBAMS 141222 Uber-koerier op scooter slaagt erin te bewijzen dat taxi niet toegestane bocht maakte; taxi aansprakelijk, nader bewijs nodig mbt schade

2
Aanvulling van de feiten

2.1.
[eiser] werkte als Uber-koerier. Hij heeft van 2 oktober 2019 tot 29 juni 2021 niet gewerkt. Door het ongeval heeft [eiser] een ernstige onderbeenbreuk rechts (verbrijzeld been met beschadiging van de weefsels) die doorloopt in het kniegewricht opgelopen en een breuk in het kuitbeen. Hij is geopereerd op 2 en op 14 oktober 2019 en er zijn platen ingebracht ter ondersteuning van de botgroei. Hij heeft 3 weken in het ziekenhuis gelegen.

2.2.
[eiser] heeft van 2 oktober 2020 tot 29 juni 2021 een bijstandsuitkering ontvangen van 38% van het minimumloon, dat op dat moment € 1.680,- bruto bedroeg. Vóór het ongeval had hij als Uber-koerier in juli 2019 een omzet van € 2.533,31, in augustus 2019 van € 4.300,52 en in september 2019 van € 4.798,14, alle zijn bruto bedragen ex BTW, inclusief de provisie van Uber.

2.3.
Van het ongeval is een aanrijdingsformulier opgemaakt dat alleen door de bestuurder van de taxi, [taxibestuurder] , is getekend. Daarop heeft [taxibestuurder] vermeld: “Tegenpartij is schuldig, want hij was aan het inhalen.” De taxi is volgens dat formulier geraakt aan de linker zijkant en de scooter aan de rechter zijkant. Het formulier is alleen door [taxibestuurder] getekend. De volgende tekening is daarin opgenomen.

uber1

2.4.
Uit het proces-verbaal van politie blijkt omtrent het ongeval onder meer dat de taxi en de bromfiets in dezelfde richting over de Stadhouderskade reden en verder onder ‘Vermoedelijke toedracht’ het volgende.

Ter hoogte van de kruising gevormd door de P.C. Hooftstraat en de Stadhouderskade te Amsterdam wilde de bestuurder van de bromfiets de personenauto, die op dat moment stapvoets reed, inhalen. Vervolgens ontstond er een ongeval tussen bij de [lees: beide, rb] voertuigen. De bestuurder van de bromfiets liep hierdoor beenletsel op.” Over de taxi staat vermeld dat die materiele schade heeft aan de linker zijkant en over de scooter dat die materiele schade heeft op meerdere plaatsen. Voorts staat vermeld dat er ter plaatse van de kruising een afslag linksaf naar de P.C. Hooftstraat is. Er zijn foto’s in het dossier opgenomen, maar daaruit is niet goed op te maken welke schade er aan de auto en aan de scooter is ontstaan door dit ongeval.

De volgende situatieschets maakt onderdeel uit van het proces-verbaal.

uber2

 

2.5.
In het proces-verbaal van politie van 2 oktober 2019 is een verklaring van [taxibestuurder] opgenomen, die als volgt luidt, overeenkomstig de handgeschreven verklaring die door de politie ter plekke is opgenomen. “Ik reed op de Stadhouderskade. Ik reed richting de Hobbemakade ter hoogte van de P.C. Hooftstraat. Precies op die kruising hoorde ik plotseling een knal tegen de auto. Toen ik in de spiegel keek, zag ik een brommer op de grond liggen. Ik heb echt geen idee wat er is gebeurd. Ik reed met normale snelheid en heb die hele brommer nog nooit gezien.” Deze verklaring heeft [taxibestuurder] niet ondertekend.

2.6.
In het proces-verbaal van politie van 22 oktober 2019 is een verklaring van [eiser] opgenomen die onder meer als volgt luidt. “Ik reed over de Stadhouderskade. ( ... ) Ter hoogte van de P.C. Hooftstraat reed daar een taxi. De bestuurder reed heel langzaam. Ik wilde de taxi inhalen omdat hij zo langzaam reed. Op dat moment draaide de bestuurder de taxi om vervolgens om de vluchtheuvel heen te rijden en in dezelfde richting als vanwaar hij kwam ook weer terug te rijden. Op het moment dat hij draaide raakte hij met zijn taxi mij en mijn scooter. Direct na de aanrijding heeft hij de taxi verplaatst en ergens anders neergezet.”

2.7.
In het verhoor door de politie op 6 november 2019 heeft [taxibestuurder] zich bij alle vragen omtrent zijn persoon beroepen op zijn zwijgrecht. Wel heeft hij gemeld dat hij eerder met politie / justitie in aanraking is gekomen. Over het ongeval verklaarde hij: “Ik rijd over de Stadhouderskade, het regende en het was donker. Ik hoorde opeens een knal van een bromfiets tegen mij aan.” Verder verklaarde hij het volgende. Hij had op dat moment klanten in zijn taxi. Hij kwam vanaf het Parkhotel, hij was net weggereden vanaf het Parkhotel. Hij wilde op het moment van het ongeval rechtdoor rijden. Hij reed stapvoets - in elk geval niet hard, omdat het druk was. De andere betrokkene kwam van achter hem vandaan, op een bromfiets. Hij heeft hem niet gezien, hij zag hem pas toen hij naast hem op de grond lag. Hij dacht dat de betrokkene hem aan het inhalen was, dat is het enige wat hij kan verzinnen, ook gelet op de schade. Hij denkt dat de betrokkene vrij hard reed, het was ‘een goede knal’.

2.8.
Uit de politiesystemen en het Justitieel Documentatieregister is gebleken dat [taxibestuurder] op verschillende momenten is staande gehouden wegens verkeersovertredingen, onder andere fout parkeren en door rood rijden. [taxibestuurder] heeft een boete moeten betalen voor het verlaten van een plaats na aanrijding en ook voor twee snelheidsovertredingen. Voor het onderhavige ongeval heeft [taxibestuurder] een sepot gehad wegens onvoldoende bewijs.

2.9.
Uit informatie die is ingewonnen bij de gevolmachtigde van Achmea is gebleken dat er geen verhaalsactie is uitgezet en dat er geen informatie rond de schade aan de taxi aanwezig is. Bij de Stichting Achmea Rechtsbijstand is geen melding van het ongeval door de verzekeringnemer gedaan. De taxi is verzekerd door Dutch Taxi Transport B.V. Die verzekering geeft dekking voor wettelijke aansprakelijkheid en geen cascodekking.

3
Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – uitvoerbaar bij voorraad
- een verklaring voor recht dat Achmea aansprakelijk is voor geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van de verkeersaanrijding op 2 oktober 2019
- veroordeling tot betaling van een voorschot van EUR 70.000 op de schadevergoeding vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019
- veroordeling tot vergoeding van schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet
- veroordeling in de proceskosten.

3.2.
Achmea heeft de vordering betwist.

4
De verdere beoordeling

4.1.
[eiser] heeft bij mondeling vonnis van 25 april 2022 de opdracht gekregen te bewijzen dat [taxibestuurder] met zijn auto een verkeersmanoeuvre en/of een verkeersfout heeft gemaakt en gevaar zettend heeft gehandeld, waardoor [eiser] met zijn scooter tegen de linkerachterzijde van de auto van [taxibestuurder] is gereden.

4.2.
Als getuige gehoord heeft [eiser] voor zover hier van belang het volgende verklaard.

Het klopt dat de taxi aan de rechterkant van de weg reed zoals getekend op tekening A. Ik heb de rijrichting van de taxi er nu bij gezet. Er was een opening tussen de vluchtheuvel en de volgende vluchtheuvel. Wij reden beiden in de richting van het Rijksmuseum. Bij het kruisje op tekening B heb ik de taxi geraakt. Ik raakte de taxi aan de achterportier en ik ben gevallen. ( ... ) Ik was wel steeds bij bewustzijn, ik ben niet bewusteloos geweest. Toen ik naar mijn been keek werd ik wel bang. ( ... ) Ik heb de heer [taxibestuurder] gesproken voordat de politie kwam. Hij kwam naar mij toe en vroeg mij of alles goed ging. Ik zei: ‘nee, het gaat niet goed, mijn hele been is stuk’. Daarna heb ik de heer [taxibestuurder] niet meer gezien. [taxibestuurder] is weggereden van de plek van het ongeval. Toen de politie kwam, stond de taxi niet meer op dezelfde plek. Hij was aan de andere kant van de weg gaan staan, op een veilige plek, op een fietspad. Daarna heb ik hem niet meer gezien. Ik kon het ook niet zien omdat de ambulance en mensen ertussen stonden. ( ... )

De taxi reed langzaam aan de rechterkant van de weg. Ik was vlak bij de taxi toen hij ging draaien. Ik dacht dat de taxi daar rechts zou blijven en dat ik gewoon rechtdoor kon. Toen ik vlak bij de taxi was ging de taxi draaien en toen ben ik tegen hem aangereden. Voor de plek van de aanrijding zit een bocht in de weg, en daarom kun je niet ver naar achter kijken.

U vraagt mij of ik kon verwachten dat de taxi zou omdraaien. Nee. Ik verwachtte niet dat de taxichauffeur deze draai zou gaan maken, want hij reed langzaam aan de rechterkant alsof hij zou gaan stoppen en die opening van de vluchtheuvel is bedoeld voor auto’s die vanuit het Rijksmuseum richting Leidseplein gaan en naar links de P.C. Hooftstraat in willen draaien. Dat wordt aangegeven met een witte pijl op het wegdek. Je mag daar niet de draai maken die de taxi wilde maken. Er staan geen borden die aangeven dat je daar niet naar links mag.

U vraagt mij hoe hard ik zelf reed. Ik denk 30 of 35 km per uur. De maximale snelheid voor mijn scooter is 50 km per uur. U houdt mij voor dat scooters heel vaak harder rijden. Ik rijd nooit harder dan 40 km per uur, omdat dat niet kan in de stad. Ik wil veilig rijden.”

In de getuigenverklaring is sprake van de volgende twee tekeningen.

Tekening A van [eiser]
uber3

 

Tekening B van [eiser]

uber4

4.3.
Uit deze bewijsmiddelen tezamen genomen en de situatie ter plaatse is met voldoende zekerheid vast komen te staan dat [taxibestuurder] de door [eiser] bedoelde verkeersmanoeuvre heeft gemaakt, daardoor gevaarzettend heeft gehandeld en het ongeval heeft veroorzaakt. Dit oordeel is op het volgende gebaseerd.

4.3.1.
Er is geen twijfel over dat een botsing heeft plaatsgehad tussen [eiser] op de bromfiets/scooter en [taxibestuurder] in de taxi op de rijbaan van de Stadhouderskade te Amsterdam. De taxi is geraakt bij de linkerachterportier en de scooter heeft schade aan alle kanten. Dit blijkt uit het politierapport en uit de verklaringen van betrokkenen.

4.3.2.
De taxi was net weggereden bij het Parkhotel, dat is gelegen langs de Stadhouderskade in Amsterdam, ongeveer 100 meter voor de kruising van het ongeluk. De taxi had klanten in de auto. Dit blijkt uit de verklaring van [taxibestuurder] .

4.3.3.
De botsing gaf een ‘goede knal’ volgens [taxibestuurder] en het was een ‘harde botsing’ volgens [eiser] tijdens de mondelinge behandeling. Als [eiser] [taxibestuurder] zou hebben ingehaald ter hoogte van de vluchtheuvel en de botsing dus daar zou hebben plaatsgevonden, zoals [taxibestuurder] suggereert in zijn verklaring en zijn situatietekening , dan zou de aanrijding een krassend geluid hebben gemaakt en niet een knal, te meer omdat zowel [eiser] als [taxibestuurder] verklaren dat zij rustig reden. Dat is een algemene ervaringsregel. Bovendien biedt de weg die uit één rijbaan bestaat, ter hoogte van de vluchtheuvel amper ruimte om in te halen. De verklaring van [eiser] over een harde botsing past wel bij een min of meer frontale aanrijding tegen de zijkant van de taxi, terwijl die een draai aan het maken was. De verklaring van [eiser] is hierdoor geloofwaardiger dan die van [taxibestuurder] .

4.3.4.
De situatietekeningen die [taxibestuurder] , [eiser] en de politie hebben gemaakt verschillen van elkaar. De meeste geloofwaardigheid gaat uit van de schets die de politie heeft gemaakt. De politie doet onderzoek bij een ongeluk met lichamelijk letsel. De politie heeft als plaats van de aanrijding aangekruist dat dit op de kruising Stadhouderskade / P.C. Hooftstraat was, aan de rechterzijde van de rijbaan van de Stadhouderskade richting het Rijksmuseum, terwijl de P.C. Hooftstraat voor 1/3e voorbij was gereden. De bromfiets lag aan de linkerkant van de rijbaan en [eiser] op het midden van de Stadhouderskade, beide 2/3e voorbij de P.C. Hooftstraat. Dit klopt ongeveer met de situatietekening B van [eiser] . Het klopt niet met de situatietekening van [taxibestuurder] in het schadeformulier die de aanrijding heeft aangekruist naast de vluchtheuvel. Dan had de politie sporen van de botsing moeten vinden op de door hem aangekruiste plek. [taxibestuurder] en [eiser] hebben beiden verklaard dat de taxi niet hard reed. Dat klopt met de plaats van aanrijding en de positie van de scooter en van [eiser] , zoals weergegeven op de situatietekeningen van de politie en situatietekening B van [eiser] . De aanrijding heeft dus niet naast de vluchtheuvel plaatsgevonden, maar aan de rechter zijde van de rijbaan, op 1/3e voorbij de P.C. Hooftstraat. Dit politieproces-verbaal biedt daarom het belangrijkste bewijs dat wordt aangevuld met de verklaring van [eiser] .

4.3.5.
Als overtuigende elementen wordt nog overwogen dat [taxibestuurder] in het verleden meerdere verkeersovertredingen blijkt te hebben begaan, dat hij net bij het Parkhotel vandaan kwam en klanten in zijn auto had, dat het daarom verklaarbaar was dat hij een U-bocht wilde maken om zijn klanten naar de juiste plek te brengen, maar dat hij dit deed op een plaats waar dat niet is toegestaan. [eiser] heeft kort na het ongeluk aan de politie een verklaring afgelegd die zich in het politiedossier bevond dat hij niet kende; hij heeft op de mondelinge behandeling een verklaring afgelegd en later onder ede als getuige een verklaring afgelegd. Die verklaringen zijn in essentie gelijk, hetgeen tot extra overtuiging leidt.

4.3.6.
[eiser] heeft verklaard dat [taxibestuurder] de taxi naar de overzijde van de weg op het fietspad heeft gezet voordat de politie ter plaatse was. Dit klopt niet met de feiten. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is dit opgenomen als: “( ... ) kwam [taxibestuurder] naar mij toe. Hij keek. Hij rende naar de taxi en parkeerde de taxi dus aan de andere kant van de weg half op het fietspad in de tegenovergestelde rijrichting, in de richting van het Leidseplein.”. Als getuige heeft hij verklaard: “Ik heb de heer [taxibestuurder] gesproken voordat de politie kwam. Hij kwam naar mij toe en vroeg mij of alles goed ging. Ik zei: ‘nee, het gaat niet goed, mijn hele been is stuk’. Daarna heb ik de heer [taxibestuurder] niet meer gezien. [taxibestuurder] is weggereden van de plek van het ongeval. Toen de politie kwam, stond de taxi niet meer op de zelfde plek. Hij was aan de andere kant van de weg gaan staan, op een veilige plek op een fietspad. Daarna heb ik hem niet meer gezien. Ik kon het ook niet zien omdat de ambulance en mensen ertussen stonden.” De taxi stond na het ongeval zoals de politie hem heeft gefotografeerd half op het fietspad in de oorspronkelijke rijrichting en niet meer op de plaats waar de aanrijding had plaatsgevonden. Hoewel deze verklaringen van [eiser] hierover dus feitelijk onjuist zijn, klopt het wel dat de taxi verplaatst is voordat de politie aankwam. Dit blijkt uit de situatieschets van de politie waarin de plaats van de botsing en de plaats van de auto niet bij elkaar passen. Dat heeft [eiser] namelijk ook verklaard bij de politie zoals blijkt uit het proces-verbaal van 22 oktober 2019: ‘Direct na de aanrijding heeft hij de taxi verplaatst en ergens anders neergezet’. Aan de duiding van de rijrichting door [eiser] – tegenovergesteld aan de rijrichting waarin de taxi en de scooter voor het ongeluk reden – wordt minder waarde gehecht, omdat [eiser] door de botsing een zware beenbreuk had en pijn, hij op de grond lag, zijn zicht werd belemmerd en mogelijk de rijrichting niet goed in zich heeft opgenomen.

4.3.7.
De conclusie van dit alles is dat vast is komen te staan dat [taxibestuurder] een bijzondere verkeersmanoeuvre heeft gemaakt, en gevaar zettend heeft gehandeld, waardoor [eiser] met zijn scooter tegen de linkerachterzijde van de auto van [taxibestuurder] is gereden. [taxibestuurder] heeft daarmee onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld, die door de aanrijding lichamelijk letsel heeft opgelopen.

4.4.
De schade die het gevolg is van de aanrijding komt voor vergoeding in aanmerking.

4.5.
Als schadecomponenten heeft [eiser] het volgende opgevoerd.

4.5.1.
[eiser] stelt het eerste jaar van herstel naar zijn gezin in Pakistan te zijn gegaan voor herstel en op 2 oktober 2020 te zijn teruggekeerd. Als schade door verlies aan arbeidsvermogen van 2 oktober 2019 tot 29 juni 2021, dus 20 maanden, vordert [eiser] een bedrag van € 60.000,- netto. Hij schat zijn gemiddelde inkomen op € 3.000,- netto per maand. Wel heeft hij vanaf 2 oktober 2020 een bijstandsuitkering ontvangen.

4.5.2.
Achmea betwist deze schade. De BTW aangiften die [eiser] heeft overgelegd zijn te onduidelijk om daaruit een netto inkomen uit af te leiden. Verder is de revalidatieperiode onvoldoende aangetoond. Voorts moet er rekening worden gehouden met de bijstandsuitkering die [eiser] heeft ontvangen.

4.5.3.
Voorts wenst hij immateriële schadevergoeding/smartengeld te ontvangen omdat hij gecompliceerde beenbreuken heeft opgelopen, bijna twee jaar volledig arbeidsongeschikt is geweest en nog steeds beperkingen te hebben bij staan en lopen. Hij vordert een schadebedrag van € 10.000,-.

4.5.4.
Achmea betwist ook deze schade. Het is tot op heden onduidelijk wat het beloop van de klachten en de medische eindsituatie is.

4.5.5.
Tenslotte vordert [eiser] verwijzing naar de schadestaatprocedure voor de bepaling van de medische kosten, reiskosten, huisthoudelijke hulp/persoonlijke verzorging en schade aan zijn scooter.

4.5.6.
Achmea voert aan dat verwijzing naar de schadestaatprocedure niet nodig is omdat de schade nu al begroot kan worden.

4.6.
De rechtbank oordeelt dat Achmea terecht protesteert tegen verwijzing naar de schadestaatprocedure. Ten aanzien van alle schadecomponenten moet [eiser] in staat worden geacht om deze met bewijsstukken en een toelichting daarop te onderbouwen. Hij zal daarvoor de gelegenheid krijgen en Achmea zal daarop mogen reageren.

4.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5
De beslissing

De rechtbank

5.1.
bepaalt dat [eiser] de gelegenheid krijgt zijn schade nader te onderbouwen en houdt de zaak daartoe aan tot 11 januari 2023; daarna zal Achmea op de nadere schadeopstelling en de nadere bewijsstukken kunnen reageren;

5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan. ECLI:NL:RBAMS:2022:7516