Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Oost-Brabant 160615 fout bromfietser valt in het niet bij de door de automobilist gemaakte fout; volledige vergoedingsplicht

Rb Oost-Brabant 160615 fout bromfietser valt in het niet bij de door de automobilist gemaakte fout; volledige vergoedingsplicht;
- kosten gevorderd en toegewezen; 17 uur x 190,00 ( x 1.21)

locatie ongeval: www.google.nl/maps/

De feiten

2.1.
Op woensdag 28 november 2012 omstreeks 06.42 uur heeft een aanrijding plaatsgevonden buiten de bebouwde kom van Maren-Kessel in de gemeente Oss. Op genoemd tijdstip kwam [verzoeker] met zijn bromfiets vanaf de Veerweg de Wildsedijk oprijden toen hij daar frontaal in botsing kwam met de auto van [naam] , verzekerde van Allianz (hierna: [naam] ), die vanaf de Wildsedijk schuin linksaf de Veerweg in wilde slaan. [verzoeker] heeft bij deze aanrijding ernstig letsel opgelopen.

2.2.
Ten tijde van dit ongeval was de verkeerssituatie ter plaatse als volgt:

2.2.1.
De Wildsedijk maakt onderdeel uit van de provinciale weg N625 en is een zogenaamde dijkweg met aan beide zijden vrij sterk aflopende bermen. De Wildsedijk bestaat uit twee rijstroken die door onderbroken witte strepen van elkaar zijn gescheiden. Ook aan de beide uiterste zijden van de rijbaan zijn onderbroken strepen aangebracht. De maximaal toegestane snelheid op de Wildsedijk is 80 km/uur. Bezien vanuit de richting waarin [naam] reed maakt de Wildsedijk kort na de aansluiting met de Veerweg (die is gelegen aan de linkerzijde) een geringe bocht naar rechts.

2.2.2.
De Veerweg is een verbindingsweg tussen de veerpont en de Wildsedijk en bestaat uit twee rijstroken die door onderbroken witte strepen van elkaar zijn gescheiden. De Veerweg loopt vanaf de veerpont eerst in de richting van de dijk, maakt dan voor de dijk een bocht naar rechts en loopt dan in een vrij rechte lijn schuin tegen de dijk omhoog. Kort voor de aansluiting met de Wildsedijk knikt de Veerweg dan naar links. De Veerweg sluit hierdoor niet haaks aan op de Wildsedijk, maar onder een betrekkelijk kleine hoek.

2.2.3.
Voor de aansluiting met de Wildsedijk (bezien vanuit de richting van verkeer dat de Veerweg oprijdt richting de Wildsedijk) staan op de rechterrijstrook van de Veerweg dertien haaientanden, kort voor de onderbroken witte strepen die aan de uiterste zijde van de rijbaan van de Wildsedijk zijn aangebracht. Op de andere rijstrook van de Veerweg, bedoeld voor het verkeer dat van de Wildsedijk komt, staan bij de aansluiting geen haaientanden.

2.2.4.
Het gedeelte van de Veerweg dat langs de dijk omhoog loopt (tot aan de aansluiting met de Wildsedijk) is middels een verkeersbord gesloten voor fietsers en bromfietsers. Voor deze verkeersdeelnemers is op de plaats waar de Veerweg een bocht naar rechts maakt alvorens schuin omhoog de dijk op te lopen, een trap gemaakt met gleuven aan de zijkant voor de (brom)fietswielen. Fietsers en bromfietsers worden geacht hier af te stappen en met de (brom)fiets aan de hand deze trap te beklimmen om vervolgens de Wildsedijk recht over te steken en achter de dijk hun weg te vervolgen.

2.2.5.
Een andere manier om achter de dijk te komen is om de Veerweg te volgen, de Wildsedijk schuin naar rechts over te steken en daar de Paalderweg in te rijden.

2.3.
De eerste aanrijdingssporen (krassporen op het wegdek) zijn door de politie gevonden op de linker rijstrook van de Wildsewijk (bezien vanuit de richting van [naam] ) op ongeveer 20 centimeter afstand van de onderbroken witte strepen aan de uiterste linkerzijde van die rijstrook, juist halverwege de rij van dertien haaientanden van de Veerweg. Gezien het schadebeeld aan de auto staat vast dat de auto van [naam] de bromfiets van [verzoeker] met de voorzijde (links van het midden) heeft geraakt. [naam] is met haar auto kort na de botsplaats, in de linker berm van de Veerweg (bezien vanuit haar richting) tot stilstand gekomen.

2.4.
Op het moment van de botsing was het vroeg in de ochtend en nog schemerdonker. Het was droog weer maar wel enigszins mistig. Zowel de auto van [naam] als de bromfiets van [verzoeker] voerden verlichting. Tegenover de politie heeft [verzoeker] verklaard vrijwel geen herinneringen te hebben aan het ongeval. [naam] heeft verklaard dat zij ineens een klap hoorde en iemand op haar voorraam zag klappen. Zij had [verzoeker] niet zien aankomen.

2.5.
[verzoeker] heeft fracturen opgelopen van de rechterbekkenhelft, het schaambeen, de linkerdijbeenhals en het linker bovenbeen. Ook had hij een hersenschudding en schade aan het gebit. Tot op heden is hij volledig arbeidsongeschikt.

2.6.
Allianz heeft aanvankelijk geweigerd aansprakelijkheid te erkennen. Na bestudering van het proces-verbaal en de verkeersongevalsanalyse van de politie heeft Allianz aansprakelijkheid erkend voor 25%. Nog weer later heeft Allianz aansprakelijkheid erkend voor 50%.

De beoordeling

3.1.
[verzoeker] vraagt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat Allianz voor 100% aansprakelijk is voor het ongeval van 28 november 2012 en de daaruit voor hem voortvloeiende schade.
Ook vraagt hij de rechtbank Allianz te veroordelen in de kosten van dit deelgeschil.

3.2.
[verzoeker] stelt zich kort gezegd op het standpunt dat Allianz volledig aansprakelijk is omdat [naam] via de linker weghelft van de Wildsedijk de bocht heeft afgesneden om linksaf de Veerweg in te rijden, wat verkeerstechnisch volledig onjuist was.
[verzoeker] meent dat van [naam] mocht worden verwacht dat zij bij het inrijden van de Veerweg rekening zou houden met tegemoetkomend verkeer op de Veerweg, ook al was dat gedeelte van de Veerweg afgesloten voor (brom)fietsers. Hij meent dat van hem niet kon worden verwacht dat hij met zijn bromfiets de trap zou gebruiken. [naam] had meer rechts moeten houden, dan had zij [verzoeker] , die zich op zijn eigen rechter weghelft van de Veerweg bevond, niet geraakt, aldus [verzoeker] . [verzoeker] betwist dat aan zijn kant sprake is van eigen schuld en wijst in dit verband ook op de ernstige gevolgen die het ongeval voor hem heeft gehad en nog altijd heeft. Ter onderbouwing van zijn stellingen beroept [verzoeker] zich op het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van de politie Brabant-Noord van 28 januari 2013 en op de rapportage van de heer J.L.M. Meeuwissen, verkeersongevallendeskundige (MVOA), van 10 december 2013.

3.3.
Allianz voert aan dat [naam] niets te verwijten valt. Zij reed met gepaste snelheid over de Wildsedijk, zij sorteerde voor om linksaf te slaan en gaf daarbij richting aan, en zij wilde vervolgens in een vloeiende lijn de Veerweg in rijden. Dat zij daarbij [verzoeker] heeft aangereden komt volgens Allianz doordat [verzoeker] , die met zijn bromfiets helemaal niet op dat gedeelte van de Veerweg mocht rijden, onvoldoende rechts hield en haar geen voorrang verleende. Volgens Allianz kan [verzoeker] worden verweten dat hij, terwijl het mistig was en hij van de lager gelegen Veerweg kwam (waardoor hij voor het verkeer op de Wildsedijk minder goed zichtbaar was), met aanzienlijke snelheid de kruising met de Wildsedijk is opgereden terwijl hij de auto van [naam] op geruime afstand kon zien naderen. Volgens Allianz kon van [naam] niet worden verwacht dat zij langer op haar eigen rechter weghelft zou doorrijden en pas ter hoogte van de rechter weghelft van de Veerweg (vanuit haar richting bezien) linksaf zou slaan. Volgens Allianz zou dit onnatuurlijk en daardoor gevaarlijk weggedrag hebben opgeleverd omdat tegenliggers van [naam] dan zouden denken dat zij rechtdoor zou rijden. Allianz meent dat zij zich ruimhartig heeft opgesteld door 50% van de schade te vergoeden. Allianz baseert haar verweer hoofdzakelijk op de door haar ingewonnen rapporten van ing. B. Wartenbergh van Ongevallen Analyse Nederland (OAN) van 15 oktober 2013 en 22 mei 2015.

3.4.
Aangenomen dat [verzoeker] zijn verzoek baseert op onrechtmatig handelen van [naam] in de zin van artikel 6:162 BW, zal de rechtbank eerst beoordelen of hier sprake is geweest van een doen of nalaten door [naam] in strijd met haar wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.

3.5.
Tussen partijen staat vast dat [naam] de Veerweg heeft willen inrijden door vanaf haar eigen (rechter) weghelft op de Wildsedijk in een min of meer rechte lijn naar links te rijden. Door deze route te volgen is [naam] al ruim vóórdat zij de voor haar bestemde rechter weghelft van de Veerweg bereikte de wegas van de Wildsedijk gepasseerd en op de linker weghelft van de Wildsedijk gaan rijden. Dat blijkt ook uit het feit dat de botsing plaatsvond op de linker rijbaan van de Wildsedijk, op korte afstand van de uiterste linkerzijde van de Wildsedijk en vóór de haaientanden op de Veerweg (dit alles vanuit de richting van [naam] bezien). Op de beschikbare foto’s is goed te zien dat de botsing plaatsvond ter hoogte van de middelste van de dertien haaientanden die daar waren aangebracht. Nu bovendien vast staat dat [naam] de bromfiets met de voorkant van haar auto heeft geraakt (iets links van het midden) kan het niet anders zijn geweest dan dat zij al volledig op de linker rijbaan van de Wildsedijk reed op het moment dat zij de aansluiting met de voor haar bestemde rechter weghelft van de Veerweg nog niet had bereikt. Anders dan Allianz stelt, volgt hieruit ook dat als de aanrijding niet had plaatsgevonden [naam] over de haaientanden zou zijn gereden en ook over de voor het tegemoetkomend verkeer op de Veerweg bestemde weghelft. Allianz noemt deze manier van rechtdoor rijden bij het schuin linksaf slaan ‘het in een vloeiende lijn kiezen voor de natuurlijke weg’. De rechtbank oordeelt dat deze manier van rijden niet anders kan worden geduid dan als het afsnijden van een te maken bocht naar links. Naar het oordeel van de rechtbank diende [naam] bij het naderen van de Veerweg tijdig voor te sorteren (dat wil zeggen: zoveel mogelijk tegen de wegas gaan rijden) met haar richtingaanwijzer aan, maar diende zij op haar eigen rechter weghelft te blijven rijden totdat zij de Veerweg zo dicht was genaderd dat zij bij het nemen van een bocht naar links de rechter weghelft van de Veerweg zou inrijden. De andere weghelft van de Veerweg diende zij zoveel mogelijk vrij te laten omdat daar tegemoetkomend verkeer kon worden verwacht. Uit de stukken blijkt dat de aansluiting tussen de Wildsedijk en de Veerweg daarvoor ook voldoende breed was. De rechtbank verwerpt het moeilijk te volgen standpunt van Allianz dat een zodanige rijwijze onnatuurlijk zou zijn en tegenliggers op de Wildsedijk in verwarring zou kunnen brengen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [naam] onrechtmatig heeft gehandeld door bij het linksaf slaan niet voldoende rechts te houden maar de bocht af te snijden.

3.6.
Allianz beroept zich op eigen schuld aan de zijde van [verzoeker] . Ingevolge artikel 6:101 BW wordt, wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist.

Over het beroep op eigen schuld overweegt de rechtbank het volgende.

3.7.
Het is juist dat [verzoeker] bij het oprijden van de Wildsedijk voorrang diende te verlenen aan het verkeer op de Wildsedijk. [verzoeker] , die zelf rechtsaf de Wildsedijk wilde oprijden, moest niet alleen voorrang verlenen aan het voor hem van links komende verkeer op de Wildsedijk, maar hij moest ook het verkeer dat voor hem van rechts kwam en linksaf de Veerweg in wilde slaan, zoals [naam] , daarvoor voldoende ruimte bieden. De rechtbank ziet echter geen grond om aan te nemen dat [verzoeker] dat niet heeft gedaan. Gegeven de locatie van de aanrijding staat vast dat [verzoeker] ongeveer op het midden van zijn eigen rechter weghelft reed toen hij de haaientanden passeerde. Er was daarmee voldoende ruimte voor [naam] om voorbij [verzoeker] linksaf de Veerweg in te draaien. [verzoeker] moest weliswaar voorrang verlenen maar hoefde er daarbij geen rekening mee te houden dat [naam] de bocht zou gaan afsnijden op de manier waarop zij dit heeft gedaan. Van een voorrangsfout van [verzoeker] is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake geweest en evenmin kan worden gezegd dat hij onvoldoende rechts heeft gehouden.

3.8.
Dat [verzoeker] rustiger had moeten rijden of zijn rijgedrag had moeten aanpassen omdat hij [naam] heeft moeten zien naderen, is door Allianz wel gesteld maar niet voldoende onderbouwd. De rechtbank ziet in de verschillende ongevalsanalyses die door partijen zijn overgelegd geen enkel aanknopingspunt om te veronderstellen dat [verzoeker] mogelijk te snel heeft gereden. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat de aandacht van [verzoeker] , die rechtsaf de Wildsedijk op wilde rijden, eerst en vooral gericht was op het voor hem van links komende verkeer dat hij voorrang moest verlenen. Om dit verkeer te kunnen zien moest hij, vanwege de schuine ligging van de Veerweg ten opzichte van de Wildsedijk, ver over zijn linkerschouder kijken. Niet bekend is op welk moment [verzoeker] [naam] van rechts heeft zien naderen, of hij toen heeft gezien dat zij de bocht ‘kort’ zou gaan nemen en of hij toen nog de gelegenheid had om door te remmen of meer naar rechts te sturen een aanrijding te voorkomen. Al met al ziet de rechtbank geen grond om aan te nemen dat [verzoeker] hier iets te verwijten valt.

3.9.
Resteert de geslotenverklaring voor (brom)fietsers van de Veerweg. Het is juist dat [verzoeker] in strijd met de ter plaatse geldende regels de Veerweg is opgereden. Hij had volgens die regels de trap moeten nemen om de Wildsedijk over te steken. In zoverre is sprake geweest van een verkeersfout van [verzoeker] en draagt hij mede schuld aan het ontstaan van het ongeval. De rechtbank is evenwel van oordeel dat deze verkeersfout in het niet valt bij de door [naam] gemaakte fout, voor wat betreft de ernst en de mate van verwijtbaarheid daarvan. Zoals [verzoeker] ter zitting heeft toegelicht is het lastig om met een zware bromfiets een dergelijke trap te beklimmen. De politie heeft in het proces-verbaal ongevalsanalyse genoteerd dat de trap ook volgens hen niet echt geschikt was voor grotere formaat bromfietsen zoals de Aprilia van [verzoeker] . Ook de door Allianz ingeschakelde deskundige Wartenbergh (AON) heeft in zijn rapport van 22 mei 2015 geschreven dat de voorgeschreven route via de trap voor een dergelijke bromfiets niet de meest handige is. Het valt [verzoeker] dan ook niet zwaar aan te rekenen dat hij de route via de Veerweg heeft gekozen, al betekende dit dat hij vervolgens de Wildsedijk schuin moest oversteken en niet haaks, zoals dat kon bovenaan de trap. Ook in het geval [naam] zou hebben geweten dat de Veerweg was gesloten voor (brom)fietsers (wat niet is gesteld of gebleken) diende zij bij het inrijden van die weg rekening te houden met tegemoetkomend verkeer zoals auto’s en motorfietsen, welk verkeer zij bovendien moeilijk kon zien aankomen door de lagere ligging van de Veerweg. De manier waarop zij de bocht heeft afgesneden en de Veerweg is ingereden is daarom zonder meer gevaarzettend geweest en ernstig verwijtbaar. De geringe ernst van de door [verzoeker] gemaakte verkeersfout en de ernstige gevolgen die het ongeval voor hem hebben gehad en nog altijd hebben, maken dat de rechtbank ondanks enige mate van eigen schuld aan het ontstaan van het ongeval aan de zijde van [verzoeker] , toch concludeert tot een volledige vergoedingsplicht voor [naam] , en derhalve voor Allianz. Het beroep op eigen schuld slaagt dus niet.

3.10.
Uit het voorgaande volgt dat de gevraagde verklaring voor recht kan worden toegewezen.

3.11.
[verzoeker] vraagt ook om een veroordeling van Allianz in de kosten in verband met de behandeling van het deelgeschil. Ter zitting heeft zijn advocaat een specificatie overgelegd van de 15,33 uren die hij aan (de voorbereiding van) de zaak heeft besteed. Tevens rekening houdend met de tijd die gemoeid is met de behandeling ter zitting vordert [verzoeker] een bedrag van € 4.000,- (inclusief btw).

3.12.
Allianz heeft ter zitting laten weten een forfaitaire vergoeding voor te staan in deelgeschillen (€ 4.000,- vindt zij een fors tarief voor een eenvoudige verkeerszaak als de onderhavige) en zich overigens te refereren aan het oordeel van de rechtbank.

3.13.
Op de voet van artikel 1019aa Rv dient de rechtbank de kosten te begroten die [verzoeker] heeft moeten maken in verband met de behandeling van het deelgeschil. De rechtbank dient daarbij de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. De rechtbank is van oordeel dat hieraan in dit geval is voldaan. Het bedrag van € 4.000,- heeft betrekking op iets minder dan 17 uur tegen een uurtarief van € 195,- (inclusief kantoorkosten, exclusief 21% btw). Dit komt de rechtbank niet onredelijk voor. Rekening houdend met het door [verzoeker] betaalde griffierecht ad € 78,- begroot de rechtbank de totale kosten van dit deelgeschil dan ook € 4.078,-. Nu vaststaat dat Allianz aansprakelijk is voor de schade van [verzoeker] , zal de rechtbank Allianz ook veroordelen tot betaling van dit bedrag. ECLI:NL:RBOBR:2015:7335