RBROT 111022 (2x) scooterrijder komt ten val over modder; zaken tov wegbeheerder en waarborgfonds lenen zich niet voor deelgeschil
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 111022 (2x) scooterrijder komt ten val over modder; zaken tov wegbeheerder en waarborgfonds lenen zich niet voor deelgeschil
2.
De feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
2.1
[verzoeker] is op 19 mei 2021 met de scooter op de Nassaukade in Rotterdam ten val gekomen. Bij die val heeft hij letsel opgelopen en is zijn gehuurde scooter beschadigd geraakt.
2.2
Van het ongeval heeft [verzoeker] aangifte bij de politie willen doen, maar de politie heeft geweigerd de aangifte op te nemen.
2.3
[verzoeker] heeft zijn claim bij Waarborgfonds ingediend, omdat de dader onbekend is gebleven. Waarborgfonds heeft de claim afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de vervuiling afkomstig is van een motorvoertuig.
2.4
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 14 februari 2022 ook de Gemeente aansprakelijk gesteld. De Gemeente heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval afgewezen.
3.
Het verzoek en de grondslag daarvan
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om bij beschikking:
- te verklaren voor recht dat de Gemeente gehouden is de schade te vergoeden die [verzoeker] als gevolg van het ongeval d.d. 19 mei 2021 heeft geleden en zal lijden;
- de Gemeente te veroordelen in de kosten van dit geding ten bedrage van € 1.442,93 te vermeerderen met de nog te maken kosten in verband met de mondelinge behandeling van het onderhavige geschil, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag en vergoeding van het door [verzoeker] betaalde griffierecht, welke kosten de Gemeente binnen 14 dagen na datum eindbeschikking dient te vergoeden.
3.1
Aan het verzoek heeft [verzoeker] - kort samengevat en voor zover hierna van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
3.1.1
De Gemeente is primair op grond van artikel 7:174 BW jo artikel 16 Wegenverkeerswet aansprakelijk voor het ongeval van 19 mei 2021.
3.1.2
De Gemeente dient als wegbeheerder ervoor te zorgen dat een weg zodanig wordt ingericht en onderhouden dat deze geen gevaar oplevert voor de veiligheid van weggebruikers. Tegen bestaande gevaren dient door de wegbeheerder adequaat te worden gewaarschuwd.
3.1.3
De weg voldoet niet aan de eisen die hieraan mogen worden gesteld, omdat er modder op de weg lag en tegelijkertijd ook niet voor is gewaarschuwd. Uit navraag is gebleken dat de modder al lange tijd op de weg lag. Bovendien bevindt de weg zich naast een industrieterrein, zodat er extra veiligheidsmaatregelen door de Gemeente getroffen hadden moeten worden.
3.1.4
Subsidiair is de Gemeente aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW voor de door [verzoeker] geleden en te lijden schade, omdat zij een gevaarzettende situatie in het leven heeft geroepen.
Het verweer
4.1
Het verweer strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van [verzoeker] in zijn verzoek, dan wel tot afwijzing van zijn verzoek, alsmede dat de kosten van deze procedure voor rekening van [verzoeker] blijven. Daartoe heeft de Gemeente het volgende – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aangevoerd.
4.2
De Gemeente stelt zich primair op het standpunt dat geen sprake is van een deelgeschil dat zich leent voor behandeling in onderhavige verzoekschriftprocedure. Allereerst geldt dat de Gemeente de aansprakelijkheid heeft afgewezen en ten tweede dat er geen sprake is van buitengerechtelijke onderhandelingen tussen partijen. De bereidheid daartoe ontbreekt ook bij de Gemeente, omdat de Gemeente gemotiveerd betwist dat zij aansprakelijk is voor het door [verzoeker] bedoelde ongeval
4.3
Subsidiair stelt de Gemeente zich op het standpunt dat zij niet aansprakelijk is voor het letsel van [verzoeker] op grond van artikel 6:174 BW en 6:162 BW. De Gemeente betwist de toedracht van de valpartij. Voorts betwist de Gemeente dat sprake is van een gebrek aan de weg. Bij normaal te betrachten oplettendheid, is de kans niet groot dat een plas of vervuiling als deze, over het hoofd wordt gezien. De kans op verwezenlijking van het gevaar is dan ook klein. Er was bovendien voor deze specifieke plek en vervuiling op die dag bij de Gemeente geen melding binnengekomen. Het kan van de Gemeente niet worden gevergd dat zij voortdurend de staat van de openbare weg binnen de gemeente inspecteert en na regenval vrij van plassen en modder houdt.
5.
De beoordeling
5.1
Artikel 1019w RV biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de aard en het vermoedelijke beloop van de vordering.
5.2
Dat partijen twisten over de vraag of de Gemeente al dan niet aansprakelijk is jegens [verzoeker] staat er op zich niet aan in de weg dat de kantonrechter zich buigt over de aansprakelijkheidsvraag in de deelgeschilprocedure, ook al is duidelijk dat in het geval van vaststelling van de aansprakelijkheid partijen verder met elkaar moeten onderhandelen voordat een vaststellingsovereenkomst kan worden gesloten. Indien de kantonrechter de aansprakelijkheid van de Gemeente vaststelt in deze procedure, zullen er voor partijen voldoende mogelijkheden zijn om na en aan de hand van de beslissing het buitengerechtelijke onderhandelingstraject voort te zetten. Dat dit niet direct tot een vaststellingsovereenkomst zal leiden, is niet doorslaggevend. Voldoende is dat de vaststelling van de aansprakelijkheid een bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst en daarmee aan de verdere schadeafwikkeling, in die zin dat de beslissing de weg kan openen voor verdere onderhandelingen die uiteindelijk tot een vaststellingsovereenkomst kunnen leiden.
5.3
In verband met de aansprakelijkheidsvraag is van belang dat allereerst in voldoende mate vaststaat wat de exacte toedracht van het ongeval was. Partijen twisten over de toedracht van het ongeval. Terwijl [verzoeker] heeft gesteld dat hij een verkeersongeval is overkomen, doordat de weg ten tijde van het ongeval niet voldeed aan de eisen die men daaraan mag stellen en daarvoor gevaar opleverde voor personen, heeft de Gemeente deze gestelde toedracht uitdrukkelijk betwist en daartoe onder meer gesteld dat dat er geen sprake was van een gebrek aan de weg.
5.4
Wat de exacte toedracht van de val is geweest kan thans niet worden vastgesteld aan de hand van de stellingen van partijen over en weer en de onderbouwing van die stellingen. Ook de door [verzoeker] ingebrachte videobeelden geven hierover geen duidelijkheid, omdat op de beelden alleen te zien is dat [verzoeker] is uitgegleden op de weg waar modder lag. De toedracht van de val door [verzoeker] is niet verder onderbouwd. Nadere bewijslevering is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook noodzakelijk, waarvoor in een deelgeschilprocedure naar haar aard geen plaats is.
5.5
De kantonrechter is derhalve van oordeel dat de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek van [verzoeker] zal op grond van artikel 1019z Rv dan ook worden afgewezen.
5.6
[verzoeker] heeft verzocht de Gemeente te veroordelen in de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv. Op grond van dit artikel dient in beginsel begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden. Ook als een verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, dient de kantonrechter de kosten te begroten. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van dat laatste is in dit geval sprake. De Gemeente heeft vanaf het eerste moment dat zij door [verzoeker] aansprakelijk is gesteld de aansprakelijkheid gemotiveerd ontkend. [verzoeker] had dus in redelijkheid kunnen voorzien dat het zou aankomen op bewijslevering, waarvoor in een deelgeschilprocedure naar haar aard in beginsel geen plaats is, zo ook niet in dit geval. Van een tussen partijen vastgelopen onderhandelingsproces is geen sprake geweest, omdat vaststaat dat er geen onderhandelingen tussen partijen gevoerd zijn. De in verhouding tot een bodemprocedure in de regel goedkopere en snellere deelgeschilprocedure is niet bedoeld om partijen aan de onderhandelingstafel te dwingen, maar om hen in hun buitengerechtelijke onderhandelingen te ondersteunen en onderhandelingen op gang te brengen of eventueel vastgelopen onderhandelingen vlot te trekken, zodat zij zelf een vaststellingsovereenkomst kunnen sluiten. Er is dan ook geen sprake van in redelijkheid gemaakte kosten. Begroting van de kosten van het deelgeschil is daarom niet aan de orde.
5.7
Voor de door de Gemeente verzochte proceskostenveroordeling van [verzoeker] biedt de wettelijke regeling van de deelgeschilprocedure geen ruimte. ECLI:NL:RBROT:2022:8511
RBROT 111022 (2x) scooteraar komt ten val over modder; zaken tov wegbeheerder en waarborgfonds lenen zich niet voor deelgeschil
2.
De feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
2.1
[verzoeker] is op 19 mei 2021 met de scooter op de Nassaukade in Rotterdam ten val gekomen. Door die val heeft hij letsel opgelopen en is de gehuurde scooter beschadigd geraakt.
2.2
Van het ongeval heeft [verzoeker] aangifte bij de politie willen doen, maar de politie heeft geweigerd de aangifte op te nemen.
2.3
[verzoeker] heeft zijn claim bij Waarborgfonds ingediend, omdat de dader onbekend is gebleven. Waarborgfonds heeft de claim afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de vervuiling afkomstig is van een motorvoertuig.
2.4
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 14 februari 2022 ook de Gemeente Rotterdam aansprakelijk gesteld. De Gemeente heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval afgewezen.
3.
Het verzoek en de grondslag daarvan
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om bij beschikking:
- te verklaren voor recht dat Waarborgfonds gehouden is de schade te vergoeden die [verzoeker] als gevolg van het ongeval d.d. 19 mei 2021 heeft geleden en zal lijden;
- Waarborgfonds te veroordelen in de kosten van dit geding gelijk aan € 2.027,36 te vermeerderen met de nog te maken kosten in verband met de mondelinge behandeling van het onderhavige geschil, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag en vergoeding van het door [verzoeker] betaalde griffierecht, welke kosten Waarborgfonds binnen 14 dagen na datum eindbeschikking dient te vergoeden.
3.1
Aan het verzoek heeft [verzoeker] - kort samengevat en voor zover hierna van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
3.1.1
Waarborgfonds is op grond van artikel 25 WAM gehouden om de schade aan [verzoeker] te vergoeden. Gezien de aard en de hoeveelheid van de modder op de weg en het feit dat de weg zich bevindt op een industrieterrein waar dagelijks meerdere vrachtwagens rijden, is het aannemelijk dat de modder op de weg is achtergelaten door een vrachtwagen. Ook afgevallen lading hoort bij een motorvoertuig. [verzoeker] stelt dat de overgelegde foto’s en videobeelden zijn standpunt ook ondersteunen.
4.
Het verweer
4.1
Het verweer strekt tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker]. Daartoe heeft Waarborgfonds het volgende – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aangevoerd.
4.1.1
De door [verzoeker] gestelde toedracht wordt door Waarborgfonds betwist. Aangezien de gestelde toedracht niet vaststaat, staat evenmin vast dat sprake zou zijn van burgerrechtelijke aansprakelijkheid van (een bestuurder van) een onbekend gebleven motorrijtuig. Ook indien zou worden uitgegaan van de door [verzoeker] gestelde toedracht, dan staat nog niet vast dat de modder op het wegdek afkomstig is van een vrachtwagen. Het is niet goed voor te stellen op welke wijze een vrachtwagen de modder op het wegdek achtergelaten zou kunnen hebben. Er is ter plekke sprake van een afscheiding, gevormd door betonnen varkensruggen, tussen de rijbaan en het fietspad, waardoor de door [verzoeker] genoemde vrachtwagens niet over de fietsstrook kunnen rijden en daar dus ook geen modder achter kunnen laten.
4.1.2
Subsidiair, voor het geval geoordeeld zou worden dat op Waarborgfonds enige schadevergoedingsplicht jegens [verzoeker] rust, wijst Waarborgfonds erop dat niet vast staat dat [verzoeker] (tijdig) van het voorval aangifte heeft gedaan bij de politie (inspanningsverplichting).
4.1.3
Eveneens subsidiair, beroept Waarborgfonds zich op eigen schuld aan de zijde van [verzoeker]. Indien wordt uitgegaan van de door [verzoeker] gestelde toedracht, had [verzoeker] om de modder heen kunnen/moeten rijden en/of zijn snelheid zodanig moeten verminderen dat hij de modder zonder moeite kon passeren.
4.1.4
Tot slot, en tevens subsidiair, subsidiair merkt Waarborgfonds op dat de door [verzoeker] gevorderde kosten van het deelgeschil bovenmatig zijn. Waarborgfonds verzoekt in de subsidiaire situatie de tijdsbesteding te matigen naar twee uren, althans naar een aantal uren dat de kantonrechter redelijk voorkomt.
5.
De beoordeling
5.1
Artikel 1019w RV biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de aard en het vermoedelijke beloop van de vordering.
5.2
Dat partijen twisten over de vraag of Waarborgfonds al dan niet aansprakelijk is jegens [verzoeker] staat er op zich niet aan in de weg dat de kantonrechter zich buigt over de aansprakelijkheidsvraag in de deelgeschilprocedure, ook al is duidelijk dat in het geval van vaststelling van de aansprakelijkheid partijen verder met elkaar moeten onderhandelen alvorens een vaststellingsovereenkomst kan worden bereikt. Indien de kantonrechter de aansprakelijkheid van Waarborgfonds vaststelt in deze procedure, zullen er voor partijen voldoende mogelijkheden zijn om na en aan de hand van de beslissing het buitengerechtelijke onderhandelingstraject voort te zetten. Dat dit niet direct tot een vaststellingsovereenkomst zal leiden, is niet doorslaggevend. Voldoende is dat de vaststelling van de aansprakelijkheid een bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst en daarmee aan de verdere schadeafwikkeling, in die zin dat de beslissing de weg kan openen voor verdere onderhandelingen die uiteindelijk tot een vaststellingsovereenkomst kunnen leiden.
5.3
In verband met de aansprakelijkheidsvraag is van belang dat allereerst in voldoende mate vaststaat wat de toedracht van het ongeval was. Partijen twisten over de toedracht van het ongeval. Terwijl [verzoeker] heeft gesteld dat hem een verkeersongeval is overkomen, door modder op de weg die door een vrachtwagen is achtergelaten, heeft Waarborgfonds deze gestelde toedracht uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist en daartoe onder meer gesteld dat ter plekke sprake is van een afscheiding, gevormd door betonnen varkensruggen, tussen de rijbaan en het fietspad, waardoor de door [verzoeker] genoemde vrachtwagens niet over de fietsstrook kunnen rijden en dus ook geen modder hebben kunnen achterlaten.
5.4
Wat de exacte toedracht van de val is geweest kan thans niet worden vastgesteld aan de hand van de stellingen van partijen over en weer en de onderbouwing van die stellingen. Ook de door [verzoeker] ingebrachte videobeelden geven hierover geen duidelijkheid, omdat op de beelden alleen te zien is dat [verzoeker] is uitgegleden op een plek waar modder lag en niet hoe de modder op het wegdek terecht is gekomen. Nadere bewijslevering is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook noodzakelijk, waarvoor in een deelgeschilprocedure naar haar aard geen plaats is. Bovendien resteren ook na beantwoording van de vraag naar de precieze toedracht van het ongeval nog veel geschilpunten tussen partijen. Er is bovendien nog geen omvang van de schade bekend en twisten partijen ook nog over de vraag of [verzoeker] tijdig aangifte bij de politie heeft gedaan (inspanningsverplichting) en eventuele ‘eigen schuld’ aan de zijde van [verzoeker]. Terecht heeft Waarborgfonds de vraag opgeworpen waarom [verzoeker] niet om de modderplas is heengereden, dan wel zijn snelheid zodanig heeft aangepast dat hij die modder veilig kon passeren.
5.5
De kantonrechter is derhalve van oordeel dat de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek van [verzoeker] zal op grond van artikel 1019z Rv dan ook worden afgewezen.
5.6
[verzoeker] heeft ook verzocht Waarborgfonds te veroordelen in de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv. Op grond van dit artikel dient in beginsel begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden. Ook als een verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, dient de kantonrechter de kosten te begroten. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van dat laatste is in dit geval sprake. Waarborgfonds heeft vanaf het moment van aansprakelijkstelling door [verzoeker] de aansprakelijkheid betwist. [verzoeker] had dus in redelijkheid kunnen voorzien dat het zou aankomen op bewijslevering, waarvoor in een deelgeschilprocedure naar haar aard in beginsel geen plaats is, zo ook niet in dit geval. Van een tussen partijen vastgelopen onderhandelingsproces is geen sprake geweest. De in verhouding tot een bodemprocedure in de regel goedkopere en snellere deelgeschilprocedure is niet bedoeld om partijen aan de onderhandelingstafel te dwingen, maar om hen in hun buitengerechtelijke onderhandelingen te ondersteunen en onderhandelingen op gang te brengen of eventueel vastgelopen onderhandelingen vlot te trekken, zodat zij zelf een vaststellingsovereenkomst kunnen sluiten. Er is dan ook geen sprake van in redelijkheid gemaakte kosten. Begroting van de kosten van het deelgeschil is daarom niet aan de orde. ECLI:NL:RBROT:2022:8512