Overslaan en naar de inhoud gaan

RBZWB 030425 frontale botsing twee scooterrijders; opgevoerd zijn komt niet vast te staan; 20% ES;  geen billijkheidscorrectie

RBZWB 030425 frontale botsing twee scooterrijders; opgevoerd zijn komt niet vast te staan; 20% ES;  geen billijkheidscorrectie;
- verzocht en toegewezen 28,8 uur x € 260 + 21% = € 9.060,48, geen korting vanwege ES nu dat juist inzet procedure was

3De feiten

In dit deelgeschil zijn de volgende vaststaande feiten van belang.

3.1.

[verzoeker 1] is op 29 januari 2024 rijdend op een scooter in botsing gekomen met een andere scooter (hierna: “het ongeval”). Deze scooter werd bestuurd door de heer [betrokkene 1] . De heer [betrokkene 2] zat achterop bij [betrokkene 1] . De eigenaar van de scooter is de heer [eigenaar scooter] . [eigenaar scooter] heeft zijn scooter verzekerd bij ZLM.

3.2.

Het ongeval gebeurde rond 21:17 uur op het fietspad naast de Nieuwe Zuidbeekseweg in Vlissingen. In het proces-verbaal van de politie is opgenomen:

“Het betrokken fiets maakt op de plaat ongeval een S- bocht en is onverlicht en was ten tijde van het ongeval zeer donker.

De scooter hebben elkaar frontaal geraakt en de scooter met gewonde [verzoeker 1] , [kenteken] lag aan de rechterzijde van het fietspad met [verzoeker 1] enkele meters verder in de berm.

De tweede betrokken scooter stond rechtop met bestuurder [betrokkene 1] ernaast een suk verder op het fietspad en was na het ongeval verplaatst.”

Ook blijkt uit het proces-verbaal dat het wegdek nat/vochtig was.

3.3.

Op 1 februari 2024 is bij [verzoeker 1] thuis gesproken over de toedracht van het ongeval. Bij dit gesprek waren [verzoeker 1] , zijn ouders, [betrokkene 1] en [eigenaar scooter] aanwezig. [betrokkene 1] heeft een tekening gemaakt van de situatie ter plaatse en de positie van [verzoeker 1] en [betrokkene 1] op het moment van de botsing. Deze situatieschets is door [verzoeker 1] en [betrokkene 1] ondertekend.

3.4.

De betreffende situatieschets wordt hieronder weergegeven:

3.5.

[verzoeker 1] en [betrokkene 1] hebben ieder afzonderlijk van elkaar op 1 februari 2024 een schadeformulier ingevuld. [verzoeker 1] heeft in het door hem ingevulde formulier ingevuld dat hij 30 kilometer per uur reed. Op de vraag of hij rechts, links of midden op de weg reed, heeft hij ingevuld ‘rechts van het midden’. Op de vraag wie naar zijn mening aansprakelijk was, heeft hij geantwoord ‘bestuurder B, omdat deze op mijn weghelft kwam’. [betrokkene 1] heeft in het door hem ingevulde formulier ingevuld dat hij 30 kilometer per uur reed en [verzoeker 1] 60 kilometer per uur. Hij heeft aangegeven dat beide partijen midden op de weg reden. Op de vraag wie naar zijn mening aansprakelijk was, heeft [betrokkene 1] geantwoord: ‘Naar mijn mening is de tegenpartij aansprakelijk omdat de scooter van hun opgevoerd is. Ook heeft hij tegen mij verteld dat hij 60 reed.’

3.6.

[betrokkene 2] , die achterop zat bij [betrokkene 1] , heeft in een verklaring aangegeven:

“Beide personen reden in het midden van de weg waardoor de scooters frontaal op elkaar geklapt zijn.

De snelheid van de scooter van [verzoeker 1] was veel sneller dan de toegestane snelheid, ik zou de snelheid zelf geschat hebben op tussen de 60-70 km/h waar wij ongeveer 20-30 km/h reden en [verzoeker 1] al vanaf de andere kant met hoge snelheid aan kwam rijden. Dit is ook terug te zien als je kijkt naar de schade en de klap van het ongeval.

[verzoeker 1] en zijn vrienden gaven aan dat de scooter opgevoerd was en dat hij sneller dan de toegestane maximale snelheid kan. (…)”

3.7.

De heer [getuige] was ook aanwezig bij het ongeval. Hij reed op een scooter vóór [verzoeker 1] . Hij heeft verklaard:

“[naam] en ik reden een stukje voor [verzoeker 1] . Toen de tegen ligger [naam] passeerde keken ze om, ik zag dit en keek ook om. Toen ik weer vooruit keek hoorde ik na een aantal seconden een enorme knal. Ik ben gelijk omgedraaid en zag [verzoeker 1] in het gras liggen, de 2 scooters stonden in elkaar. de scooters zijn uit elkaar gehaald en allebei verplaatst. (…)”

3.8.

De voormalige belangenbehartiger van [verzoeker 1] heeft onderzoeksbureau X!Xolutions gevraagd om onderzoek te doen naar de schade aan de scooter van [verzoeker 1] . In het onderzoeksrapport van 9 april 2024 is onder andere opgenomen:

“Tijdens fysieke expertise constateren we door middel van het zien van de carburateur en de cilinder dat deze scooter niet is opgevoerd.

Zie bijgevoegde foto’s.”

3.9.

In aanvulling op het rapport heeft X!Xolutions in een e-mail van 15 mei 2024 aangegeven:

“Zoals telefonisch besproken hierbij onze toelichting op de fysieke expertise aan de Puch met kenteken [kenteken] .

We hebben de scooter op 04-04-2024 fysiek gezien bij verzekerden. Tijdens fysieke expertise constateren we dat er met deze scooter niet meer is te rijden. Het is begrijpelijk dat de politie met deze zwaar beschadigd scooter geen rollerbank test heeft kunnen doen. We zien aan de carburateur en de cilinder dat de scooter niet is opgevoerd. Op de carburateur en cilinder zijn geen sporen te zien van recente de- en montage. Naar onze bevindingen zitten de carburateur en cilinder al geruime tijd deze scooter. (…)”

3.10.

ZLM heeft een eigen expert ingeschakeld om het onderzoeksrapport van X!Xolutions te beoordelen. In het rapport van 27 februari 2025 heeft de expert van P-CVD B.V. (“P-CVD”) aangegeven:

“De cilinder en carburateur laten voorzover zichtbaar inderdaad geen sporen zien van recente de- en montage werkzaamheden. Rechts onderaan de foto’s staat in het zwart gedrukt de tekst “34 of 53” en “38 of 53”. Dit impliceert dat er tijdens de inspectie meer foto’s van de snorscooter zijn gemaakt die mogelijk voor de beoordeling van deze casus van belang zijn. (…)

Naast het onderzoeksrapport van Xolutions stelde u mij een bijlage met zogenaamde 112- foto’s in pdf formaat ter beschikking die een beeld geven van de situatie kort na het ongeval. (…)

Bij nadere bestudering van de 112 foto’s waarop de snorscooter zichtbaar is stelde ik vast dat de snorscooter is voorzien van een aangepaste of niet originele uitlaat (…). Door het aanpassen van de uitlaat komt de standaard snelheidsbegrenzer in de vorm van een zogenaamde prop, aan de ingang van de (standaard) uitlaat en ter hoogte van de aansluiting met de cilinder, te vervallen. Met andere woorden deze aangepaste of niet originele uitlaat duidt op tuning van de snorscooter. (…)”

3.11.

De linker knieschijf van [verzoeker 1] was door het ongeval gebroken. Ook de pees naar het onderbeen was deels gescheurd en het kraakbeen was beschadigd. [verzoeker 1] is op 30 januari 2024 geopereerd aan zijn knie. Een medische eindsituatie is nog niet bereikt.

4Het verzoek en het verweer

4.1.

[verzoeker 1] verzoekt de rechtbank om bij beschikking te bepalen dat ZLM jegens hem gehouden is om alle schade die het gevolg is van het verkeersongeval van 29 januari 2024 te vergoeden. Ook verzoekt [verzoeker 1] ZLM te veroordelen in de kosten van de procedure, die hij begroot op € 9.060,48 inclusief btw plus griffierecht.

4.2.

ZLM verzoekt de rechtbank om de verzoeken van [verzoeker 1] af te wijzen.

4.3.

De rechtbank gaat hierna bij ‘De beoordeling’ in op de relevante stellingen die partijen in het kader van het verzoek en het verweer daartegen hebben aangevoerd.

5De beoordeling

Ontvankelijkheid

5.1.

Deze procedure is een deelgeschil. De deelgeschilprocedure is bedoeld voor de situatie waarin partijen het op bepaalde punten niet eens kunnen worden, waardoor de buitengerechtelijke onderhandelingen worden belemmerd. Een partij (of partijen gezamenlijk) kunnen in een deelgeschilprocedure de rechter verzoeken op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met buitengerechtelijke onderhandelingen, met als uiteindelijk doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. In een deelgeschilprocedure is geen ruimte voor nadere bewijslevering.

5.2.

[verzoeker 1] stelt dat deze situatie aan de orde is. ZLM heeft zich op het (voorwaardelijke) standpunt gesteld dat de zaak zich niet leent voor behandeling in deelgeschil, indien de rechtbank geen eigen schuld kan vaststellen omdat er nog te veel onduidelijkheid is over de snelheid van [verzoeker 1] . Op de zitting heeft ZLM bevestigd dat het haar alleen gaat om het punt van de snelheid van [verzoeker 1] . Los daarvan beroept ZLM zich niet op niet-ontvankelijkheid.

5.3.

Zoals uit het hierna volgende zal blijken, kan de rechtbank een oordeel geven over de snelheid van [verzoeker 1] zonder nadere bewijslevering. De vraag naar de mate van aansprakelijkheid is geschikt voor behandeling in een deelgeschilprocedure. [verzoeker 1] is dan ook ontvankelijk in zijn verzoek. De zaak is geschikt voor behandeling in deelgeschil.

De aansprakelijkheid voor het ongeval

5.4.

[verzoeker 1] en [betrokkene 1] reden allebei op een scooter. Bij het ongeval zijn dan ook alleen gemotoriseerde weggebruikers betrokken geweest. De aansprakelijkheid in zo’n situatie wordt bepaald aan de hand van de regels voor de onrechtmatige daad.1 Iemand die een ander toerekenbaar schade toebrengt door een onrechtmatige daad moet die schade vergoeden. Dat staat in de wet.

5.5.

De wet bepaalt ook dat als de schade ook het gevolg is van een omstandigheid die voor rekening van het slachtoffer komt, de vergoedingsplichtige niet de volledige schade hoeft te betalen.2 De vergoedingsplicht voor in dit geval ZLM zou in geval van zogenaamde eigen schuld van [verzoeker 1] beperkt worden tot het deel van de schade dat is ontstaan door omstandigheden die aan ZLM (lees: [betrokkene 1] ) zijn toe te rekenen. Het deel van de schade dat toe te rekenen is aan handelen van [verzoeker 1] blijft dan voor zijn eigen rekening. Dit is de causaliteitsverdeling.

5.6.

In dezelfde wettelijke bepaling wordt daar weer een uitzondering op gemaakt. Ook als de benadeelde ( [verzoeker 1] ) eigen schuld aan het ontstaan van de schade heeft, kan de billijkheid eisen dat het slachtoffer toch een groter deel of zelfs zijn volledige schade vergoed krijgt. Dit is de billijkheidscorrectie.

5.7.

Het geschil tussen partijen gaat over de causaliteitsverdeling (eigen schuld) en de toepassing van de billijkheidscorrectie. De rechtbank gaat hierna op beide onderwerpen in.

1) Verdeling van causaliteit: (eigen) schuld

Wat vinden partijen?

5.8.

[verzoeker 1] stelt zich op het standpunt dat 100% van de schade door ZLM moet worden vergoed. ZLM heeft aansprakelijkheid voor het verkeersongeval erkend omdat [betrokkene 1] midden op het fietspad reed. Volgens [verzoeker 1] was er aan zijn zijde geen sprake van eigen schuld.

5.9.

[verzoeker 1] betwist te hard te hebben gereden. Zijn scooter was niet opgevoerd, zodat hij ook niet te snel kon rijden. Hij reed rechts van het midden. Hiermee heeft hij bedoeld rechts van het midden van zijn weghelft, daar waar een ieder normaal gesproken rijdt. [verzoeker 1] heeft op geen enkele manier de vereiste zorgvuldigheid in zijn verkeersgedrag geschonden. Het ongeval heeft kunnen ontstaan doordat [betrokkene 1] vlak voor de botsing onverwacht op zijn weghelft terechtkwam en [verzoeker 1] niet meer kon uitwijken.

5.10.

ZLM vindt dat het ongeval voor meer dan 50% veroorzaakt is door verkeersfouten van [verzoeker 1] . ZLM noemt in dat kader allereerst de hoge snelheid waarmee [verzoeker 1] reed. [verzoeker 1] reed volgens ZLM vlak voor het ongeval 60 tot 70 kilometer per uur. Dit volgt uit verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en de mate van impact van de botsing. De conclusie dat de scooter niet is opgevoerd en dus niet zo hard kón rijden, kan niet op basis van het rapport van X!Xolutions worden getrokken. Ter plaatse was een snelheid van 25 kilometer per uur toegestaan. Indien [verzoeker 1] zijn snelheid had aangepast en had geanticipeerd op fouten van andere weggebruikers, dan had hij [betrokkene 1] tijdig moeten kunnen opmerken en was het ongeval niet gebeurd (of minder ernstig geweest).

5.11.

In de tweede plaats voert ZLM aan dat [verzoeker 1] in het midden van de weg reed. Dit heeft [verzoeker 1] zelf erkend en blijkt uit de getekende situatieschets. Ook [betrokkene 2] heeft verklaard dat [verzoeker 1] in het midden van de weg reed. In ieder geval geldt dat [verzoeker 1] onvoldoende rechts heeft gehouden. [verzoeker 1] had gelet op de omstandigheden ter plaatse zoveel mogelijk rechts moeten rijden, om de kans op een aanrijding te verkleinen. Het ongeval zou niet gebeurd zijn indien [verzoeker 1] uiterst rechts had gereden.

Hoe oordeelt de rechtbank?

Snelheid

5.12.

De rechtbank gaat ervan uit dat de scooter van [verzoeker 1] niet was opgevoerd. Dit wordt als volgt toegelicht.

5.13.

X!Xolutions heeft de scooter van [verzoeker 1] na het ongeval onderzocht. Uit het onderzoek is gebleken dat de scooter niet was opgevoerd. Ter onderbouwing heeft X!Xolutions twee foto’s van de carburateur en de cilinder bijgevoegd. De door ZLM ingeschakelde expert van P-CVD heeft onderschreven dat de cilinder en de carburateur voor zover zichtbaar inderdaad geen sporen lieten zien van recente de- en montage werkzaamheden.

5.14.

Het standpunt dat op basis van het rapport van X!Xolutions toch niet kan worden geconcludeerd dat de scooter van [verzoeker 1] niet was opgevoerd, baseert ZLM in de eerste plaats op de opmerkingen van P-CVD over de uitlaat. De aangepaste of niet originele uitlaat op de scooter duidt volgens de expert op tuning van de scooter. Dit kan volgens ZLM een indicatie zijn dat de scooter is opgevoerd. [verzoeker 1] heeft op de zitting echter toegelicht dat de uitlaat die op de scooter zat een reguliere uitlaat betreft die gewoon voorzien is van een uitlaatprop in de voorbocht. ZLM heeft dit vervolgens onweersproken gelaten.

5.15.

Op de zitting heeft ZLM toegevoegd dat uit de aanduiding op de foto’s blijkt dat er in totaal 53 foto’s van de scooter zouden moeten zijn. ZLM heeft slechts twee foto’s. Het kan zijn dat uit de overige 51 foto’s een ander beeld van de scooter volgt. X!Xolutions heeft haar conclusies echter niet op basis van de foto’s getrokken maar de scooter daadwerkelijk geïnspecteerd. Van deze inspectie zijn foto’s gemaakt waarbij deze twee foto’s zijn gebruikt ter onderbouwing van haar conclusies. Het is niet aannemelijk dat X!Xolutions bewust onjuiste conclusies heeft getrokken en bewust foto’s waaruit zou blijken dat de scooter wel was opgevoerd heeft achtergehouden. De stelling van ZLM is te speculatief om af te doen aan het rapport van X!Xolutions.

5.16.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft ZLM de duidelijke conclusie uit het rapport van X!Xolutions dan ook onvoldoende weersproken.

5.17.

Uit het voorgaande volgt dat [verzoeker 1] geen 60-70 km/h kán hebben gereden. De rechtbank neemt wat betreft de gereden snelheid de eigen verklaring van [verzoeker 1] tot uitgangspunt. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat beide partijen rond de 30-35 km/h hebben gereden. Op het punt van de snelheid waarmee gereden is, hebben [verzoeker 1] en [betrokkene 1] een gelijk aandeel in het ontstaan van het ongeval. Er is op het punt van de snelheid niet aan de één of aan de ander een groter verwijt te maken.

Plaats op de weg

5.18.

Vast staat dat [verzoeker 1] en [betrokkene 1] met hun scooters frontaal op elkaar zijn gebotst. Het is alleen maar mogelijk om frontaal te botsen in een situatie waarin beide scooters ongeveer op dezelfde plaats op de weg rijden.

5.19.

[betrokkene 1] heeft verklaard in het midden van de weg te hebben gereden. [verzoeker 1] heeft verklaard rechts van het midden te hebben gereden. Anders dan de gemachtigde van [verzoeker 1] op de zitting heeft betoogd, kan dit niet inhouden dat [verzoeker 1] geheel rechts op zijn eigen weghelft reed. Dit strookt niet met het feit dat partijen frontaal zijn gebotst en volgt ook niet uit door beide partijen ondertekende situatieschets. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [betrokkene 1] in het midden van het fietspad reed, en [verzoeker 1] aan de rechterkant van de middellijn van het fietspad. Dit past ook bij de tekening onder punt 3.5 zoals die vlak na het ongeval door partijen is opgesteld.

5.20.

Ook gaat de rechtbank ervan uit dat [betrokkene 1] eerst op zijn eigen weghelft reed en pas vlak voor de botsing naar het midden van het fietspad is gegaan. [verzoeker 1] heeft dit op de zitting verklaard. Als [betrokkene 1] al verder voor de plaats van de botsing in het midden van de weg zou hebben gereden, was het bovendien logisch geweest als [getuige] daarover in zijn verklaring een opmerking zou hebben gemaakt. Hij reed vóór [verzoeker 1] en passeerde [betrokkene 1] dus eerder. Een fietspad is niet heel breed, dit blijkt ook uit de foto’s die bij het verweerschrift zitten. Als [betrokkene 1] ook al in het midden van de weg reed op het moment van het passeren van [getuige] , zou dat [getuige] hebben kunnen hinderen of in ieder geval moeten zijn opgevallen.

5.21.

Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de botsing grotendeels het gevolg is van het rijgedrag van [betrokkene 1] . [betrokkene 1] reed op zijn eigen weghelft en is vlak voor de botsing in het midden van de weg komen te rijden, waar hij (rechts) op zijn eigen weghelft had moeten blijven. De causale bijdrage van [verzoeker 1] aan het ontstaan van het ongeval is kleiner, maar niet afwezig. Indien [verzoeker 1] rechts op zijn eigen weghelft had gereden, had het ongeval mogelijk voorkomen kunnen worden. [verzoeker 1] hoefde weliswaar de onverwachte manoeuvre van [betrokkene 1] naar het midden van het fietspad niet te verwachten, maar gelet op de omstandigheden (donker, nat wegdek, een bocht in het fietspad) en het feit dat hij [betrokkene 1] zag aankomen (zo heeft hij verklaard op de zitting), had verwacht mogen worden dat [verzoeker 1] anticiperend op het passeren van [betrokkene 1] geheel rechts was gaan rijden.

5.22.

Niet is gebleken dat het achterom kijken van [betrokkene 1] , zoals verklaard door [getuige] en beaamd door [betrokkene 1] , bij het veroorzaken van het ongeval van belang is geweest. Tussen het achterom kijken en de uiteindelijke botsing zaten volgens ZLM nog meerdere seconden, waarin [betrokkene 1] alweer voor zich keek. Dit is niet weersproken.

5.23.

De rechtbank bepaalt de eigen schuld van [verzoeker 1] op een percentage van 20%. Het ongeval is voor 80% aan [betrokkene 1] (en dus ZLM) toe te rekenen.

2) Billijkheidscorrectie

Wat vinden partijen?

5.24.

[verzoeker 1] doet een beroep op de billijkheidscorrectie. De door [betrokkene 1] gemaakte verkeersovertreding is veel ernstiger dan zijn eventuele verkeersovertreding. Bovendien heeft [verzoeker 1] , nog maar 18 jaar, fors invaliderend letsel opgelopen met verregaande consequenties, niet in de laatste plaats studievertraging van een jaar samenhangend met de langdurige revalidatie. Er bestaat een verzekeringsdekking voor deze schade. Deze omstandigheden rechtvaardigen een volledige vergoedingsplicht van ZLM, aldus [verzoeker 1] .

5.25.

ZLM ziet geen reden voor toepassing van de billijkheidcorrectie. Beide partijen hebben dezelfde of vergelijkbare fouten gemaakt. Een breuk in de knieschijf leidt tot pijn en klachten, maar is niet zonder meer de reden voor studievertraging. Verder letsel dan de breuk in de knieschijf is ZLM niet bekend.

Hoe oordeelt de rechtbank?

5.26.

De rechtbank is van oordeel dat de billijkheid geen andere verdeling vereist dan de al vastgestelde causale verdeling van 80/20%.

5.27.

Het feit dat [betrokkene 1] een groter verwijt treft in het ontstaan van het ongeval is al voldoende verdisconteerd in het vastgestelde percentage. In het verzoekschrift wordt gesproken over fors invaliderend letsel van [verzoeker 1] , maar dit is onvoldoende nader onderbouwd. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten voor toepassing van een billijkheidscorrectie.

Conclusie

5.28.

[verzoeker 1] heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat ZLM jegens hem gehouden is om alle schade die het gevolg is van het ongeval te vergoeden. Uit het voorgaande volgt echter dat de rechtbank van oordeel is dat ZLM niet 100% maar 80% van de schade moet vergoeden. Daarom wordt het verzoek van [verzoeker 1] afgewezen.

Kosten van het deelgeschil

5.29.

De rechtbank moet de kosten van deze deelgeschilprocedure begroten, ook als een verzoek niet wordt toegewezen.3 Bij de begroting van de kosten moet de rechtbank de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets gebruiken.4 Dat betekent dat zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten redelijk moeten zijn. Begroting van de kosten kan alleen achterwege blijven, als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Daar is volgens de rechtbank geen sprake van. ZLM heeft dat ook niet aangevoerd. De rechtbank zal de kosten die [verzoeker 1] voor deze procedure heeft gemaakt daarom begroten.

5.30.

[verzoeker 1] begroot de kosten van dit deelgeschil op een bedrag van € 9.060,48 inclusief btw (€ 7.488,00 exclusief btw). Hij gaat daarbij uit van een tijdsbesteding van zijn gemachtigde van 28,8 uur tegen een uurtarief van € 260,00. Daarbij moet nog het betaalde griffierecht van € 320,00 worden opgeteld. De oorspronkelijke kostenbegroting zoals opgenomen in het verzoekschrift van [verzoeker 1] kwam uit op 16,3 uur. Dit is op de zitting bijgesteld. Volgens [verzoeker 1] moeten de deelgeschilkosten volledig vergoed worden.

5.31.

ZLM heeft in haar verweerschrift aangegeven de in het verzoekschrift genoemde uren en het gehanteerde tarief niet onredelijk te vinden. Zij vindt het bij het verzoekschrift ingebrachte urenoverzicht echter onvoldoende overzichtelijk. De toe te passen schulddelingsfactor is ook van toepassing op de kosten van het deelgeschil.

5.32.

De rechtbank begroot de redelijke kosten voor de behandeling van de zaak op het bedrag zoals verzocht door [verzoeker 1] . ZLM heeft op de zitting geen verweer gevoerd tegen het aangepaste bedrag en heeft na een nadere uitleg van het urenoverzicht niet meer gereageerd op dit punt. Dat betekent dat de rechtbank een bedrag aan deelgeschilkosten begroot van € 9.380,48 inclusief btw en griffierecht.

5.33.

Als uitgangspunt geldt dat het percentage eigen schuld ook wordt toegepast op de kosten van het deelgeschil. In dit geval ziet de rechtbank echter aanleiding om daarvan af te wijken omdat het percentage eigen schuld nu juist de inzet van deze procedure is. De rechtbank is van oordeel dat het in dit geval billijk is om af te wijken van de schulddelingsfactor en te bepalen dat de kosten van het deelgeschil voor 100% door ZLM vergoed moeten worden.

5.34.

Nu de aansprakelijkheid van (de verzekerde van) ZLM vast staat, zal ZLM worden veroordeeld tot betaling van de deelgeschilkosten

1Artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW).

2Artikel 6:101 lid 1 BW.

3Artikel 1019aa lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

4Artikel 6:96 lid 2 BW.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 3 april 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:2023