GHDHA 130922 wg-er vordert met succes ogv art. 2 VOA vergoeding van ivm whiplash aan wn-er betaald loon (2)
- Meer over dit onderwerp:
GHDHA 130922 wg-er vordert met succes ogv art. 2 VOA vergoeding van ivm whiplash aan wn-er betaald loon
in vervolg op
RBROT 250320 regres obv art. 2 VOA; door UWV aangenomen ao is ongevalsgevolg, mede na beoordeling 2 expertises; invloed schaderegelingsproces op vordering wg-er
3
Feitelijke achtergrond
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
Op 26 mei 2012 is [X] (hierna: [X]), destijds [ ... ] jaar oud, betrokken geweest bij een verkeersongeval (hierna: het ongeval). Het ongeval was te wijten aan de schuld van een ander, die in het kader van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) voor aansprakelijkheid verzekerd was bij Allianz. Allianz heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
3.2
[X] was ten tijde van het ongeval als ambtenaar in dienst bij de Stichting en werkzaam als docent elektrotechniek en wiskunde bij het Grotius College te Delft, een school die wordt bestuurd door de Stichting.
3.3
[X] heeft zich na het ongeval ziek gemeld en heeft zijn werkzaamheden als docent niet meer hervat.
3.4
De Stichting heeft aan [X] over de periode van 26 mei 2012 tot en met 31 oktober 2014 loon doorbetaald.
3.5
Bij beslissing van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 9 april 2014 is bepaald dat de Stichting het loon van [X] moet doorbetalen tot 26 mei 2015 omdat de Stichting niet heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen tegenover [X]. Bij beslissing van 7 juli 2014 is de periode waarover de Stichting het loon van [X] moet doorbetalen verkort tot 19 augustus 2014 omdat de Stichting volgens het UWV alsnog heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen. Per 19 augustus 2014 is aan [X] een WIA-uitkering op basis van volledige arbeidsongeschiktheid toegekend.
3.6
Op gezamenlijk verzoek van Allianz en [X] heeft neuroloog dr. [naam] (hierna: [de neuroloog]) op 20 september 2016 een medisch onderzoek verricht bij [X]. Het naar aanleiding hiervan opgestelde rapport van 5 oktober 2016 houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“ Geneeskundige rapportage
( ... ) Conclusie :
Fors trauma op 26-05-2012 met een lichte commotio cerebri als gevolg, alsmede een flexie-extensietrauma van m.n. de cervicale wervelkolom. Persisterende klachten van geheugenstoornissen, concentratiestoornissen, verminderde belastbaarheid, vermoeidheid en pijn in de nek en onderrug. Er is sprake van een post whiplash syndroom oftewel een WAD graad 1-2. Objectieve neurologische afwijkingen zijn niet waargenomen. ( ... )
Zakelijke rapportage
Beantwoording vraagstelling ( ... )
1. SITUATIE MET ONGEVAL
( ... )
Consistentie : ( ... )
Er is sprake van een duidelijke consistentie in het verhaal van betrokkene en in de correspondentie die beschikbaar is.( ... )
Diagnose : ( ... )
Er is sprake van een post whiplash syndroom, WAD, graad 1-2. ( ... )
Welke huidige mate van functieverlies ( ... ) kunt u vaststellen op uw vakgebied ? ( ... )
Er is sprake van een WAD graad 1-2. Volgens de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie uit 2013 kan hieraan geen invaliditeit toegekend worden. In tabel 17-2 van de AMA Guide, 6e editie wordt het beeld van betrokkene wel beschreven. Hij zou daar vallen in klasse 1 van tabel 17.2 waaraan een percentage invaliditeit van maximaal 8% toegekend kan worden. Mijn beroepsgroep heeft echter geadviseerd deze aanbeveling niet te volgen. Ik sluit mij bij de adviezen van de beroepsgroep aan. Het is dus niet mogelijk een percentage functieverlies aan dit klachtencomplex toe te kennen.
2.DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval : ( ... )
Betrokkene had deze klachten niet voor het ongeval en de klachten die thans aanwezig zijn het gevolg van het ongeval.( ... )
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval : ( ... )
Het is in het dossier niet aannemelijk te maken dat er reeds klachten of afwijkingen bestonden die in de toekomst klachten zouden hebben gegeven, ook als het ongeval niet had plaatsgevonden.( ... )”.
3.7
Op 27 september 2016 heeft op gezamenlijk verzoek van Allianz en [X] orthopedisch medisch expert dr. [naam] (hierna: [de orthopedisch expert]) een medisch onderzoek verricht bij [X]. Het naar aanleiding hiervan opgestelde rapport van 20 oktober 2016 houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“( ... ) DIAGNOSE:
- Nekklachten bij status na forse kop/staart botsing bij preexistent bestaande beginnende degeneratieve afwijkingen van de cervicale wervelkolom.
- Lumbaal gelocaliseerde rugklachten bij status na doorgemaakte kop/staart botsing, waarbij sprake is van preexistent bestaande degeneratieve afwijkingen in de lumbale wervelkolom. ( ... )
Ad vraag 1a:
( ... ) Betrokkene heeft na dit ongeval nekklachten en rugklachten ontwikkeld. De voorgeschiedenis vermeldde wel doorgemaakte rugklachten lumbaal, welke tevoren behandeld waren met fysiotherapie. Betrokkene geeft aan dat hij met deze behandeling geen klachten meer had van zijn rug tot aan het ongeval.( ... )
Ad vraag 1d:
Naar mijn oordeel is er sprake van een goede consistentie. De gegevens die worden verkregen d.m.v. de anamnese komen overeen met de gegevens die worden verkregen uit het medisch dossier, het medisch onderzoek en het hulponderzoek. ( ... )
Ad vraag 1g:
Op grond van het medisch onderzoek kan geadviseerd worden dat t.a.v. de belastbaarheid van de cervicale wervelkolom en de lumbale wervelkolom gesproken kan worden van een geringe beperking t.a.v. het vermogen om de cervicale wervelkolom en de lumbale wervelkolom te belasten in de zin van frequent flecteren, dan wel deflecteren, en een geringe beperking t.a.v. het vermogen om te kunnen heffen, duwen, trekken en tillen.
Ad vraag 1h:
Momenteel kan t.a.v. de ongevalsgevolgen van het ongeval dd. 26-05-2012 worden gesteld, dat er sprake is van een eindtoestand in de genezing van het letsel. Verdere verbetering, dan wel verslechtering van het huidige beeld als gevolg van het ongeval, valt mijns inziens niet meer te verwachten.( ... )
Ad vraag 1l:
Ik adviseer een percentage blijvende functionele invaliditeit conform de AMA gids 6e druk en conform de richtlijnen van de NOV van 0% op grond van het feit dat er geen sprake is van objectiveerbare posttraumatische afwijkingen.( ... )
Ad vraag 2c:
De degeneratieve afwijkingen van de cervicale wervelkolom en de lumbale wervelkolom waren reeds aanwezig voor het onderhavige ongeval dd. 26-05-2012. T.a.v. de lumbale wervelkolom heeft behandeling plaatsgehad op grond van klachten, t.a.v. de cervicale wervelkolom waren er kennelijk geen klachten, in elk geval heeft er t.a.v. de cervicale wervelkolom geen behandeling plaatsgehad. De nekklachten zou betrokkene als gevolg van de degeneratieve afwijkingen op enig moment ook hebben kunnen ontwikkelen, zonder dat hem het onderhavige ongeval zou zijn overkomen.
Ad vraag 2d:
De rug- en nekklachten zouden op grond van de degeneratieve afwijkingen ook hebben kunnen ontstaan, indien betrokkene het onderhavige ongeval niet zou zijn overkomen. Het is niet goed mogelijk om aan te geven op wat voor termijn betrokkene deze klachten, al dan niet zou hebben ontwikkeld. Het komt frequent voor dat patiënten forse degeneratieve afwijkingen in de wervelkolom hebben, zonder dat het aanleiding geeft tot invaliderende klachten. Mogelijk had betrokkene nog geruime tijd zonder nekklachten kunnen functioneren.( ... )”.
3.8
Na het verkrijgen van de rapporten van de deskundigen hebben [X] en Allianz een minnelijke regeling getroffen ter (financiële) afwikkeling van de gevolgen van het ongeval. In het kader van die minnelijke regeling heeft Allianz een bedrag van € 72.500,00 aan [X] betaald. Daartoe is op 11 augustus 2017 een vaststellingsovereenkomst gesloten.
3.9
Allianz heeft aan de Stichting een bedrag van € 9.601,51 betaald, zijnde het bedrag van het door de Stichting aan [X] doorbetaalde (netto) loon over de periode van 26 mei 2012 tot 1 september 2012.
4
Procedure bij de rechtbank
4.1
De Stichting heeft Allianz gedagvaard en gevorderd, na wijziging van eis, dat, kort samengevat, de rechtbank Allianz veroordeelt tot betaling van een bedrag groot € 65.753,48 met rente en kosten. Daartoe heeft zij aangevoerd dat Allianz op grond van artikel 2 van de Wet verhaalsrecht ambtenaren (VOA) gehouden is om aan de Stichting het netto loon te vergoeden dat de Stichting over de periode van 1 september 2012 tot en met 26 mei 2014 aan [X] heeft betaald, omdat de arbeidsongeschiktheid van [X] in die periode een rechtstreeks gevolg is geweest van het hem overkomen ongeval. Allianz heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze vordering.
4.2
De rechtbank heeft de vordering toegewezen en Allianz in de kosten veroordeeld. Daartoe heeft de rechtbank, kort samengevat, het volgende overwogen. Als vaststaand wordt aangenomen dat [X] de in de rapporten van [de neuroloog] en [de orthopedisch expert] genoemde klachten heeft als gevolg van het ongeval. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat [X] deze klachten ook zonder ongeval zou hebben ontwikkeld in de periode tussen het ongeval en 26 mei 2014. Genoegzaam is gebleken dat de arbeidsongeschiktheid van [X] gedurende in ieder geval de eerste twee jaren na het ongeval direct verband houdt met het ongeval, aldus de rechtbank.
5
Beoordeling in hoger beroep
5.1
Allianz is het niet eens met het bestreden vonnis en de gronden waarop het berust. Zij heeft zeven grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd. Allianz bepleit dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vordering van de Stichting alsnog zal afwijzen. Allianz betoogt met de grieven, in de kern, dat de rechtbank ten onrechte causaal verband heeft aangenomen tussen het ongeval en de na 1 september 2012 voortdurende arbeidsongeschiktheid van [X], en dat de rechtbank de vordering van de Stichting ten onrechte - volledig - heeft toegewezen.
5.2
De Stichting heeft de grieven bestreden. De grieven zullen gezamenlijk behandeld worden.
Causaal verband tussen het ongeval en de arbeidsongeschiktheid van [X] in de periode van 1 september 2012 tot en met 26 mei 2014?
5.3
Tussen partijen is in geschil of, zoals de Stichting stelt en Allianz betwist, causaal verband bestaat tussen het ongeval dat [X] is overkomen en de klachten die hij vanaf 1 september 2012 daardoor stelt te hebben (gehad), en zijn arbeidsongeschiktheid als gevolg daarvan.
5.4
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [X] als gevolg van het ongeval, althans direct aansluitend op het ongeval, arbeidsongeschikt is geraakt. Allianz betwist echter dat oorzakelijk verband bestaat tussen het ongeval en de klachten en arbeidsongeschiktheid van [X] voor zover deze na 1 september 2012 hebben voortgeduurd. Alleen in het geval geoordeeld wordt dat de Stichting aan [X] in de periode van 1 september 2012 tot en met 26 mei 2014 diens loon heeft doorbetaald ter zake van een aan hem overkomen ongeval als bedoeld in artikel 2 lid 1 en 2 VOA heeft zij voor de kosten daarvan verhaal op Allianz als de WAM-verzekeraar van de schuldige aan het ongeval.
5.5
De stelplicht en – in voorkomend geval – de bewijslast ter zake van het feit dat [X] arbeidsongeschikt is geraakt ten gevolge van het ongeval rust op de Stichting. Aan de Stichting kan niet de eis worden gesteld dat de Stichting moet bewijzen dat de arbeidsongeschiktheid wordt veroorzaakt door medisch objectiveerbare beperkingen, noch dat de Stichting moet bewijzen dat geen alternatieve oorzaken van de arbeidsongeschiktheid (kunnen) bestaan, zoals Allianz betoogt.
5.6
De Stichting heeft de rapporten van de deskundigen [de neuroloog] en [de orthopedisch expert] overgelegd. Niet is gesteld of gebleken dat deze deskundigen bij de uitvoering van hun onderzoek en rapportage onzorgvuldig hebben gehandeld of dat hun rapporten niet voldoen aan daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica. Het hof neemt deze rapporten bij zijn beoordeling daarom tot uitgangspunt.
5.7
Blijkens deze hiervoor in 3.6 en 3.7 gedeeltelijk geciteerde rapporten is bij [X] na het ongeval een post-whiplash syndroom vastgesteld, en klaagt [X] over geheugenstoornissen, concentratiestoornissen, verminderde belastbaarheid, vermoeidheid en nek- en rugklachten. Deze klachten hebben [X] beperkt in de uitoefening van zijn functie als leraar, zoals (bijvoorbeeld) volgt uit de arbeidskundige rapportage van arbeidskundige [de arbeidskundige]. [X] heeft daardoor – ondanks pogingen daartoe – niet kunnen re-integreren in zijn eigen functie als leraar. [de neuroloog] heeft in zijn rapport vermeld dat de op dat moment aanwezige klachten het gevolg zijn van het ongeval. Dergelijke klachten kunnen in het algemeen veroorzaakt worden door een verkeersongeval als [X] heeft doorgemaakt. [X] had ten tijde van het ongeval dergelijke klachten niet. De Stichting heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat de klachten door het ongeval veroorzaakt zijn.
5.8
Weliswaar heeft orthopeed [de orthopedisch expert] pre-existente, degeneratieve afwijkingen van de cervicale en lumbale wervelkolom geconstateerd, was er eerder sprake van psychische problemen als gevolg van problemen op het werk en in de thuissituatie en heeft [X] eerder rugklachten gehad, van ziekteverzuim - door deze of andere oorzaken - is in de jaren vóór het ongeval echter nauwelijks sprake geweest. Medisch adviseur [medisch adviseur] van Allianz heeft bovendien in zijn rapport van 29 januari 2014 vermeld dat de klachten van [X] zich volgens de huisarts in het verleden niet in die mate hebben voorgedaan. [de orthopedisch expert] heeft weliswaar in zijn rapport gesteld dat als gevolg van de door hem geconstateerde degeneratieve afwijkingen ook zonder doorgemaakt ongeval klachten zouden hebben kunnen ontstaan, maar ook dat onzeker is op welke termijn dit bij [X] eventueel het geval zou zijn geweest, terwijl het bovendien volgens [de orthopedisch expert] veelvuldig voorkomt dat patiënten met dergelijke afwijkingen juist niet dergelijke klachten ontwikkelen.
5.9
Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat een alternatieve verklaring voor de medische klachten van [X] ontbreekt. Het enkele feit dat [de orthopedisch expert] de mogelijkheid niet uitsluit dat [X] ook zonder ongeval in de relevante periode (een deel van de) medische klachten zou hebben gekregen, acht het hof onvoldoende. Dat de klachten van [X] redelijkerwijs niet aan het ongeval kunnen worden toegeschreven, is daaruit immers niet af te leiden.
5.10
Uit de rapporten van [de neuroloog] en [de orthopedisch expert] en de door de Stichting overgelegde informatie van de bedrijfsarts en het UWV maakt het hof verder op dat [X] op en na 1 september 2012 arbeidsongeschikt is gebleven. Niet valt in te zien dat, en zo ja waardoor, het causale verband tussen het ongeval en de medische klachten per 1 september 2012 desalniettemin zou zijn doorbroken en Allianz heeft dit verweer ook niet of onvoldoende toegelicht. De overgelegde rapporten laten daarom redelijkerwijs geen andere conclusie toe dan dat [X] als gevolg van het ongeval letsel heeft opgelopen dat ertoe geleid heeft dat hij ook op en na 1 september 2012 arbeidsongeschikt voor zijn eigen werk is gebleven.
5.11
Dat [X] bereid was om mee te werken aan zijn re-integratie en in het kader daarvan getracht heeft om het werk te hervatten, leidt niet tot een andere conclusie. Uit de diverse overgelegde rapportages van de bedrijfsarts van de Stichting en de rapportage van arbeidsdeskundige [de arbeidskundige] (hierna: [de arbeidskundige]) van het UWV van 3 april 2014 valt immers af te leiden dat [X] in de relevante periode nooit meer dan gedurende enkele uren (hooguit 2 x 3 uur) per week aangepaste werkzaamheden in het kader van zijn re-integratie heeft verricht, en dat zelfs dat werk nog te belastend voor hem is geweest. [X] is derhalve in de relevante periode niet meer arbeidsgeschikt voor zijn eigen werk geworden.
Het verhaalsrecht van de Stichting
5.12
Het op artikel 2 VOA gebaseerde verhaalsrecht strekt ertoe te voorkomen dat degene die de schade heeft veroorzaakt, profiteert van het feit dat het slachtoffer zijn loon krijgt doorbetaald. De kern van dit verhaalsrecht is dat de (overheids-)werkgever (in dit geval de Stichting) in de plaats treedt van het slachtoffer (in dit geval [X]) voor dat deel van de schade dat voor rekening van de werkgever is gekomen. In zoverre is het (zelfstandig) verhaalsrecht een afgeleid recht. Dit betekent dat voor uitoefening daarvan vereist is dat [X] recht heeft op schadevergoeding jegens Allianz. Daartoe zal aan de vereisten van artikel 6:162 BW moeten zijn voldaan (waaronder causaliteit en schade). Uit het vorenstaande volgt dat daaraan is voldaan.
De schadebeperkingsplicht van de Stichting
5.13
Het beroep van Allianz op de schadebeperkingsplicht van de Stichting kan haar niet baten. Blijkens het rapport van [de arbeidskundige] heeft de Stichting de re-integratie in spoor 2 aanvankelijk niet adequaat aangepakt. Uiteindelijk heeft de Stichting dit verzuim hersteld en is de door het UWV opgelegde loonsanctie beperkt gebleven tot een periode van zes weken. Allianz heeft niet of onvoldoende onderbouwd dat [X] vóór 26 mei 2014 weer gere-integreerd zou zijn in eigen of ander werk als de Stichting haar re-integratieverplichtingen in dit opzicht wél tijdig en volledig was nagekomen.
Het civiele plafond
5.14
Allianz heeft zich ook beroepen op het zogeheten civiele plafond bedoeld in artikel 3 VOA. Ingevolge deze bepaling is degene die op grond van het bepaalde in artikel 2 VOA wordt aangesproken, tegenover het verhalend lichaam niet gehouden tot betaling van een hoger bedrag dan hij zou hebben moeten betalen, wanneer hij, bij ontbreken van de in artikel 2 bedoelde voorzieningen, door de getroffene of door diens nagelaten betrekkingen tot schadevergoeding was aangesproken.
5.15
Allianz heeft aangevoerd dat het civiele plafond zich verzet tegen toewijzing van de vordering van de Stichting. Door toewijzing van de vordering van de Stichting wordt Allianz in een ongunstiger positie gebracht dan wanneer er geen zelfstandig verhaalsrecht voor de overheidswerkgever zou hebben bestaan omdat Allianz met haar lumpsum schade-uitkering van in totaal € 72.500,- (zie r.o. 3.8) al ruimschoots aan haar schadevergoedingsverplichtingen jegens [X] heeft voldaan. Daarmee heeft zij [X] ook ruimschoots gecompenseerd ter zake van zijn verlies aan verdienvermogen, terwijl hij bovendien zijn netto loon doorbetaald heeft gekregen van de Stichting. Bij toewijzing van de vordering van de Stichting zal Allianz [X] in feite tweemaal een schadevergoeding betalen. Dit is ongerijmd, in strijd met de strekking van de VOA en in strijd met de redelijkheid en billijkheid omdat Allianz dan een hogere schadevergoeding zal hebben te betalen dan waartoe zij op grond van de wet is gehouden, aldus Allianz.
5.16
Het beroep van Allianz op het civiele plafond kan haar evenmin baten. In de vaststellingsovereenkomst uit 2017 is de vergoeding van de materiële en immateriële schade van [X] als gevolg van het ongeval gesteld op een bedrag van € 72.500,-, met uitzondering van, naar het hof begrijpt, de nog niet vergoede buitengerechtelijke kosten, waarbij alleen expliciet rekening is gehouden met eventuele verhaalsaanspraken van de zorgverzekeraar van [X]. De Stichting heeft echter gedurende de periode van 1 september 2012 tot en met 26 mei 2014 het (netto) loon van [X] (grotendeels) doorbetaald. [X] heeft derhalve als gevolg van het ongeval (nauwelijks of) geen loon gederfd gedurende de periode die thans in het geding is. [X] heeft, met andere woorden, in deze periode geen inkomensschade geleden. Daarom moet worden aangenomen dat de in de vaststellingsovereenkomst opgenomen schadevergoeding geen betrekking heeft op inkomensschade gedurende de thans in het geding zijnde periode. De Stichting heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat haar vordering het bedrag waarvoor Allianz aansprakelijk zou zijn wanneer zij, bij ontbreken van de in artikel 2 bedoelde voorzieningen, door [X] zelf tot schadevergoeding was aangesproken, niet overstijgt. Verder geldt dat overeenkomsten in de regel alleen partijen binden (reeds HR 3 maart 1905, W 1905, 8191 (Blaauboer/Berlips) en dat wil hier zeggen Allianz als WAM-verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval en [X], en dus niet de Stichting. Daarnaast volgt uit artikel 7:903 BW dat een vaststelling van wat in het verleden rechtens is geweest geen afbreuk kan doen aan inmiddels verkregen rechten van derden, zoals hier het verhaalsrecht van de Stichting.
5.17
Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft de Stichting verhaal op Allianz, in haar hoedanigheid van WAM-verzekeraar van de schuldige aan het ongeval, van de kosten van het loon dat zij aan [X] krachtens diens rechtspositieregeling over de hier in het geding zijnde periode heeft doorbetaald ter zake van een aan hem overkomen ongeval als bedoeld in artikel 2 lid 1 en 2 VOA. De grieven 2, 5 en 6 falen. De grieven 1, 3 en 4 kunnen niet leiden tot een ander oordeel en slagen daarom ook niet. Grief 7 heeft geen zelfstandige betekenis en deelt het lot van de overige grieven. Het hof gaat voorbij aan de bewijsaanbiedingen van partijen omdat deze ofwel niet terzake dienend zijn, ofwel onvoldoende concreet.
Conclusie
5.18
De conclusie is dat het hoger beroep van Allianz niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal Allianz als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. ECLI:NL:GHDHA:2022:2178