Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof 's-Hertogenbosch 151215 twee ongevallen (26 maart 1993 en 5 februari 2007); deskundigenonderzoek (neuroloog, verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige

Hof 's-Hertogenbosch 151215 twee ongevallen (26 maart 1993 en 5 februari 2007); deskundigenonderzoek (neuroloog, verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige

hoger beroep van: rb-s-hertogenbosch-280312-whiplash-2-ongevallen-afwijzing-vordering-vanwege-om-onvoldoende-onderbouwing-nb-rb-begroot-totale-schade-op-€ 66969-en-ass-heeft-al-€ 250000-betaald

7.1.1.
Op 26 maart 1993 heeft er een aanrijding plaatsgevonden (hierna: het eerste ongeval) tussen een personenauto, Volvo 340, waarin [appellant] (geboren [geboortedatum] 1950) als bijrijder zat en die bestuurd werd door mevrouw [bestuurster] , en een kleine vrachtwagen/bestelauto, Mitsubishi, bestuurd door [vrachtautobestuurder] , die tegen wettelijke aansprakelijkheid was verzekerd bij [schade] (thans [schadeverzekeringen] ). De vrachtwagen reed achterop de stilstaande auto waarin [appellant] zat. [schade] heeft de aansprakelijkheid voor de door [appellant] als gevolg van de aanrijding geleden schade erkend.

7.1.2.
Na de aanrijding had [appellant] klachten wegens pijn in de nek, geheugen- en concentratiestoornissen en pijn aan de linkerschouder.

7.1.3.
[appellant] was ten tijde van de aanrijding werkzaam bij DAF als projectleider logistiek. Hij was gescheiden en woonde op dat moment alleen. Vanaf 1967 heeft hij bij DAF gewerkt en opleidingen op HBO-niveau gevolgd. Op 10 april 1993 heeft hij met vele anderen collectief ontslag gekregen bij DAF. Van augustus 1994 tot juli 1995 heeft [appellant] via DAF een cursus op HBO-niveau gevolgd, Kwaliteit en Management. [appellant] is na zijn ontslag bij DAF niet meer in een nieuwe baan werkzaam geweest.

7.1.4.
Op 5 februari 2007 is [appellant] opnieuw aangereden, ditmaal met een snelheid van 80 km/u door een bestelauto die hem geen voorrang verleende (hierna: het tweede ongeval). Hoewel daarvoor een andere verzekeraar aansprakelijkheid heeft erkend, heeft [schade] (thans [schadeverzekeringen] ) zich bereid verklaard de schaderegeling voor beide ongevallen van [appellant] op zich te nemen. Bij [appellant] werden naar aanleiding van dit tweede ongeval als diagnose gesteld een sternum fractuur en ribfracturen rechts en een basis metacarpale 3 fractuur links.

7.1.5.
In de loop der jaren zijn in elk geval volgende (medische) rapporten over [appellant] uitgebracht:
a. a) dr. [neuroloog] (verder: [neuroloog] ), neuroloog, van 14 augustus 1995, op gezamenlijk verzoek van partijen;
b) drs. [klinisch neuropsycholoog] (verder: [klinisch neuropsycholoog] ), klinisch neuropsycholoog, van oktober 1995, op verzoek van [neuroloog] ;
c) [registerarbeidsdeskundige] , registerarbeidsdeskundige bij [arbeidsdeskundigbureau 1] BV (verder: [arbeidsdeskundigbureau 1] ), van 20 november 1996, op verzoek van de rechtsbijstandverzekeraar van [appellant] ;
d) [verzekeringsarts] (verder: [verzekeringsarts] ), verzekeringsarts, van 29 januari 2007, in opdracht van [schadeverzekeringen] ;
e) een nader onderzoek door [registerarbeidsdeskundige] (verder: [arbeidsdeskundigbureau 2] ), van 20 augustus 2007, naar aanleiding van kritiek van [schade] (thans [schadeverzekeringen] ) op zijn eerste rapport;
f) [revalidatiearts] (verder: [revalidatiearts] ), revalidatiearts, van 4 oktober 2007, op verzoek van de chirurg;
f) drs. [psychiater] , psychiater, van 26 september 2012, op verzoek van de medisch adviseur van [appellant] ;
g) dr. [handchirurg 1] en dr. [handchirurg 2] , handchirurgen, van 16 oktober 2012, op verzoek van [appellant] .

7.2.1.
[appellant] heeft [schade] op 15 oktober 2003 gedagvaard en gevorderd: primair, veroordeling van [schade] tot betaling van € 598.538,19, althans een bedrag dat de rechtbank juist acht, met wettelijke rente en proceskosten, en subsidiair een verklaring voor recht dat [schade] aansprakelijk is voor de schade van [appellant] onder vaststelling van door [appellant] aangegeven uitgangspunten, met proceskosten.

7.2.2.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 15 december 2004 geoordeeld dat zij bij de beoordeling van de vraag of de klachten van [appellant] ongevalsgevolg zijn, het onderzoek van [neuroloog] als uitgangspunt zal nemen. De rechtbank heeft van beide partijen nadere inlichtingen over de toedracht van het ongeval gevraagd. Zij heeft aangenomen dat de klachten van [appellant] zich direct na het ongeval hebben voorgedaan en zich zijn blijven voordoen. Verder heeft de rechtbank aangekondigd een arbeidsdeskundige te willen inschakelen en heeft zij partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten.
Over de opgevoerde schadeposten heeft de rechtbank geoordeeld:
- [appellant] moet de reiskosten naar dr. [dr. 1] nader toelichten;
- kosten van dr. [dr. 2] ad € 314,47 zijn toewijsbaar;
- kosten eigen bijdrage ziektekostenverzekering ad € 128,33 zijn toewijsbaar;
- kosten stuurbekrachtiging worden afgewezen;
- telefoon- en kopieerkosten ad € 226,89 zijn toewijsbaar;
- kosten huishoudelijke hulp, afgenomen zelfwerkzaamheid en tuinonderhoud moeten door [appellant] nader worden toegelicht, ook de rol van [bestuurster] daarin, en een arbeidsdeskundige moet vaststellen wat de behoefte van [appellant] daaraan is;
- verhuiskosten van [plaats 1] naar [plaats 2] worden afgewezen;
- het smartengeld (gevorderd: € 9.075,60) wordt aangehouden, evenals de post verlies verdienvermogen.

7.2.3.
In het tussenvonnis van 21 september 2005 heeft de rechtbank als volgt overwogen.
De door partijen verschafte informatie over de toedracht van het ongeval heeft weinig nieuw licht daarop geworpen. De rechtbank zal ook wat die toedracht betreft blijven uitgaan van het rapport van [neuroloog] .
[appellant] dient alsnog nadere informatie te verschaffen over de behandelingen bij dr. [dr. 1] . Over het tuinonderhoud en de kosten van huishoudelijke hulp moet [appellant] opnieuw nadere informatie verschaffen, ook over zijn tweede woning in [plaats 2] . Gelet op het verzoek van beide partijen heeft de rechtbank een verzekeringsgeneeskundige (drs. Haarsma, revalidatie arts) en een arbeidsdeskundige (J.A.M. Pigge) tot deskundigen benoemd.

7.2.4.
Daarna heeft de zaak ruim vijf jaar stil gelegen in verband met het tweede ongeval van [appellant] . De door de rechtbank bevolen deskundigenrapporten zijn niet uitgebracht. [appellant] heeft bij akte van 17 november 2010 zijn eis gewijzigd in die zin, dat hij vorderde:
1. een verklaring voor recht dat [schade] (thans [schadeverzekeringen] ) de volledige schade door de ongevallen van 13 maart 1993 en 5 februari 2007 dient te vergoeden;
2. de schade van [appellant] te begroten door uitgangspunten voor de afzonderlijke schadecomponenten vast te stellen;
3. betaling van een gekapitaliseerd bedrag voor geleden en toekomstige schade met als kapitalisatiedatum 1 januari 2011;
4. betaling van de wettelijke rente over de jaarlijkse geleden schade, steeds per 1 juli, tot de kapitalisatiedatum, rekening houdend met de betaalde voorschotten;
5. betaling van de wettelijke rente over de gekapitaliseerde schade vanaf de kapitalisatiedatum;
6. afgifte van een belastinggarantie;
7. buitengerechtelijke kosten;
8. proceskosten.

7.2.5.
In het tussenvonnis van 16 maart 2011 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast, die op 19 mei 2011 is gehouden en is voortgezet op 27 oktober 2011.

7.2.6.
In het eindvonnis van 28 maart 2012 heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] afgewezen en bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt. Daartoe heeft de rechtbank overwogen, kort weergegeven:
- dat [appellant] over zijn verlies arbeidsvermogen te weinig informatie heeft verschaft om werkbare uitgangspunten voor deze schadepost te kunnen opstellen en dat, nu [appellant] stelt zijn arbeidsvermogen door het eerste ongeval volledig te hebben verloren, de gevolgen van het tweede ongeval onbesproken kunnen blijven;
- dat voor de stellingen van [appellant] over verlies zelfwerkzaamheid, huishoudelijke hulp en tuinonderhoud te weinig steun in de stukken is te vinden en dat hij inconsistente informatie heeft verschaft over zijn relatie tot en kostenafspraken met mevrouw [bestuurster] , waardoor ook op deze punten, ook waar het de gevolgen van het tweede ongeval betreft, geen uitgangspunten voor een schadeberekening kunnen worden vastgesteld;
- dat de noodzaak van jarenlange behandeling door dr. [dr. 1] nog steeds niet voldoende is aangetoond, zodat de daarmee samenhangende reiskosten, ook die van na het tweede ongeval, niet kunnen worden toegewezen;
- dat in het door [appellant] overgelegde medisch dossier niets te vinden is dat de stellingen van [appellant] over spierdystrofie aan zijn linkerhand, beschadigde zenuwweefsels in het onderlichaam en een posttraumatische stressstoornis onderbouwt; de rechtbank heeft geen medisch deskundige benoemd omdat volstrekt onduidelijk is gebleven wat [appellant] zou mankeren en welk specialisme zou moeten worden ingeschakeld;
- dat de kosten voor een traplift en een auto met automaat worden afgewezen;
- dat de immateriële schade niet begroot kan worden;
- dat voor zover er schade is geleden, deze voldoende is vergoed met de betalingen die door [schade] zijn verricht tot een bedrag van € 250.000,--;
- dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

7.3.1.
[appellant] heeft in hoger beroep twaalf grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beroepen vonnissen en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen.
Daarbij heeft [appellant] zijn vorderingen als volgt gewijzigd en geconcretiseerd (vgl. r.o. 7.2.4):
- onder 2 en 3: hij verzoekt de verschenen schade te begroten op € 626.596,-- en de toekomstige schade op door hem over de jaren 2013 t/m 2050 genoemde bedragen, met als kapitalisatiedatum 1 januari 2013;
- voor recht te verklaren dat [schadeverzekeringen] de kosten van een traplift moet voldoen indien en zodra daarvoor een medische noodzaak ontstaat;
- met veroordeling van [schadeverzekeringen] in de kosten van beide instanties.

7.3.2.
[schadeverzekeringen] heeft geconcludeerd tot afwijzing van het hoger beroep en bekrachtiging van alle beroepen vonnissen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in beide instanties.

7.3.3.
[appellant] heeft daarna een akte inzake deskundigenonderzoek genomen en [schadeverzekeringen] een antwoordakte.

7.4.1.
De grieven van [appellant] hebben, kort weergegeven, betrekking op de volgende onderwerpen:
* grieven 1 en 2: het inkomen dat [appellant] na de ongevallen had kunnen verdienen;
* grieven 3 en 5: het verlies zelfwerkzaamheid, ook na het tweede ongeval;
* grief 4: de reiskosten naar dr. [dr. 1] ;
* grief 6: de kosten van de traplift;
* grief 7: de immateriële schadevergoeding;
* grief 8: het oordeel van de rechtbank dat de schade met € 250.000,-- is vergoed;
* grief 9: de beslissing over de proceskosten;
* grief 10: de verhuiskosten van de woning in [plaats 1] ;
* grief 11: de beslissing dat geen verder deskundigenonderzoek zal worden verricht;
* grief 12: de beslissing dat de vorderingen worden afgewezen.

7.4.2.
[schadeverzekeringen] heeft de grieven bestreden en primair geconcludeerd tot bekrachtiging van de beroepen vonnissen. Op haar verweer tegen de grieven zal het hof – zo nodig – in een later stadium nader ingaan.
Subsidiair heeft [schadeverzekeringen] gesteld dat zij wenst dat deskundigenonderzoeken worden verricht omdat eerst daarna een oordeel kan worden gevormd over de vraag of [appellant] door het eerste en het tweede ongeval (volledig) arbeidsongeschikt is geraakt en niet in staat is tot het verrichten van huishoudelijke- en overige taken van zelfwerkzaamheid, over de hoogte van het smartengeld en de overige schadeposten. [schadeverzekeringen] stelt voor dat onderzoeken worden verricht door een neuroloog, een verzekeringsgeneeskundige ( [verzekeringsarts] ) en een arbeidskundige (J.M. Pigge). Het onderscheid tussen het eerste en het tweede ongeval is voor [schadeverzekeringen] van belang in verband met de aansprakelijkheid van de andere verzekeraar ( [andere verzekeraar] ) voor de gevolgen van het tweede ongeval. Tenslotte zal een rekenkundige moeten worden ingeschakeld, en wel het NRL.

7.4.3.
[appellant] heeft zich in zijn akte inzake deskundigenonderzoek verenigd met deze verzoeken van [schadeverzekeringen] . Naast een neuroloog dient volgens [appellant] een neuropsycholoog te worden benoemd. Als het hof het rapport van [psychiater] niet voldoende bruikbaar acht moet volgens [appellant] ook een psychiater worden benoemd. Hetzelfde geldt naar hij stelt voor de pensioendeskundige [pensioendeskundige] ; als het hof dat rapport niet bruikbaar acht moet een afzonderlijke pensioendeskundige worden benoemd. Ten slotte moet volgens [appellant] een deskundige worden benoemd die de klachten in zijn hand onderzoekt, als het hof het onderzoek van [handchirurg 2] en [handchirurg 1] niet bruikbaar acht.

7.4.4.
In haar antwoordakte heeft [schadeverzekeringen] voorop gesteld dat deskundigenonderzoeken pas aan de orde komen als het hof de grieven van [appellant] honoreert. Subsidiair stelt [schadeverzekeringen] dat een neuroloog, een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige moeten worden benoemd. De neuroloog kan bepalen of neuropsychologisch en psychiatrisch onderzoek nodig is. In een later stadium kan een rekenkundige van het NRL worden benoemd, waarbij benoeming van een aparte pensioendeskundige niet nodig is. [schadeverzekeringen] stelt voor dat het hof een comparitie van partijen gelast om de uitvoering van de deskundigenonderzoeken te bespreken.

7.5.1.
Het hof overweegt het navolgende.
Teneinde te kunnen beoordelen of en in hoeverre de door [appellant] opgeworpen grieven opgaan, heeft het hof behoefte aan deskundige voorlichting. Na het tweede ongeval is de situatie van [appellant] immers niet meer (volledig) in beeld gebracht en is geen onderzoek meer verricht naar het causale verband tussen de verschillende door [appellant] gestelde schadeposten en de beide ongevallen. Het hof is met partijen van oordeel dat thans eerst deskundigenonderzoeken moeten worden verricht en wel door een neuroloog, om het letsel en de klachten – in brede zin - van [appellant] na het eerste en na het tweede ongeval in kaart te brengen en de vraag te beantwoorden in hoeverre die letsels en klachten een gevolg zijn van het eerste c.q. het tweede ongeval; vervolgens door een verzekeringsgeneeskundige, om de uit de door de neuroloog vastgestelde letsels en klachten voortvloeiende beperkingen van [appellant] in beeld te brengen; en daarna door een arbeidskundige om een rapport uit te brengen over de arbeidsmogelijkheden van [appellant] , gegeven de door de verzekeringsgeneeskundige beschreven beperkingen. Het hof zal niet afzonderlijk een neuropsycholoog, psychiater of handchirurg benoemen, maar aan de neuroloog overlaten of hij inschakeling van een van deze, of een andere, deskundige noodzakelijk acht. Daarover dient de neuroloog zo nodig te overleggen met de in het dictum te noemen raadsheer-commissaris.
De op verzoek van [appellant] uitgebrachte rapporten van [handchirurg 2] en [handchirurg 1] en van [psychiater] zijn niet zonder betekenis, maar kunnen een in opdracht van de rechter uitgebracht rapport niet vervangen nu [schadeverzekeringen] tegen deze rapporten bezwaren heeft ingebracht. Welke rol de rapporten die op verzoek van [appellant] zijn uitgebracht precies spelen zal het hof beoordelen als alle noodzakelijke deskundige voorlichting voorhanden is.
Het hof zal mitsdien niet nu al overgaan tot het gelasten van een comparitie van partijen, aangezien eerst de deskundigenberichten moeten worden uitgebracht en het hof voor de enkele benoeming van deskundigen een comparitie niet noodzakelijk acht; wellicht is dat in een later stadium wel zinvol. De beslissing over benoeming van een rekenkundige en over het verzoek van [appellant] om ook een pensioendeskundige te benoemen wordt aangehouden.

7.5.2.
De te benoemen neuroloog kan voor de situatie tot augustus 1995 het rapport van de neuroloog [neuroloog] van 14 augustus 1995 tot uitgangspunt nemen. Nu [neuroloog] inmiddels is overleden (MvA sub 18) dient een andere neuroloog te worden aangezocht. Nu beide partijen hebben nagelaten zich uit te laten over de persoon van de te benoemen neuroloog, worden partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover, bij voorkeur eensluidend, alsnog uit te laten.

7.5.3.
Het komt het hof zinvol voor om aan de te benoemen neuroloog de IWMD-vraagstelling voor te leggen, met daarbij het verzoek steeds zoveel mogelijk onderscheid te maken tussen a. het eerste ongeval op 26 maart 1993 en b. het tweede ongeval op 5 februari 2007. Deze vraagstelling luidt als volgt:

1 DE SITUATIE MET ONGEVAL
Anamnese (aanbeveling 2.2.4 RMSR)
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Medische gegevens (aanbeveling 2.2.6 RMSR)
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van: 
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied; 
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Medisch onderzoek (aanbeveling 2.2.5 en 2.2.7 RMSR)
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Consistentie (aanbeveling 2.2.8 RMSR)
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? 
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Diagnose (aanbeveling 2.2.15 RMSR)
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaal diagnostische overweging geven?
Beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en 2.2.18 RMSR)
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Medische eindsituatie (aanbeveling 2.2.14 RMSR)
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel? 
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? 
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? 
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?

2 DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL (aanbeveling 2.2.14 en 2.2.16 RMSR)
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval (aanbeveling 2.2.17 en 2.2.18 RMSR)
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft? 
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval (aanbeveling 2.2.17 en 2.2.18 RMSR)
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen? 
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan? 
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid? 
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet-ongevalsgerelateerde klachten en afwijkingen? 
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? 
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? 
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?

3. OVERIG (aanbeveling 2.2.11 RMSR)
a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?

7.5.4.
Partijen waren het er in eerste aanleg (in 2005) over eens om [verzekeringsarts] tot verzekeringsgeneeskundige en J.M. Pigge tot arbeidsdeskundige te benoemen. Gelet op het tijdsverloop heeft het hof navraag gedaan of beide deskundigen nog bereid zijn om in deze zaak te rapporten. [verzekeringsarts] blijkt inmiddels werkzaam te zijn bij het UWV en het is het hof niet gelukt om – via het UWV – met hem contact te krijgen. Pigge is nog slechts voor 1 à 1,5 dag per week en met een afbouwend karakter actief binnen [Partners] & Partners en heeft aangegeven het niet verstandig te vinden deze opdracht te aanvaarden. Binnen [Partners] & Partners is de heer [gecertificeerd en geregistreerd arbeidsdeskundige] , gecertificeerd en geregistreerd arbeidsdeskundige en tevens gerechtelijk deskundige en geregistreerd in het LRGD, daarentegen wel bereid om in deze zaak tot deskundige te worden benoemd. Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich uit de laten - bij voorkeur eensluidend - over de persoon van de te benoemen verzekeringsgeneeskundige. Daarnaast wordt hun verzocht aan te geven of zij zich kunnen vinden in benoeming van [gecertificeerd en geregistreerd arbeidsdeskundige] tot arbeidsdeskundige. Mocht dat niet het geval zijn, dan dienen zij zulks te motiveren en dienen zij aan te geven wie zij dan graag benoemd zouden zien. Tevens dienen partijen zich uit te laten over de - hierna vermelde - vraagstelling aan de verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige.

7.5.5.
Het hof is voornemens aan de verzekeringsgeneeskundige de volgende vragen ter beantwoording voor te leggen:

a. Wilt u bij de beantwoording van alle vragen steeds zoveel mogelijk onderscheid maken tussen a. het eerste ongeval van 26 maart 1993 en b. het tweede ongeval van 5 februari 2007?
b. Wilt u [appellant] oproepen voor een gesprek en aan de hand van het rapport van de (nog te benoemen) neuroloog de functionele beperkingen van [appellant] omschrijven en de belastbaarheid neerleggen in een belastbaarheidsprofiel, een en ander ten behoeve van arbeidsdeskundig onderzoek?
c. Verwacht u in de toekomst nog veranderingen in de door u vastgestelde afwijkingen of beperkingen? Zo ja, op welke termijn en in welke zin?
d. Hebt u verder nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?

7.5.6.
Ook de arbeidsdeskundige zal het hof verzoeken om bij de beantwoording van de vragen steeds zoveel mogelijk onderscheid te maken tussen a. het eerste ongeval van 26 maart 1993 en b. het tweede ongeval van 5 februari 2007. Voorts is het hof voornemens aan de arbeidsdeskundige de volgende vragen ter beantwoording voor te leggen:

huishouden
Wilt u een beschrijving geven van de woning van [appellant] en de inrichting daarvan?
Wilt u de belasting in de verschillende deeltaken in het huishouden van [appellant] beschrijven?
Wilt u deze belasting relateren aan de door de verzekeringsgeneeskundige omschreven belastbaarheid en aangeven welke taken [appellant] redelijkerwijs niet meer kan uitvoeren?
Wat is de behoefte aan huishoudelijke hulp, uitgedrukt in uren per jaar?
Wat zijn de redelijkerwijs met die hulp gemoeide kosten?
Wilt u aangeven of de hulpbehoefte door bepaalde voorzieningen en/of hulpmiddelen kan worden verminderd? Zo ja, door middel van welke voorzieningen/hulpmiddelen en in welke mate beïnvloeden deze de behoefte aan hulp en de daarmee gemoeide kosten?
Acht u het waarschijnlijk dat de door u vastgestelde hulpbehoefte en de daarmee gemoeide kosten in de toekomst nog zullen veranderen? Zo ja, op welke wijze?

Zelfwerkzaamheid
8. Wilt u een beschrijving geven van de woning en de tuin van [appellant] ?
9. Wilt u de belasting in de verschillende deeltaken aan, in en om het huis en in de tuin van X beschrijven?
10. Wilt u deze belasting relateren aan de door de verzekeringsgeneeskundige omschreven belastbaarheid en aangeven welke taken [appellant] redelijkerwijs niet meer kan uitvoeren?
11. Wat is de behoefte aan hulp, uitgedrukt in uren per jaar?
12. Wat zijn de redelijkerwijs met die hulp gemoeide kosten?
13. Wilt u aangeven of de hulpbehoefte door bepaalde voorzieningen en/of hulpmiddelen en/of inrichting kan worden verminderd? Zo ja, door middel van welke voorzieningen/hulpmiddelen/inrichting en in welke mate beïnvloeden deze de behoefte aan hulp en de daarmee gemoeide kosten?
14. Acht u het waarschijnlijk dat de door u vastgestelde hulpbehoefte en de daarmee gemoeide kosten in de toekomst nog zullen veranderen? Zo ja, op welke wijze?

arbeid
15. Wilt u de genoten opleidingen en het arbeidsverleden van [appellant] beschrijven?
15. Acht u [appellant] op grond van de door de verzekeringsgeneeskundige beschreven belastbaarheid nog in staat om werkzaamheden vergelijkbaar met zijn toenmalige werkzaamheden bij DAF te verrichten? Zo ja, in welke omvang? Indien daartoe aanpassingen noodzakelijk zijn, welke aanpassingen betreft dat dan?
15. Welk inkomen kan [appellant] daarmee genereren?
15. Acht u het aannemelijk dat [appellant] de arbeid waarvoor hij door u eventueel nog geschikt wordt geacht ook daadwerkelijk kan verwerven? Zo ja, op welke termijn? In hoeverre is daarbij van belang dat [appellant] een postacademische cursus (op HBO-niveau) “Kwaliteit en management” heeft gevolgd? Indien daartoe nog een verdere opleiding of begeleiding noodzakelijk is wordt u verzocht aan te geven wat de mogelijkheden daartoe zijn.
15. Kunt u, uitgaande van de werkzaamheden die [appellant] voor het ongeval verrichtte en rekening houdende met een normaal te verwachten carrière aangeven wat [appellant] in de hypothetische situatie zonder ongeval zou hebben verdiend?
15. Welke opmerkingen zijn naar uw oordeel verder van belang ten behoeve van de door het hof te nemen beslissing?

7.5.7.
Het hof is voornemens de voorschotten voor de deskundigen vooralsnog ten laste van [schade] (thans [schadeverzekeringen] ) te brengen als de (afwikkelende) verzekeraar van de aansprakelijke partijen.

7.6.
De zaak wordt naar de rol verwezen om partijen - [appellant] eerst en daarna [schade] - in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de persoon van de te benoemen neuroloog, verzekeringsgeneeskundige en zo nodig arbeidsdeskundige alsmede over de vraagstelling aan deze deskundigen. ECLI:NL:GHSHE:2015:5228