Rb Amsterdam 241214 whiplash; wel klachten, maar geen beperkingen ogv rapportage neuroloog neuroloog
- Meer over dit onderwerp:
Rb Amsterdam 241214 whiplash; wel klachten, maar geen beperkingen ogv rapportage neuroloog neuroloog; smartengeld € 3.000; volledige BGK toegewezen
2 De feiten
2.1.
Op 3 september 2009 is de door [gedaagde] bestuurde auto van achteren aangereden door een auto die werd bestuurd door een WAM-verzekerde van London. London heeft aansprakelijkheid voor dit ongeval erkend.
2.2.
[gedaagde] heeft zich de dag na het ongeval tot zijn huisarts gewend met nekklachten. Hij is vervolgens verwezen naar een fysiotherapeut en later naar een neuroloog, mede omdat hij evenwichts- en loopstoornissen meldde. Hij is diverse keren, ook door een KNO-arts, medisch onderzocht waarbij onder meer MRI-scans zijn gemaakt.
2.3.
Tussen de belangenbehartiger van [gedaagde] en Londen is uitgebreid gecorrespondeerd over de afwikkeling van (de gevolgen van het) ongeval. In dit kader hebben partijen gezamenlijk opdracht gegeven aan de neuroloog prof. dr. L.J. Kappelle (hierna: Kappelle), om te beoordelen of er bij [gedaagde] sprake was van ongevalsgerelateerde klachten en beperkingen.
2.4.
Het rapport van Kappelle dateert van 13 juli 2011 en vermeldt, voor zover hier relevant, onder meer het volgende.
Onder het kopje anamnese:
“Momenteel gaat het een stuk beter. Betrokkene heeft nog wel een wat bemoeilijkte concentratie en is nog snel moe. Hij is ook wat trager geworden en zijn evenwicht is nog steeds niet helemaal goed. Hij heeft moeite met traplopen en kan niets dragen als hij de trap op loopt. Hij heeft geen last meer van de onwillekeurige bewegingen in de benen. Hij heeft ongeveer 5 dagen per week pijn in zijn nek die niet erg invaliderend is en waarvoor hij een enkele keer een pijnstiller neemt. De aanvullende anamnese vermeldt geen bijzonderheden. Betrokkene gebruikt geen medicatie en slechts een enkele keer een pijnstiller of diazepam. (…). Hij is volledig ADL-zelfstandig en vermeldt geen beperkingen, met uitzondering van fietsen dat moeilijker gaat i.v.m. de problemen met het evenwicht”.
Onder het kopje beschouwing:
“Betrokkene heeft pijnklachten in de nek en het achterhoofd van myogene origine. De pijnklachten zijn ontstaan in aansluiting op het ongeval d.d. 3-9-2009. De klachten over de snel optredende vermoeidheid moet als een aspecifiek gevolg van het doorgemaakte trauma worden beschouwd en de concentratiestoornissen zijn een gevolg van deze snelle vermoeibaarheid. (…) Ik beschouw de bewegingsstoornissen en de loopstoornissen als een uiting van niet organisch bepaald letsel, maar meer als een gevolg van emotionele problemen die de gevolgen van het ongeval hebben veroorzaakt. Deze verschijnselen zijn thans mindere invaliderend dan voorheen en behoeven waarschijnlijk geen professionele behandeling. (…)”.
In antwoord op de vraag “waaruit de restklachten en/of verschijnselen op uw vakgebied bestaan die op medische grond naar uw oordeel als ongevalsgevolgen moeten worden beschouwd?”:
“De vermelde klachten en verschijnselen moeten redelijkerwijs als een gevolg van het doorgemaakte trauma worden beschouwd”.
In antwoord op de vraag “wilt u de mate van functieverlies (impairment) op uw vakgebied, als gevolg van het ongeval uitdrukken in een percentage van de gehele mens, ongeacht enig beroep en uitgaande van de toestand van betrokkene vóór het ongeval?”:
“Volgens de Guides to the evaluation of permanent impairment van de American Medical Association (AMA), zesde druk, schat ik het percentage blijvende functionele invaliditeit op 2% van de gehele mens (tabel 17-2: non specific chronic, or chronic recurrent neck pain, class I”.
Op de vraag: “welke belemmeringen stelt betrokkene te ondervinden als gevolg van het ongeval bij activiteiten van het algemene dagelijks leven, in de vrijetijdsbesteding en bij de beroepsuitoefening?”:
“Betrokkene is volledig ADL-zelfstandig. Hij vermeldt geen specifieke beperkingen, maar vertelt dat hij na vrijwel alle activiteiten die hem enige moeite kosten, zeer snel vermoeid is. I.v.m. met deze klacht heeft hij moeten besluiten om zijn werk als zelfstandig ondernemer minder intensief te gaan doen en heeft hij zich noodgedwongen moeten bij(om)scholen. Voor de exacte beoordeling van het vermogen om loonvormende arbeid te kunnen verrichten dient het oordeel van een arbeidsdeskundige te worden ingewonnen (…)”.
Op de vraag: “welke beperkingen bestaan er naar uw oordeel op uw vakgebied bij betrokkene als gevolg van het doorgemaakte ongeval, waarmee bij de beoordeling rekening moet worden gehouden?”:
“Vanuit neurologisch perspectief is er geen reden om betrokkene enige beperking te adviseren. Dit betekent uiteraard niet dat betrokkene (de rechtbank begrijpt: geen) reële klachten kan hebben”.
Op de vraag: “kunt u beoordelen of de door betrokkene gestelde klachten inderdaad aanwezig zijn, reëel zijn, niet ingebeeld zijn, niet voorgewend zijn en niet overdreven zijn?”:
“Zie mijn overwegingen bij de beschouwing. De loopstoornissen, de klachten over het evenwicht en de bewegingsstoornissen hebben waarschijnlijk geen organische basis, maar dienen uiteraard wel als een (secundair) gevolg van het ongeval te worden beschouwd, enerzijds, omdat zij vóór het ongeval niet aanwezig waren en anderzijds, omdat zij als een uiting van emotionele problemen, die samenhangen met de gevolgen van het ongeval, kunnen worden beschouwd”.
Op de vraag: “is er thans sprake van een relatieve of definitieve eindtoestand met betrekking tot de ongevalsgevolgen?”:
“Ja”.
Op de vraag: “wilt u zo nodig neuropsychologisch onderzoek laten uitvoeren en de resultaten daarvan in uw oordeelsvorming betrekken?”:
“Er is geen indicatie voor neuropsychologisch onderzoek”.
Op de vraag: “Acht u het ter vaststelling van de mate van functieverlies (= impairment) wenselijk dat betrokkene tevens onderzocht wordt door een medisch specialist van een andere discipline en zo ja welke?”:
“Nee”.
2.5.
[gedaagde] heeft London voorgesteld een verzekeringsarts in te schakelen om de belastbaarheid van [gedaagde] nader te inventariseren. London heeft daaraan niet meegewerkt. [gedaagde] heeft vervolgens eenzijdig een rapport laten opstellen door drs. P.M.J. Swerts, verzekeringsgeneeskundige.
2.6.
In de buitengerechtelijke fase heeft London tot nu toe € 1.800,= voor smartengeld, € 200,= voor reiskosten en € 6.897,66 voor buitengerechtelijke kosten aan [gedaagde] vergoed.
3 Het geschil
in conventie
3.1.
London vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, (I) voor recht wordt verklaard dat [gedaagde] uit hoofde van het verkeersongeval van 3 september 2009 niets meer te vorderen heeft van London en haar verzekerde, (II) [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 dagen na het vonnis en (III) [gedaagde] wordt veroordeeld in de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 dagen na het vonnis.
3.2.
London legt aan de vordering ten grondslag dat zij aan haar schadevergoedingsplicht heeft voldaan en dat [gedaagde] niets meer van haar te vorderen heeft uit hoofde van het ongeval op 3 september 2009. Er is volgens London geen sprake van ongevalsgerelateerde beperkingen en dus ook niet van verlies aan verdienvermogen of zelfredzaamheid. De bedragen die London buiten rechte aan [gedaagde] heeft betaald, dekken ruimschoots zijn schade.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Op hetgeen hij daartoe aanvoert, wordt hierna ingegaan voor zover dat van belang is voor de beoordeling.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, (I) London wordt veroordeeld tot betaling van € 25.974,03 althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen ander bedrag, (II) de zaak daar waar het verlies aan arbeidsvermogen betreft wordt verwezen naar de schadestaatprocedure, (III) London wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over het hiervoor genoemde bedrag vanaf 13 november 2013 tot de dag der algehele voldoening, (IV) London wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure in conventie en in reconventie, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente vanaf 14 dagen na het vonnis en (V) London wordt veroordeeld in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 dagen na het vonnis.
3.5.
[gedaagde] legt aan de vordering ten grondslag dat hij meer schade heeft geleden als gevolg van het ongeval dan London tot nu toe heeft vergoed. Er is sprake van klachten en daaruit voortvloeiende beperkingen. [gedaagde] is onder meer beperkt in zelfredzaamheid en het verrichten van loonvormende arbeid. Ook heeft hij meer kosten gemaakt dan London tot nu toe heeft willen vergoeden.
3.6.
London voert verweer. Op hetgeen zij daartoe aanvoert, wordt hierna ingegaan voor zover dat van belang is voor de beoordeling.
4 De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1.
De vorderingen in conventie en reconventie hangen zo nauw met elkaar samen dat de rechtbank ze gezamenlijk zal beoordelen.
4.2.
Het geschil tussen partijen betreft de omvang van de door [gedaagde] als gevolg van het ongeval van 3 september 2009 geleden schade. [gedaagde] vordert van London –rekening houdende met een bevoorschotting van € 2.000,-- vergoeding van de volgende posten:
- smartengeld: € 10.000,= (inclusief € 1.500,= rente)
- medische kosten (waaronder de verzekeringsgeneeskundige expertise): € 483,43
- reiskosten voor bezoeken aan diverse behandelaars en belangenbehartiger € 275,=
- verlies aan zelfwerkzaamheid € 8.921,= (waarvan € 5.200,= toekomstig)
- huishoudelijke hulp in de eerste periode na het ongeval € 442,50
- slotbetaling voor buitengerechtelijke kosten € 7.122,10
- wettelijke rente € 750,=
schade wegens verlies aan arbeidsvermogen, op te maken bij staat
4.3.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat ten aanzien van de vraag of en in hoeverre [gedaagde] medische klachten en daaruit voortvloeiende beperkingen heeft, het rapport van Kappelle tot uitgangspunt wordt genomen. Dit rapport is op gezamenlijk verzoek van partijen uitgebracht, waardoor zij er in beginsel aan gebonden zijn, terwijl zij in deze procedure bovendien geen van beiden afstand hebben genomen van dat rapport. Op grond van de bevindingen van Kappelle stelt de rechtbank vast dat [gedaagde] objectiveerbare, reële, niet ingebeelde, niet voorgewende en niet overdreven klachten heeft (en deels heeft gehad) die zijn te duiden als ongevalsgevolg. De rechtbank stelt ook vast dat geen sprake is van medische beperkingen. Kappelle heeft die op zijn vakgebied niet kunnen vaststellen en hij heeft evenmin aanleiding gezien om daartoe een deskundige op een ander vakgebied in te schakelen. In de onderhavige procedure hebben partijen ook niet aangestuurd op de inschakeling van een deskundige op een ander medisch vakgebied teneinde nader te onderzoeken of de klachten leiden tot medische beperkingen. Voor de rechtbank is in deze zaak dan ook uitgangspunt dat wel sprake is van ongevalsgerelateerde klachten, maar dat die niet leiden tot beperkingen. Tegen deze achtergrond zullen de hiervoor vermelde schadeposten worden besproken.
4.4. Smartengeld
De rechtbank overweegt dat Kappelle (blijvende) ongevalsgerelateerde pijnklachten heeft vastgesteld die leiden tot 2% blijvende invaliditeit van de gehele mens. De immateriële schade die [gedaagde] daardoor lijdt, dient London naar billijkheid te vergoeden. Bij de begroting daarvan dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de ernst van het aan de aansprakelijke partij te maken verwijt en de aard, ernst en duur van het letsel. Daarbij wordt acht geslagen op de bedragen die in vergelijkbare gevallen door de rechter zijn toegekend. De rechtbank neemt in dit geval in aanmerking dat [gedaagde] moet leven met blijvende pijnklachten. Ook heeft [gedaagde] last (gehad) van stoornissen in het evenwicht, lopen en bewegen. De rechtbank neemt evenwel ook in aanmerking dat geen sprake is van medische beperkingen. De rechtbank acht alles overziend een vergoeding van € 3.000,= voor immateriële schade in dit geval billijk. Rekening houdend met de al betaalde € 1.800,= zal een bedrag van € 1.200,= worden toegewezen.
4.5. Medische kosten
Van het gevorderde bedrag van € 483,43 heeft € 450,= betrekking op de kosten van de door [gedaagde] ingeschakelde verzekeringsgeneeskundige. Die kosten zijn niet toewijsbaar, omdat er geen sprake is van beperkingen en er dus ook geen aanleiding was om een verzekeringsgeneeskundige in te schakelen. Het gevorderde bedrag is voor het overige wel toewijsbaar, omdat dat deel blijkens de door [gedaagde] overgelegde bonnen betrekking heeft op pijnstillende en/of kalmerende medicijnen die nodig waren in verband met de vastgestelde pijnklachten. Toegewezen wordt daarom € 33,43.
4.6. Reiskosten
Van het door [gedaagde] gevorderde bedrag van € 275,= is € 200,= al door London vergoed, zodat dat deel niet meer voor toewijzing in aanmerking komt. [gedaagde] heeft voldoende onderbouwd dat ook de nog niet vergoede € 75,= betrekking heeft op reiskosten die hij noodzakelijkerwijs als gevolg van het ongeval heeft moeten maken. Toegewezen wordt daarom € 75,=.
4.7. Verlies aan zelfwerkzaamheid en verdienvermogen
Zoals hiervoor al is overwogen, kan er niet van worden uitgegaan dat de klachten van [gedaagde] leiden tot beperkingen. In dat licht heeft [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aangetoond dat hij, ook in de periode kort na het ongeval, zodanige beperkingen had en thans heeft dat hij daardoor huishoudelijke taken niet meer kon en kan verrichten. De omstandigheid dat geen sprake is van beperkingen betekent tevens dat niet vastgesteld kan worden dat [gedaagde] beperkt is in het verrichten van loonvormende arbeid. Verlies van verdienvermogen wordt dan ook niet aangenomen. Dit betekent dat de gestelde schade door verlies aan zelfwerkzaamheid en huishoudelijke hulp in de eerste periode na het ongeval niet door London hoeft te worden vergoed. De gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure voor het vaststellen van verlies aan verdienvermogen is evenmin toewijsbaar.
4.8. Slotbetaling voor buitengerechtelijke kosten
Dit deel van de vordering is onderbouwd met nota’s en urenspecificaties. Op grond van die onderbouwing stelt de rechtbank vast dat het hier gaat om redelijke kosten ter vaststelling van de schade. London dient deze kosten daarom als aansprakelijke partij te vergoeden. Toegewezen wordt het gevorderde bedrag van € 7.211,10.
4.9. Wettelijke rente
Het gevorderde bedrag van € 750,= is berekend op basis van een hogere vergoeding dan London aan [gedaagde] moet betalen. Alleen al daarom is deze post niet toewijsbaar.
4.10. Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat London ter afwikkeling van het ongeval op 3 september 2009 aan [gedaagde] nog € 8.519,53 dient te vergoeden. Zij zal in reconventie tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld, te vermeerderen met rente zoals gevorderd. De vordering van London in conventie is niet toewijsbaar omdat zij, anders dan aan die vordering ten grondslag is gelegd, nog wel iets aan [gedaagde] verschuldigd is uit hoofde van het ongeval. In de uitkomst van de procedure ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren zowel in conventie als in reconventie. ECLI:NL:RBAMS:2014:8614