Rb Rotterdam 131117 deelgeschil; achterop aanrijding met geringe snelheid; geen causaal verband tussen whiplashklachten en ongeval
- Meer over dit onderwerp:
Rb Rotterdam 131117 deelgeschil; achterop aanrijding met geringe snelheid; geen causaal verband tussen whiplashklachten en ongeval
- uren bovenmatig; € 2.726,36 toegewezen (8 uren ipv 16,5 à € 240,00 + 5% + 21% + griffie)
2. De feiten
2.1. X is op 5 november 2015 betrokken geweest bij een verkeersongeval, waarbij de auto waarvan X als passagier inzittende was van achteren werd aangereden door (de bestuurder van) een bij Unigarant verzekerde auto. Unigarant heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
2.2. Op 4 februari 2016 heeft X zich bij zijn huisarts gemeld met onder meer klachten als pijn aan hoofd, nek en schouder, concentratieproblemen en psychische klachten. X heeft daarna behandeling ondergaan bij onder meer een fysiotherapeut een neuroloog, een revalidatiearts en een anesthesist.
2.3. Op basis van voormelde ondergane behandelingen heeft revalidatiearts Y in zijn medisch advies van 16 februari 2017 aan de advocaat van X concluderend het volgende gerapporteerd:
(…) Conclusie en bespreking
In bovengenoemde casus hebben wij te maken met een 33-jarige man die op 5 november 2015 betrokken is geweest bij een ongeval. Na dit ongeval zijn er bij uw cliënt pijnklachten in het hoofd, de nek en in de schoudergordel opgetreden. De pijnklachten straten uit naar de linker arm en hand. De klachten zijn belastingsafhankelijk en nemen toe bij iedere vorm van bewegen en belasten. Er is sprake van een door de pijn verstoorde slaap en toegenomen vermoeidheid en vermoeibaarheid. Uw cliënt is behandeld met fysiotherapie, is bij de revalidatiearts Z geweest die heeft voorgesteld om een pijnrevalidatietraject te gaan volgen in het revalidatiecentrum Rijndam en is verder onder behandeling gekomen bij een pijnarts. Ik begrijp dat er bij uw cliënt facetinfiltraties zouden worden uitgevoerd. Het is echter niet helemaal duidelijk of deze facetinfiltraties inmiddels zijn uitgevoerd. Het ongeval overkwam uw cliënt in een buitengewoon vervelende periode. Uw cliënt had net zijn eerste baan bij Capgemini aangenomen en werd in zijn proeftijd ontslagen omdat uw cliënt niet aan de functie-eisen kon voldoen vanwege de aanhoudende en door het u bezighoudende ongeval opgetreden pijnklachten. Uit de ter beschikking staande correspondentie onder andere van de huisarts blijkt, dat er bij uw cliënt niet alleen sprake is van lichamelijke klachten maar ook van psychische problemen en klachten van depressieve aard. Uw cliënt is door de hele gang van zaken en het verlies van zijn werk bij Capgemini in financiële problemen gekomen. Het vervelende is dat het ongeval uw cliënt op 5 november 2015 is overkomen maar dat wij eigenlijk geen informatie ter beschikking hebben over de beginperiode, dat wil zeggen de periode net na het ongeval. Uw cliënt lijkt zijn huisarts pas enige tijd na het hem overkomen ongeval te hebben geconsulteerd. Ik denk dat het belangrijk is ook in het kader van de discussie en de stellingname van de medisch adviseur van de aansprakelijke assuradeur Unigarant dat wij in ieder geval informatie van derden krijgen dat er op dat moment reeds sprake was van pijnklachten in de nek en in het hoofd. Mijns inziens is het verder alleszins begrijpelijk dat uw cliënt aanvankelijk heeft getracht om zijn werk bij Capgemini vol te houden. Uw cliënt zat net pas in een nieuwe baan en er is hem veel aan gelegen om dit werk vol te houden. Uiteindelijk is uw cliënt het allemaal niet gelukt. (…)
3. Het geschil
3.1. X verzoekt de rechtbank:
– om voor recht te verklaren althans te bepalen dat aannemelijk is dat de klachten beschreven in de brief van medisch adviseur Y d.d. 16 februari 2017 (productie 5 verzoekschrift) in juridisch causaal verband staan met het ongeval van 5 november 2015,
– om de kosten van deze procedure te begroten op € 5.031,18 (inclusief btw en kantoorkosten) en Unigarant te veroordelen tot betaling van dat bedrag.
Unigarant voert verweer dat strekt tot afwijzing van het verzoek.
4. De beoordeling
4.1. X heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In genoemd artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. Deze procedure biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter te adiëren. Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade.
4.2. In de eerste plaats dient, gezien de betwisting van Unigarant op dit punt, te worden beoordeeld of het verzoek zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
4.2.1. Gezien het doel van de deelgeschilprocedure, te weten het bevorderen van de buitengerechtelijke onderhandelingen in het kader van de afhandeling van letsel- en overlijdensschade, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019z Rv). De investering in tijd, geld en moeite moeten aldus worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren.
4.2.2. Het verzoek strekt er toe een oordeel te geven over het causaal verband tussen de gestelde klachten en het ongeval. Aannemelijk is dat wanneer een beslissing over het causaal verband tussen de gestelde klachten en het ongeval is gegeven, en dus nadat duidelijk is wat op dit punt tussen partijen rechtens heeft te gelden, voor partijen inzichtelijk zal worden of het opstarten dan wel voortzetten van buitengerechtelijke onderhandelingen in de rede ligt. Daarmee is het belang van X gegeven. Dit alles afgewogen tegen de investering in tijd, geld en moeite, bestaat er geen grond om het verzoek van X op voorhand af te wijzen. De verzochte beslissing kan voldoende bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
4.3. Uit het dossier komt naar voren dat bij de botsing het snelheidsverschil tussen de bij het ongeval betrokken voertuigen zeer laag is geweest. X heeft er terecht op gewezen dat het rapport van onderzoeksbureau MVOA d.d. 9 oktober 2017, waarin naar aanleiding van een uitgevoerde ongevallenanalyse wordt geconcludeerd dat sprake is geweest van een laag snelheidsverschil, eerst kort voor de zitting door Unigarant is overgelegd, maar ook zonder dit rapport komt uit het procesdossier voldoende duidelijk naar voren dat de impact van de botsing zeer beperkt is geweest. Dat de impact van de botsing de oorzaak is van de door X ervaren klachten ligt niet zonder meer voor de hand, te meer nu X zich eerst in februari 2016, ruim drie maanden na het ongeval, zich bij zijn huisarts heeft gemeld voor zijn klachten. X heeft in dit verband verklaard dat zijn klachten niettemin na het ongeval zijn ontstaan maar dat hij het als gezonde man niet gewend was om naar de huisarts te gaan. Echter, hij heeft ter zitting desgevraagd ook verklaard dat hij in de periode van het ongeval griepverschijnselen had waarvoor hij zich bij zijn toenmalig werkgever had ziekgemeld, waardoor het zeer wel denkbaar is dat de door hem sinds het ongeval ervaren klachten het gevolg waren van die griepverschijnselen. Bovendien wordt de stelling van X dat zijn ten tijde van de medische onderzoeken geuite klachten het gevolg zijn van het ongeval in november 2015 niet ondersteund door medische rapportages. Ook de eigen medisch adviseur van X heeft niet tot een causaal verband tussen het ongeval en de door X ervaren klachten geconcludeerd (zie r.o. 2.3.). Gelet op de aard van de klachten (waaronder psychische en depressieve klachten) gevoegd bij het feit dat de periode rondom het ongeval een voor X turbulente periode is geweest, waarin hij – naar eigen zeggen – zijn ‘droombaan’ verloor en daardoor financiële problemen kreeg, acht de rechtbank het zeer wel mogelijk dat X de door hem genoemde klachten ook had ondervonden indien het ongeval niét had plaatsgevonden.
4.4. Gelet op het voorgaande en gelet op hét feit dat het procesdossier ook overigens geen aanknopingspunten biedt die zouden kunnen rechtvaardigen om aan te nemen dat er een causaal verband bestaat tussen het ongeval en de klachten van X, zal de verzochte verklaring voor recht worden afgewezen. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat het voor het kunnen aannemen van een juridisch causaal verband minst genomen noodzakelijke is dat aannemelijk wordt gemaakt dat zonder ongeval de klachten (en bestaande relevante beperkingen) niet zouden bestaan.
4.5. De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.5.1. Van het volstrekt onnodig of onterecht instellen van een deelgeschilprocedure is het onderhavige geval geen sprake. X heeft met het inschakelen van een advocaat en het voeren van onderhavige procedure kosten gemaakt die hebben bijgedragen aan het vaststellen van zijn rechtspositie. In die zin heeft hij in redelijkheid kosten van rechtsbijstand gemaakt en acht de rechtbank het redelijk dat die kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
4.5.2. X heeft het aantal te bestede uren aan deze zaak in totaal begroot op 16,5 uur. Gezien de beperkte complexiteit van deze zaak komt dit aantal uren de rechtbank bovenmatig voor en wordt voor de begroting van de kosten een urentotaal van 8 op zijn plaats geacht, een en ander tegen het niet onredelijk geachte uurtarief van mr. Carels van € 240,- exclusief 5% kantoorkosten en btw. Aldus worden de kosten van de deelgeschilprocedure aan de zijde van X begroot op € 2.726,36 (8 uur x € 240,- + 5% + 21% + € 287,- griffierecht).
5. De beslissing
De rechtbank: wijst het verzoek af,
begroot de kosten van dit deelgeschil aan de zijde van X op € 2.726,36, veroordeelt Unigarant tot betaling aan X van € 2.726,36. stichtingpiv.nl