Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 170215 whiplash DGA; causaliteitsvraag te complex voor deelgeschil, want deskundigenbericht noodzakelijk

Rb Rotterdam 170215 whiplash DGA; causaliteitsvraag te complex voor deelgeschil, want deskundigenbericht noodzakelijk; verzoek voorschot afgewezen;
- rb spoort aan tot actieve schadebehandeling, expertise neuroloog en onverwijld onderzoek in hoeverre nog inkomsten uit onderneming zijn te vergaren; 
- kosten gevorderd obv 49,1 uur, toegewezen obv 20 x € 231,00 + 21% + griffierecht, totaal € 5.872,20

2. De feiten

2.1. 
Op 25 oktober 2013 heeft een frontale botsing met aanzienlijke snelheid tussen twee auto’s plaatsgevonden (hierna: het ongeval). Deze auto’s werden bestuurd door [Verzoeker] en [Bestuurder andere auto] (hierna: [Bestuurder andere auto]). [Bestuurder andere auto] reed tegen het verkeer in. [Bestuurder andere auto] was ten tijde van het ongeval op basis van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) verzekerd bij Delta Lloyd.

2.2. 
Delta Lloyd heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. Zij heeft aan [Verzoeker] tot op heden € 18.500,00 aan voorschotten betaald.

2.3. 
[Verzoeker] heeft op 30 oktober 2013 zijn huisarts geconsulteerd en is door deze verwezen naar een fysiotherapeut; hij staat sedert eind 2013 onder behandeling van een fysiotherapeut.
[Verzoeker] is op 17 januari 2014 door neuroloog drs. R.D. Oedit onderzocht. Deze heeft geen lichamelijke afwijkingen geconstateerd en concludeert in zijn brief van 20 januari 2014 dat er aanwijzingen zijn voor een whiplash als gevolg van het ongeval.
Psychiater drs. S. Iscanli heeft [Verzoeker] op 19 mei 2014 onderzocht. De psychiater concludeert in de brief van 1 juni 2014 aan de huisarts van [Verzoeker] onder meer dat [Verzoeker] lijdt aan een posttraumatisch stresssyndroom na het ongeval.

2.4.
[Verzoeker] is sinds 1996 is directeur-grootaandeelhouder van [B.V.] (hierna: [B.V.]), een zelfstandige groothandel in dranken. [B.V.] had geen personeel in dienst.

2.5. 
Registerarbeidsdeskundige de heer C.P. van Ek, verbonden aan Heling & Partners, heeft op 17 maart 2014 een arbeidsdeskundig rapport opgesteld, kennelijk op gezamenlijk verzoek van partijen. Hierin wordt door hem opgemerkt dat de oorspronkelijke functie van [Verzoeker] binnen [B.V.] op dit moment niet passend is. Verder is in dit rapport het volgende vermeld:
“Vraag 3
Wat zijn de (on) moge lijkheden naar de toekomst en waarin kan Heling & Partners behulpzaam zijn?
Antwoord
Betrokkene staat open voor een multidisciplinair belastbaarheidsverhogend traject, bijvoorbeeld via Winnock. Ik verwacht echter dat hij meer geholpen zal zijn met (financiële) ondersteuning om zijn schulden af te lossen en zijn boekhouding over de laatste 4 boekjaren op orde te brengen, zodanig dat een kennis van hem in wil stappen bij [B.V.] BV. Betrokkene weet dat ik hier geen beslissende stem in heb en dat er over een bedrag niet gesproken is."

3. Het verzoek

3.1.
[Verzoeker] heeft verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. vast te stellen dat de pijnklachten van [Verzoeker] het gevolg zijn van het onderhavige ongeval; het verlies aan arbeidsvermogen tot 25 maart 2015 vast te stellen op een bedrag van € 26.476,28 en te bepalen dat Delta Lloyd dat bedrag aan [Verzoeker] dient te betalen;
b. de advocaatkosten van deze deelgeschilprocedure vast te stellen op € 13.723,94 en te bepalen dat Delta Lloyd dat bedrag aan [Verzoeker] dient te betalen;
c. Delta Lloyd te veroordelen in de kosten van dit geding.

3.2.
[Verzoeker] heeft ter onderbouwing van zijn verzoek aangevoerd - kort weergegeven - dat hij als gevolg van het ongeval last heeft van depressieve klachten en van postwhiplashklachten bestaande uit nekklachten, schouderklachten, lage rugklachten, geheugenproblemen en concentratieproblemen. Als gevolg van deze klachten kan [Verzoeker] niet meer werken, met het wegvallen van zijn inkomen uit de onderneming als gevolg. [Verzoeker] is hierdoor in ernstige financiële problemen geraakt. Ook zijn in het kader van een hobby uitgeoefende werkzaamheden voor het tijdschrift Pandora kan [Verzoeker] als gevolg van het ongeval niet meer uitvoeren.

3.3. 
Medisch adviseur J.H.G. Lankhorst (hierna: Lankhorst) stelt in zijn rapportage van 27 mei 2014 dat de klachten uitstekend passen bij een WAD graad 2 en dat er geen reden is om te twijfelen aan de relatie tussen het ongeval en de klachten van [Verzoeker]. Volgens de medisch adviseur zijn er evenmin aanwijzingen dat de huidige klachten van [Verzoeker] verband houden met pre-existente klachten.

4. Het verweer

4.1. 
Delta Lloyd heeft tegen het verzoek aangevoerd - kort weergegeven - dat de onderhavige zaak zich niet leent voor behandeling als deelgeschil, omdat er uitgebreide nadere bewijslevering nodig is. Nu er tussen partijen geen overeenstemming bestaat over de feiten, kan een beslissing in het deelgeschil niet bijdragen aan een vaststellingsovereenkomst.

4.2. 
Het staat naar de mening van Delta Lloyd niet vast dat de aanhoudende pijnklachten van [Verzoeker] zijn veroorzaakt door het ongeval. Er is geen onafhankelijk onderzoek uitgevoerd, terwijl er verschillende andere mogelijke oorzaken bestaan voor de klachten, te weten de eerdere spanningsklachten vanwege de echtscheiding van [Verzoeker], de slechte financiële situatie waarin [B.V.] zich bevindt en diverse andere medische problemen. Nader neurologisch onderzoek en mogelijk ook psychiatrisch en verzekeringsgeneeskundig onderzoek is nodig om het causaal verband tussen het ongeval en de klachten van [Verzoeker] vast te stellen.

4.3. 
Het gestelde verlies van arbeidsvermogen is naar de mening van Delta Lloyd onvoldoende aangetoond. De arbeidsdeskundige is in zijn rapport slechts afgegaan op mededelingen van [Verzoeker]. De financiële problemen, die een negatieve invloed zouden hebben op de klachten van [Verzoeker], waren vóór het ongeval reeds aanwezig. De berekening van het verlies van arbeidsvermogen is verder gebaseerd op een omzetgroei en op de situatie dat [Verzoeker] tot zijn 72e jaar zou werken. Deze uitgangspunten zijn niet onderbouwd. Voor vaststelling van het verlies van arbeidsvermogen zijn nadere financiële gegevens nodig, alsmede een onderzoek naar de restverdiencapaciteit en de levensvatbaarheid van de onderneming. Ten slotte is geen onderbouwing gegeven voor de in de schadestaat genoemde kosten voor verpleging/mantelzorg, reiskosten, ziektekostenverzekering en kosten porto/telefoon.

4.4. 
Delta Lloyd is van mening dat er geen buitengerechtelijke kosten begroot dienen te worden, omdat het verzoek nodeloos is ingesteld. Bovendien zijn de opgegeven uren onvoldoende onderbouwd, nu de overgelegde specificatie kennelijk niet alleen betrekking heeft op het deelgeschil.

5. De beoordeling

5.1. 
Allereerst moet, mede gelet op het door Delta Lloyd gevoerde verweer, beoordeeld worden of het onderhavige geschil zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure in de zin van artikel 1019w Rv. Vooropgesteld moet worden dat de deelgeschilprocedure betrokkenen bij een geschil over letselschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter biedt, ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. Gelet op het doel om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, moet beoordeeld worden of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite moet aldus worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren.

5.2. 
Het onder a. geformuleerde verzoek omvat twee onderdelen. Het eerste onderdeel betreft het verzoek vast te stellen dat de pijnklachten van [Verzoeker] het gevolg zijn van het ongeval. Een geschil over de causaliteit in de zin van artikel 6:98 BW kan onderwerp zijn van een deelgeschil.

5.3. 
De bewijslast van de pijnklachten (en beperkingen en de daaruit voortvloeiende schade) rust op [Verzoeker]. Aan dat bewijs mogen echter geen al te zware eisen worden gesteld. Tot op zekere hoogte komt het immers voor risico van de aansprakelijke partij dat het slachtoffer van een verkeersongeval als gevolg daarvan ook klachten en beperkingen kan ondervinden die zich slechts in beperkte mate lenen voor objectivering.

5.4. 
Delta Lloyd onderkent dat [Verzoeker] na het ongeval mogelijk ‘enkele weken tot maanden last heeft gehad van het nek-/schouder en lage rug-gebied op basis van kneuzingen en wat klachten van het korte termijngeheugen en de concentratie’ (zie het verslag van medisch adviseur J. Lok van Delta Lloyd van 20 februari 2014, dat onderdeel uitmaakt van productie 2 van het verweerschrift). Met betrekking tot het aanhouden van de pijnklachten stelt Delta Lloyd zich op het standpunt dat niet vast staat dat deze (nog) reëel zijn en evenmin dat deze het gevolg zijn van het ongeval, omdat er mogelijk sprake is van pre- existente klachten en alternatieve oorzaken. [Verzoeker] stelt daarentegen dat van pre-existentie en andere oorzaken voor de klachten geen sprake is, en verwijst ter onderbouwing daarvan naar het rapport van zijn medisch adviseur Lankhorst van 27 mei 2014 (productie 19 bij het verzoekschrift).

5.5. 
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de thans overgelegde medische informatie weliswaar worden vastgesteld dat de aanvankelijke pijnklachten (gedurende de eerste paar maanden, dus ongeveer tot januari 2014) veroorzaakt zijn door het ongeval, maar kan geen definitieve beslissing worden genomen over de vraag of sprake is van causaal verband tussen de door [Verzoeker] gestelde thans nog steeds voortdurende pijnklachten enerzijds en het ongeval anderzijds. De rechtbank begrijpt het verzoek zo, dat de gevorderde verklaring voor recht juist ziet op de pijnklachten die na januari 2014 tot op heden hebben voortgeduurd (en wellicht nog zullen aanhouden). Hoewel neuroloog dr. Oedit heeft geconcludeerd dat er aanwijzingen zijn voor een postwhiplashsyndroom bij [Verzoeker], heeft zijn onderzoek relatief kort na het ongeval plaatsgevonden en heeft hij zich dus niet uitgelaten over de - hier in het geding zijnde - vraag in hoeverre de aanhoudende klachten van [Verzoeker] aan het ongeval zijn toe te rekenen. Medisch adviseur Lankhorst doet hier wel een uitspraak over, maar zijn opvatting wordt door Delta Lloyd weersproken. Nu Lankhorst niet als onafhankelijk deskundige kan worden aangemerkt, kan aan zijn oordeel geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Voor beantwoording van de vraag of sprake is van reële, nog steeds aanhoudende pijnklachten ten gevolge van het ongeval zal een deskundigenbericht noodzakelijk zijn.

5.6. 
Het tweede onderdeel van het verzoek onder a. betreft het verlies aan arbeidsvermogen tot 25 maart 2015 vast te stellen op een bedrag van € 26.476,28 en te bepalen dat Delta Lloyd dat bedrag aan [Verzoeker] dient te betalen. Het vaststellen van het verlies aan arbeidsvermogen kan in beginsel pas aan de orde komen wanneer vast staat dat sprake is van (niet alleen) pijnklachten (maar ook) beperkingen ten gevolge van het ongeval. Daartoe is niet alleen medische informatie, maar ook arbeidskundige informatie nodig, alsmede een duidelijk beeld van de situatie in de onderneming. Dit onderdeel van het verzoek wordt door de rechtbank echter niet zozeer opgevat als een verzoek tot definitieve vaststelling van deze schadepost, maar als een verzoek tot vaststelling van en veroordeling tot betaling van een voorschot. Van de zijde van [Verzoeker] is tijdens de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat het verzoek ook zo is bedoeld.

5.7. 
De betaling van een voorschot kan onderwerp zijn van een deelgeschil en kan in een dergelijke procedure onder bepaalde omstandigheden ook worden toegewezen.
Daarvoor dient in ieder geval aannemelijk te zijn dat de schade van [Verzoeker] waarvoor Delta Lloyd aansprakelijk is, het bedrag van € 18.500,00 aan reeds betaalde voorschotten overstijgt. Afgezien van de onzekerheid over de vraag in hoeverre er beperkingen zijn bij [Verzoeker] ten gevolge van het ongeval, bestaat er - mede als gevolg van het feit dat de boekhouding van de laatste paar jaar niet op orde is - veel onduidelijkheid over [B.V.], zowel over de situatie van het bedrijf vóór het ongeval als ten aanzien van de thans resterende mogelijkheden voor [Verzoeker] om inkomen uit deze onderneming te genereren. Zo lijkt [B.V.] ook al voor het ongeval schulden te hebben gehad. Als gevolg van deze omstandigheden kan op dit moment op geen reële inschatting van deze schadepost worden gemaakt. Er kan op basis van de thans beschikbare gegevens dan ook niet vanuit worden gegaan dat een aanvullend voorschot op zijn plaats is. Hoewel duidelijk is dat [Verzoeker] in ernstige financiële problemen verkeert dan wel dreigt te geraken, is het enkele feit dat sprake is van geldnood onvoldoende reden om een voorschot - dat ingevolge de vordering louter zou zien op het verlies aan verdienvermogen - toch toe te wijzen.

5.8. 
Op grond van het voorgaande moet vastgesteld worden, dat tussen partijen uitgebreide geschillen bestaan, in het kader van deze deelgeschilprocedure zou de rechtbank expliciet of impliciet een antwoord moeten geven op de volgende vragen:
Zijn de door [Verzoeker] geuite klachten en gestelde beperkingen (nog immer) objectief aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven?
Zijn deze klachten en beperkingen het gevolg van het ongeval in die zin dat deze zich niet zouden hebben voorgedaan als het ongeval niet had plaatsgevonden?
In welke mate is [Verzoeker] als gevolg van deze klachten en beperkingen (blijvend) verminderd in staat om inkomen uit arbeid te verwerven?
Welke schade heeft [Verzoeker] als gevolg hiervan tot op heden geleden en is die schade van zodanige omvang (dat wil zeggen, bedraagt die, naar aannemelijk is, tenminste € 45.000,00) zodat het gerechtvaardigd is om het door [Verzoeker] verzochte aanvullende voorschot van € 26.476,28 toe te wijzen?

5.9. 
Het gaat naar het oordeel van de rechtbank te ver om in het kader van deze deelgeschilprocedure al deze vragen te beantwoorden. Daartoe zouden één of meerdere deskundigenonderzoeken dienen plaats te vinden en is wellicht bewijslevering noodzakelijk. Daarbij verdient opmerking dat in het arbeidsdeskundig rapport weliswaar een uitspraak wordt gedaan over de beperkingen als gevolg van het ongeval, maar deze conclusie is slechts gebaseerd op door [Verzoeker] verstrekte informatie, zodat daarmee niet volstaan kan worden. Voorts zouden de huidige financiële positie en de toekomstmogelijkheden van [B.V.] in kaart gebracht moeten worden. De procedure zou daardoor feitelijk het karakter krijgen van een bodemprocedure en er zou dan ook geen sprake meer zijn van een snelle beslissing ter bevordering van de tussen partijen buiten rechte te voeren onderhandelingen met het oog op het sluiten van een vaststellingsovereenkomst.

5.10. 
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst niet zodanig is dat deze opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure. Het verzoek onder a. zal dan ook op grond van artikel 1019z Rv worden afgewezen.

www.stichtingpiv.nl