RBAMS 220519 ongeval 2003; aanvulling medisch dossier nodig, en benoeming psychiater en neuroloog tbv beoordeling plausibiliteitstoets
- Meer over dit onderwerp:
RBAMS 220519 ongeval 2003; aanvulling medisch dossier nodig, en benoeming psychiater en neuroloog tbv beoordeling plausibiliteitstoets
2 De feiten
2.1.
[eiser] is op 22 augustus 2003 (toen 41 jaar) betrokken geweest bij een verkeersongeval op de A4. Daarbij is hij als bestuurder van een auto (een Dodge bestelbus, type RAM) van achteren aangereden door een auto. De bestuurder van die auto was een WAM-verzekerde van Allianz. Allianz heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
2.2.
[eiser] was tot aan het ongeval werkzaam als zelfstandige betonfreezer. Sinds het ongeval heeft hij geen werk meer verricht. Ongeveer een jaar voor het ongeval had [eiser] zijn relatie verbroken.
2.3.
[eiser] heeft met ingang van 1 september 2004 een WAZ-uitkering ontvangen van rond € 375,- netto per maand naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35-45%. Per 3 april 2007 is de WAZ-uitkering verhoogd naar rond € 900,- netto per maand op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100%. Ten tijde van de dagvaarding bedroeg de uitkering € 941,25 netto per maand. [eiser] was niet particulier verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid.
2.4.
Allianz heeft na het ongeluk meerdere uitkeringen gedaan aan [eiser] van in totaal € 55.000,-. Zij heeft meerdere keren informatie opgevraagd bij [eiser] ter (nadere) bepaling van de schade, met name informatie over inkomsten voor het ongeval en een door [eiser] gestelde misgelopen opdracht, en medische informatie. De gevraagde informatie heeft zij niet ontvangen. Allianz heeft daarom eind 2005 de zaak eenzijdig afgewikkeld.
2.5.
Daaraan voorafgaand heeft Allianz in 2003 Iteb B.V. (hierna: Iteb) ingeschakeld om de schade van [eiser] te onderzoeken. De rapportage van Iteb van 10 december 2003 vermeldt het volgende over de behandeling na het ongeluk:
“(…) Direct na ongeval is gelaedeerde behandeld door een ambulance (…) Ze hebben gevoeld dat er niets gebroken zou zijn. Gelaedeerde is niet naar het ziekenhuis vervoerd. Hij zou wel direct na ongeval forse pijn in de nek gehad hebben. Verder had hij geen klachten. Hij is vervolgens met de taxi naar het schadebedijf gegaan en heeft de formaliteiten afgehandeld. Daarna is gelaedeerde naar zijn vriendin in Zaandam gegaan, want hij voelde zich toch niet helemaal lekker. ’s Avonds werd de pijn in zijn nek en hoofd zo heftig dat hij besloot alsnog naar het ziekenhuis te gaan. Hij is naar de EHBO van het BovenIJ ziekenhuis gegaan. Daar zijn verschillende x-foto’s gemaakt, waar geen afwijkingen op werden geconstateerd. Het ziekenhuis adviseerde gelaedeerde om voorlopig rust te houden. De klachten verdwenen niet waarop gelaedeerde na ongeveer anderhalve week besloot de huisarts te raadplegen. De huisarts verwees hem naar fysiotherapie. Hier is gelaedeerde nog steeds 2 maal in de week onder behandeling. Er is nog weinig verbetering in de klachten.(…)”
2.6.
[eiser] is na doorverwijzing door zijn huisarts tussen 15 september 2003 en 25 juni 2004 onder behandeling geweest bij een fysiotherapeut. De fysiotherapeut geeft in zijn brieven van 4 februari 2004 en 20 juni 2007 aan dat de klachten van [eiser] passen in het beeld van het whiplashsyndroom. Ook schrijft hij dat het genezingsproces moeizaam verliep. Volgens hem kwam dat mede door stress van financiële en privéproblemen. Wel zijn de klachten verminderd (zo zijn de tintelingen verdwenen) en is de beweging verbeterd in de loop van de behandelperiode. De hoofdpijn was nog aanwezig na beëindiging van de behandeling.
2.7.
Op 27 september 2004 is [eiser] op verzoek van Allianz begonnen met een onderzoek en begeleidingsprogramma door Winnock, een bedrijf gespecialiseerd in herstelbegeleiding en re-integratie. [eiser] heeft het programma niet (helemaal) gevolgd.
2.8.
Op 9 november en 17 december 2004 hebben neurologisch onderzoeken plaatsgevonden op initiatief van [eiser] . De conclusie van het eerste onderzoek was:
“(…) Klachten passend bij een chronisch Whiplashsyndroom na een flexie-extensietrauma 22-08-2003. Daarnaast aanwijzingen voor analgetica [pijnstillers, rechtbank] geïndiceerde hoofdpijnklachten. (…)”
en van het tweede onderzoek:
“(…) chronisch whiplashsyndroom met analgetica- en cafeïneabusus (…)”.
Er zijn verder geen bijzondere neurologische afwijkingen vastgesteld. In twee brieven van de neuroloog aan de huisarts van 23 november 2004 en 7 januari 2005 is vermeld dat de neuroloog [eiser] erop heeft gewezen dat hij moet stoppen met pijnstillers en cafeïnehoudende dranken.
2.9.
[eiser] is vanaf april 2007 onder behandeling geweest bij een psycholoog (PsyQ). De behandeling was gericht op het verminderen van zijn depressie en zijn agressiviteit. In een rapportage van 24 mei 2007 staat dat de klachten zijn ontstaan nadat [eiser] door een ongeluk een whiplash heeft opgelopen, hierdoor zijn bedrijf moest opzeggen en in de financiële problemen is gekomen. In een rapportage van 24 januari 2008 staat dat er sprake lijkt te zijn van een ernstige, chronische depressie, een periodieke explosieve stoornis en zware whiplashklachten bij een man met persoonlijkheidsproblematiek, relatieproblemen en ernstige psychosociale problemen. In het behandelplan van 13 april 2010 staat vermeld, voor zover van belang:
“(…) Patiënt begint steeds meer grip op zichzelf te krijgen. Langzaamaan gaat hij accepteren dat zijn mogelijkhden zeer beperkt zijn door blijvende pijnklachten. (…)”
2.10.
In de verzekeringsgeneeskundige rapportage van 3 april 2007 heeft [naam arts] , verzekeringsarts van het UWV (hierna: de UWV verzekeringsarts) geschreven, voor zover hier van belang:
“(…) 5. Conclusie
Bij het onderzoek werden afwijkende bevindingen vastgesteld. Deze bevindingen zijn een rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek. Hierdoor heeft belanghebbende geen benutbare mogelijkheden.
(…)
Gesteld wordt dat de beperkingen gedeeltelijk een direkte relatie hebben met het doorgemaakte ongeval. De psychische en psychosociale beperkingen hebben een indirekte relatie met het ongeval. Deze zijn het gevolg van enerzijds de chronische pijnklachten ontstaan na het ongeval, anderzijds het gevolg van de persoonlijke en maatschaplijke gevolgen van de beperkingen (inclusief het wegvallen van werk en inkomen). (…)”
2.11.
Blijkens de dossieruitdraai van de huisarts van [eiser] van 6 april 2007 – welke uitdraai betrekking heeft op de periode 31 maart 1999 tot en met 9 februari 2007 – is [eiser] op consult geweest op 9 maart 2000 voor nekklachten (hoofdpijn) en op 20 november 2000 voor hoofdpijnklachten (spanningshoofdpijn). Verder wordt in de uitdraai melding gemaakt van een ander ongeval van [eiser] , waarbij hij op (of rond) 6 februari 2004 door een tram in de zijkant van zijn auto werd aangereden. Er wordt gerefereerd aan een brief van 6 februari 2004 die niet in het geding is gebracht.
2.12.
Op verzoek van de toenmalige advocaat van [eiser] heeft [naam medisch adviseur] , medisch adviseur bij [naam bedrijf] (hierna: medisch adviseur van [eiser] ), een dossieronderzoek verricht. Hij concludeert in zijn rapport van 23 april 2010 onder meer het volgende:
“(…)
De nekgerelateerde klachten staan in rechtstreeks causaal verband met het ongeval d.d. 22-08-2003: whiplash associated disorder. Dit betreft inmiddels als blijvend aan te duiden problematiek en leidt tot beperkingen en invaliditeit.
(…)”
Daarna rapporteert hij op 26 augustus 2010 onder meer het volgende:
“(…) Wel is het vanuit de nu aanwezige stukken helder dat de behandelaars de gevolgen van het ongeval beschouwen als een belangrijke factor in het ontstaan de psychopathologie. Nadat betrokkene vanwege de lichamelijke gevolgen van het ongeval (whiplash) zijn werk (eigen bedrijf) verloor en hij daarmee op relationeel en financieel vlak in forse problemen kwam, ontwikkelde hij een ernstig depressief beeld met agressieve ontladingen.
De behandelaars maken daarnaast melding van persoonlijkheidsproblematiek (kennelijk is er nog geen nader onderzoek verricht ter nadere explicitering ervan). Voor zover thans bekend heeft de persoonlijkheidsstructuur van betrokkene tot aan het ongeval echter nooit eerder tot de sinds het ongeval bestaande psychische problemen geleid.
De hoofdpijn en cognitieve klachten van betrokkene kunnen gezien worden als passend bij zowel de whiplashproblematiek als de psychiatrische problematiek.
Met bovenstaande overwegingen is dit onderscheid ook niet langer relevant, zowel de whiplash als de psychopathologie zijn immers causaal aan het ongeval in 2003 te relateren.
In mijn vorig advies gaf ik reeds aan dat de whiplash associated disorder in rechtstreeks causaal verband staat met het ongeval (...). Met de nu aanwezige aanvullende gegevens kan worden aangenomen dat het ongeval tevens ten grondslag ligt aan de psychiatrische toestand van betrokkene.
Daarmee kan dus de medische toestand van betrokkene volledig worden toegeschreven aan het ongeval van 21-08-2003. (…)”
2.13.
Op verzoek van Allianz heeft [naam adviseur Medas] , medisch adviseur bij MEDAS (hierna: medisch adviseur van Allianz), op 4 december 2012 een advies geschreven, waarin onder meer staat:
“(…) Resumerend kan er worden gesteld dat de medische problematiek van betrokkene slecht is gedocumenteerd en op basis hiervan kan er zeker geen harde uitspraak worden gedaan over de relatie van de klachten van betrokkene (lichamelijke en psychische klachten) en het ongeval. Er spelen tal van psychosociale problemen die op zich ook de door betrokkene beleefde klachten zouden kunnen verklaren.
De relatie tussen het ongeval en de psychische klachten is niet aannemelijk en vanaf de intake door PsyQ is de reden voor de arbeidsongeschiktheid met name van psychische aard. Hier komt in de loop van tijd maar zeer traag en marginaal een verbetering in. Dit kan ook niet anders met name vanwege de ernst en het blijven voortduren van de psychosociale problematiek. Dit kan mijns inziens niet als ongevalsgevolg worden gezien.
De medisch adviseur [rechtbank: van [eiser] ] gaat in zijn advies niet op de eerdere en meerdere ongevallen die betrokkene heeft gehad. Het lijkt mij verstandig om hem hierover nog eens te bevragen.
Bij betrokkene is er met name sprake van psychosociale problematiek die voor het overgrote deel los staat van het ongeval en de gevolgen ervan. De lichamelijke klachten spelen in de actuele klachten beleving van betrokkene een ondergeschikte rol en ze zijn onvoldoende beschreven. Als de belangenbehartiger deze klachten wil meewegen in de boordeling dat zullen de klachten eerst moeten worden geactualiseerd en worden gedocumenteerd voor medio 2007 en na medio 2010.(…)”
3 Het geschil
3.1.
[eiser] vordert samengevat - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeling van Allianz tot betaling van € 287.676,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2003, althans vanaf 6 april 2018, en veroordeling in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eiser] , kort weergegeven, dat hij door het ongeval van 22 augustus 2003 gezondheidsklachten heeft. Zijn klachten bestaan uit continue overbelasting van zijn spieren. Hij heeft daardoor pijn in zijn schouder, nek en hoofd. Verder heeft hij langdurig psychische klachten gehad door de gevolgen van het ongeval. [eiser] is door zijn gezondheidsklachten blijvend beperkt in zijn functioneren. Door deze beperkingen kan hij niet meer werken als betonfreezer. Allianz heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Zij moet daarom de daardoor geleden en nog te lijden schade aan [eiser] vergoeden. De schade bestaat uit verlies aan inkomen en smartengeld.
3.3.
Allianz voert verweer. Het standpunt van Allianz houdt – kort weergegeven – het volgende in. Er is geen inzicht in de ontwikkeling van de gezondheidssituatie van [eiser] . [eiser] heeft niet voldaan aan zijn stelplicht voor wat betreft de gestelde beperkingen als gevolg van het ongeval en de daaruit voortvloeiende schade. De afwikkeling van de schaderegeling wordt gekenmerkt door het uitblijven van een toereikende onderbouwing en de wel overgelegde stukken zijn sterk gedateerd. Er is slechts medische informatie overgelegd die ziet op de periode van het ongeluk tot 2010. Uit de laatste informatie blijkt dat er alleen nog sprake is van hoofdpijnklachten die worden veroorzaakt door overmatig gebruik van pijnstillers en koffie. De overige klachten zijn verholpen. Uit het rapport van de fysiotherapeut blijkt bijvoorbeeld dat de behandeling goed ging en de beweging is verbeterd. Verder heeft de medisch adviseur van Allianz in 2012 geconstateerd dat de klachten met name van psychische aard waren en dat het ontstaan en blijven voortbestaan ervan niet als ongevalsgevolg kon worden gezien. Dit duidt erop dat de klachten die [eiser] stelt een andere bron hebben. Allianz bestrijdt dus het causaal verband tussen het ongeluk en de klachten en beperkingen. Ook bestrijdt zij de hoogte van de schade van [eiser] . Volgens haar blijkt nergens uit dat [eiser] een gemiddeld inkomen van 26 duizend euro per jaar zou kunnen blijven genereren, waarbij ook gewezen wordt op de instorting van de markt in 2008. [eiser] heeft dit aspect dus ook onvoldoende onderbouwd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat het aan [eiser] is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij aan gezondheidsklachten lijdt. Wanneer kan worden vastgesteld dat het klachtenpatroon plausibel is, wat doorgaans het geval zal zijn bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten, kan van het bestaan van klachten - overigens ook als het niet of moeilijk objectiveerbare klachten betreft - worden uitgegaan (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 februari 2018, ( ECLI:NL:GHARL:2018:1661). Vervolgens zal het bewijs van het causaal verband veelal geleverd zijn, indien komt vast te staan dat [eiser] voor het ongeval de gezondheidsklachten niet had, zijn gezondheidsklachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de gezondheidsklachten ontbreekt (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3988).
De gezondheidsklachten
4.2.
De rechtbank is, anders dan Allianz, van oordeel dat [eiser] heeft voldaan aan zijn stelplicht ter zake. In de overgelegde medische stukken en het relaas van [eiser] zijn voldoende aanwijzingen dat hij klachten heeft die duiden op een postwhiplashsyndroom. Uit de stukken blijkt namelijk dat [eiser] in de periode vanaf het ongeluk tot 2010 te kampen had met diverse gezondheidsklachten gerelateerd aan het ongeval. Tijdens de zitting heeft [eiser] een toelichting gegeven over het verloop van zijn klachten. Zo heeft hij verteld dat sprake is van spierspanning en dat zijn spieren de hele tijd zijn overbelast sinds het ongeluk. Om dit te verlichten, wordt hij behandeld door een chiropractor. Verder heeft [eiser] gezegd dat hij nog steeds pijnklachten heeft, waarbij de pijn begint in de schouders en dan naar de nek en over het hoofd trekt. Sinds 2013 of iets daarvoor is hij gestopt met pijnstillers, omdat deze niet meer leken te helpen. Onder begeleiding van zijn fysiotherapeut gaat hij naar de sportschool, tenzij dat niet kan doordat de pijn te hevig is. Over zijn psychische klachten heeft [eiser] gezegd dat die werden veroorzaakt doordat hij van de ene op de andere dag niet meer kon werken. Hij was door het ongeluk en het geldgebrek compleet afhankelijk van anderen geworden. De psychische klachten zijn langzamerhand verminderd en de ommekeer kwam zo ongeveer toen zijn uitkering is verhoogd, aldus [eiser] .
De rechtbank constateert dat de lichamelijke gezondheidsklachten in de vorm van overbelaste spieren en chronische (hoofd)pijn waarover [eiser] heeft gesproken tijdens de zitting overeen komen met de rug-, nek- en hoofdpijnklachten die worden genoemd door de neuroloog, de fysiotherapeut en de UWV verzekeringsarts. Ook sluit zijn relaas over de psychische klachten aan op de rapportage van PsyQ waarin melding wordt gemaakt van (onder meer) depressieve klachten na het ongeluk. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] hiermee zijn stelling dat hij aan gezondheidsklachten lijdt voldoende heeft toegelicht, ondanks dat medische stukken na 2010 ontbreken. Allianz heeft het (nog steeds) bestaan van deze klachten betwist. Dat betekent dat, om te kunnen vaststellen of sprake is van een plausibel klachtenpatroon als bedoeld in r.o. 4.1, objectief deskundigenonderzoek nodig is, een en ander op de wijze zoals hierna onder r.o. 4.8 is opgenomen.
4.3.
De rechtbank zal vervolgens nader ingaan op de oorzaken van de gestelde psychische klachten en lichamelijke klachten.
Psychische klachten en het causaal verband
4.4.
Partijen twisten over de oorzaak van de psychische klachten. Terecht wijst Allianz erop dat [eiser] voor het ongeval al psychische problemen had door zijn scheiding. In de stukken van PsyQ wordt enerzijds een relatie gelegd tussen de depressieve klachten en (de financiële problemen ontstaan door) het ongeval. PsyQ noemt anderzijds echter ook de relationele problemen als een van de oorzaken van de depressieve klachten en benoemt daarnaast dat er ook sprake is van persoonlijkheidsproblematiek. Vaststaat echter dat [eiser] voor het ongeval in staat was om in voltijd te werken en dat de psychische problematiek (voor zover die er was) hem toen kennelijk nog niet belette in zijn werk.
4.5.
In dit kader moet een onderscheid worden gemaakt tussen pre-existente klachten (dezelfde klachten bestonden al vóór het ongeval) en predispositie (een vóór het ongeval bestaande latente kwetsbaarheid). Als uitgangspunt heeft te gelden dat ook klachten die een indirect gevolg zijn van het ongeval en die (mede) samenhangen met de predispositie van de betrokkene, aan de aansprakelijke partij kunnen worden toegerekend. Dat laat overigens echter onverlet dat predispositie wel een rol kan spelen bij de schadebegroting. Op basis van het dossier is op dit moment nog onvoldoende duidelijk of de psychische klachten van [eiser] na het ongeluk alleen zijn ontstaan door het ongeluk. Verder is er geen informatie van de psycholoog over het verdere verloop van de klachten en de behandeling na april 2010. Uit het relaas van [eiser] tijdens de comparitie maakt de rechtbank op dat deze psychische klachten er op dit moment niet meer zijn en dat deze klachten vanaf de verhoging van de uitkering, hetgeen plaatsvond in 2007, zijn verminderd. De gestelde psychische klachten – voor zover deze het gevolg zijn van het ongeval – blijven echter wel van belang voor de beoordeling van eventuele beperkingen in de periode tussen het ongeval en het eindigen van de klachten. Er is dus informatie en vervolgens objectief onderzoek nodig over onder meer het moment dat de psychische klachten zijn ontstaan, welke diagnose daarbij past en of de klachten het gevolg zijn van het ongeval. [eiser] zal de medische informatie moeten aanvullen, een en ander op de wijze zoals hierna wordt vermeld.
Lichamelijke klachten en het causaal verband
4.6.
Ook over de vraag of de lichamelijke klachten een andere oorzaak kunnen hebben dan het ongeval verschillen partijen van mening. [eiser] stelt dat de chronische pijnklachten zijn ontstaan door het ongeval. Hij verwijst daarbij onder andere naar de conclusies van de UWV verzekeringsarts en zijn medisch adviseur. Daartegenover staat de gemotiveerde betwisting van Allianz. Zij heeft aangevoerd dat er onvoldoende informatie is terwijl in de medische informatie die er is, staat dat de gezondheidsklachten zijn verholpen. Alleen zouden er nog hoofdpijnklachten zijn, maar die worden veroorzaakt door het gebruik van paracetamol en koffie. Verder wijst Allianz erop dat [eiser] in 2004 ook een verkeersongeval heeft gehad. De rechtbank constateert dat onduidelijkheid bestaat over de oorzaak van de lichamelijke klachten van [eiser] , de diagnose en het verloop. Dit wordt mede veroorzaakt door het ontbreken van medische stukken sinds 2010. [eiser] zal daarom ook ten aanzien van zijn lichamelijke klachten nadere medische stukken moeten verstrekken, een en ander op de wijze zoals hierna vermeld. Vervolgens is nader onderzoek nodig.
Conclusie
4.7.
Zoals hiervoor is overwogen, dient er allereerst meer duidelijkheid te komen over de meer recente medische situatie van [eiser] . De rechtbank zal [eiser] de opdracht geven medische stukken over te leggen, bestaande uit:
- de meest recente herkeuring van het UWV,
- aanvullende rapportages van PsyQ (voor zover deze zijn opgemaakt), althans informatie over de behandeling van de psychische klachten van [eiser] vanaf april 2010 tot heden,
- een dossier-uitdraai van de huisarts van [eiser] vanaf 10 februari 2007 tot heden.
Verder dient [eiser] te overleggen:
- de brief van 6 februari 2004 inzake het ongeval met de tram in 2004 waarnaar in de dossier-uitdraai van de huisarts wordt verwezen.
4.8.
Daarnaast acht de rechtbank het bij deze stand van zaken noodzakelijk om, teneinde duidelijkheid te krijgen omtrent het bestaan, de aard en de omvang van de klachten van [eiser] en het causaal verband tussen de klachten en het ongeval van 22 augustus 2003, medisch deskundigen te benoemen. Gelet op de aard van de door [eiser] geuite klachten en beperkingen die zowel lichamelijk als psychisch van aard zijn, is de rechtbank voornemens een neuroloog en een psychiater tot deskundige te benoemen. Doel van het onderzoek is allereerst om nauwkeurig in kaart te brengen welke klachten [eiser] heeft gehad vanaf de dag van het ongeval tot heden (wanneer zijn de klachten begonnen en eventueel geëindigd). Vervolgens kan het onderzoek bijdragen aan een antwoord op de (juridische) vraag of sprake is van causaal verband tussen de vastgestelde klachten van [eiser] en het ongeval, waarbij van belang is of het ongeval deze klachten kan veroorzaken, of [eiser] voor het ongeval vergelijkbare klachten had en of sprake is van een alternatieve medische verklaring van de klachten.
De deskundigen zullen in beginsel de vragen worden gesteld die zijn geformuleerd door de Projectgroep Medische deskundigen in de rechtspleging van de Vrije Universiteit in samenwerking met de Interdisciplinaire Werkgroep Medische Deskundigen (IWMD): “Vraagstelling causaal verband bij ongeval”. Voordat wordt overgegaan tot benoeming van de deskundigen, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de personen en specialismen van de te benoemen medisch deskundigen en over de aan de deskundigen voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen partijen per discipline drie deskundigen voor te stellen die hun voorkeur heeft en drie deskundigen met wier benoeming zij zich niet kunnen verenigen en deze keuze te motiveren. Indien partijen niet (in overleg) tot een eensluidende voordracht komen, zal de rechtbank met inachtneming van de door partijen verstrekte opgaven zelf een keuze maken, waarbij de rechtbank zich vrij acht de deskundigen te benoemen waartegen partijen niet op voorhand (deugdelijk gemotiveerd) bezwaar hebben gemaakt. Daarbij zullen de voor de deskundigen benodigde persoonsgegevens van partijen en gemachtigden worden uitgewisseld. De rechtbank gaat er vanuit dat partijen hiervoor toestemming geven, tenzij (één van de) partijen hiertegen gemotiveerd bezwaar maakt.
Voorschot
4.9.
Allianz heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. De kosten die zijn verbonden aan het inschakelen van de deskundigen kunnen in beginsel worden gekwalificeerd als kosten van de vaststelling van de hoogte van de schade. De rechtbank zal daarom bij het tussenvonnis waarin de deskundigen zullen worden benoemd, bepalen dat Allianz het voorschot voor de kosten van de deskundige zal moeten betalen.
Het verdere vervolg
4.10.
Indien het causaal verband tussen de gezondheidsklachten en het ongeval is vastgesteld, dient te worden beoordeeld of deze gezondheidsklachten ook tot beperkingen hebben geleid en leiden. Daarna zal eventueel moeten worden bekeken welke (betaalde) werkzaamheden bij de vastgestelde beperkingen nog mogelijk zijn. Ten slotte zal, eventueel aan de hand van een bedrijfseconomisch onderzoek, worden geoordeeld over de hoogte van de eventuele schade. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5 De beslissing
De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 19 juni 2019 voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld onder 4.8, en voor het nemen van een akte overlegging producties door [eiser] zoals vermeld onder 4.7, ECLI:NL:RBAMS:2019:3746