RBDHA 190220 plausibiliteitstoets; deel klachten wel, deel klachten geen ongevalsgevolg
- Meer over dit onderwerp:
RBDHA 190220 plausibiliteitstoets; deel klachten wel, deel klachten geen ongevalsgevolg
- kosten verzocht, onbetwist en toegewezen € 10.232,31
2
De feiten
2.1.
[verzoekster] is op 7 december 2014 als bestuurder van een auto betrokken geraakt bij een ongeval. Zij reed in haar auto op de N248 ter hoogte van Schagerbrug. Bij een stoplicht is een auto achterop de auto van [verzoekster] gereden (hierna: het ongeval), waarna [verzoekster] met haar auto tegen de auto voor haar is gereden. De auto die van achteren tegen de auto van [verzoekster] aanreed, was verzekerd voor wettelijke aansprakelijkheid bij Goudse.
2.2.
Goudse heeft jegens [verzoekster] op 29 december 2014 aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het ongeval.
2.3.
[verzoekster] heeft aan het ongeval klachten overgehouden, naar aanleiding waarvan meerdere onderzoeken zijn uitgevoerd.
2.4.
Goudse heeft aan [verzoekster] verschillende voorschotten op de schadevergoeding betaald, in totaal een bedrag van € 36.000,-.
2.5.
Partijen hebben in gezamenlijk overleg een neurologische expertise laten uitvoeren door de neuroloog [de neuroloog] (hierna: [de neuroloog] ). [de neuroloog] heeft op 18 juli 2018 een eindrapport uitgebracht. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“( ... )
ANAMNESE:
( ... )
[verzoekster] geeft aan ook nu nog klachten te hebben.
Zij vermeldt een zeurende pijn in de nek beiderzijds toenemend bij bewegen. De pijn is altijd in min of meerdere mate aanwezig. In rust is sprake van pijn VAS 4/10 toenemend bij bewegen tot 8/10. Aanvankelijk werd zij ‘s nachts vaak wakker van de pijn hetgeen nu nog eenmaal per nacht gebeurd. Hoesten, niezen en persen doen de pijn toenemen. De beweeglijkheid van de nek is verminderd en wel met name draaien naar rechts en het buigen van de nek.
De pijn trekt vanuit de nek soms door naar het achterhoofd beiderzijds waarbij zij ook stekende pijn krijgt ter plaatse van het voorhoofd beiderzijds. Er is sprake van een bandgevoel. Bij hevige pijn is zij soms misselijk. Zij braakt niet. De hoofdpijn treedt enige malen per week op. Liggen op de bank doet de klachten in lichte mate verminderen. Ook Ibuprofen helpt soms. Meestal moet zij echter gaan slapen.
De pijn vanuit de nek trekt door naar de schouderbladen. Geen uitstraling naar de rug, de schouderkop en de armen.
Wat betreft het zien geeft zij aan dat bij lang lezen de letters voor haar ogen gaan dansen. Zij heeft geen last van dubbelzien. ‘s Avonds in de auto heeft zij het gevoel alsof de lichten op haar afkomen. Het gevoel in het gelaat is ongestoord. Zij is niet doof en heeft geen klachten van oorsuizen. Bij snel opstaan is zij kortdurend zweverig cq licht in het hoofd. Geen draaisensatie. Het slikken is ongestoord evenals het spreken.
Wat betreft de armen geeft zij aan dat de kracht intact is bij normaal gevoel. Bij inspanning is er soms sprake van een kortdurende tinteling op de handrug beiderzijds. Wat betreft de benen is de kracht intact bij normaal gevoel. Geen tintelingen. Mictie en defaecatie ongestoord. Het lopen gaat goed evenals het traplopen.
In algemene zin geeft mevrouw aan sinds het ongeval concentratiestoornissen te hebben. Zij kan zich vijftien minuten concentreren waarna zij enige tijd rust moet nemen. Ook haar geheugen is niet optimaal. Zij vertelt dingen meerdere malen en moet alles opschrijven. Zij wordt hier door haar omgeving op gewezen. Mevrouw geeft daarnaast aan dat zij snel is afgeleid. Zij heeft moeite de aandacht ergens bij te houden. Zij kan minder goed twee dingen tegelijk.
Mevrouw geeft aan overprikkeld te worden door licht. Buiten draagt zij altijd een zonnebril. Ook heeft zij veel last van geluid, alhoewel dit iets verbeterd is. Aanvankelijk kon zij aanrakingen niet verdragen hetgeen nu veel beter gaat. Zij houdt klachten van moeheid en is soms zweverig cq licht in het hoofd.
[verzoekster] geeft aan niet meer te denken aan het ongeval, wel aan de gevolgen. Zij heeft geen nachtmerries en heeft deze ook niet gehad. Wel is zij bang in de auto. Toen zij nog op [ ... ] woonde is zij enige tijd somber geweest. Zij kon nergens meer aan meedoen en voelde zich eenzaam. Dit verbeterde na haar verhuizing naar [plaats] .
Sinds het ongeval is zij toegenomen emotioneel. Zij voelt zich gefrustreerd. Haar vriendinnen bouwen van alles op wat haar niet lukt. Zij baalt ervan dat zij niet meer kan werken. Haar hoofd doet niet wat zij wil.
( ... )
Vroege voorgeschiedenis : geen bijzonderheden. Met name geen eerdere opnames of traumata. Voor het ongeval had zij geen nek- en hoofdklachten en geen cognitieve klachten.
( ... )
Psychosociale anamnese : ( ... ) Bij navraag geeft mevrouw aan erg ambitieus te zijn. Haar werk stond altijd op één. Zij voelt zich gefrustreerd en heeft veel moeite om de huidige situatie te accepteren. ( ... )
Beperkingen : mevrouw heeft aan een energietekort te hebben waardoor zij alles moet plannen. Zij heeft moeite met concentreren en vergeet veel. Zij kan niet lang autorijden en is beperkt wat betreft het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden. Door de nekpijn wordt zij beperkt wat betreft tillen, duwen en trekken. Zij kan niet goed meer lezen. ( ... )
( ... )
NEUROLOGISCH ONDERZOEK:
( ... ) Geen duidelijke geheugen- en concentratieproblematiek.
Bij onderzoek van de hersenzenuwen intacte gezichtsvelden. ( ... ) In fundo werd geen afwijking gezien.
Bij onderzoek van de armen en benen geen atrofie of fasciculaties. De kracht was zowel proximaal als distaal ongestoord bij symmetrisch normale reflexen. ( ... ) Fijne vingermotoriek beiderzijds intact. ( ... ) Barré negatief.
( ... )
Bij onderzoek van de cervicale wervelkolom licht toegenomen cervicale wervelkolom lordose waarbij optrekken en licht naar voren rollen van de schouders. Evidente myalgie van de nekmusculatuur en de musculus trapezius waarbij mevrouw de nek actief fixeerde en spontaan nagenoeg niet bewoog. Cervicale radiculaire prikkelingsproeven negatief.
Bij onderzoek van de lumbale wervelkolom toegenomen lumbale wervelkolom lordose bij gekanteld bekken op basis van matig gebruik van de buikspieren. ( ... )
Bij onderzoek van de schouders beiderzijds intacte mobiliteit en musculatuur.
( ... )
BLOKKERING- EN CORRECTIERECHT:
( ... )
Bij 3 juli 2018 werden enige aanvullende vragen ontvangen van mevrouw [A] , medisch adviseur.
1. ( ... )
2. De in de anamnese al vermeldde persisterende moeheid en zweverigheid worden toegevoegd onder het hoofd “nu nog bestaande klachten”.
3. De aangegeven cognitieve problemen moeten gezien worden in het kader van de chronische pijnklachten en de verwerkingsproblematiek. Een expertise door een anesthesioloog-pijnspecialist lijkt mij niet aangewezen.
4. De moeheid moet gezien worden als een gevolg van de chronische pijnklachten en de verwerkingsproblematiek.
5. Zowel uit de dagelijkse praktijk al uit de literatuur is bekend dat chronische pijn en spanning resulteren in moeheidsklachten.
6. Bij het onderzoek van [verzoekster] zijn geen aanwijzingen gevonden voor een doorgemaakte commotio cerebri. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor doorgemaakte cerebrale organisch schade. De aangegeven cognitieve klachten kunnen derhalve op neurologisch gebied niet verklaard worden. Er is geen indicatie voor het verrichten van een neuropsychologisch onderzoek.
Opgemerkt moet worden dat cognitieve klachten vaak gezien worden bij chronische pijn en derhalve ook vaker worden gezien na een doorgemaakt whiplash trauma.
( ... )
DIAGNOSE:
Bij [verzoekster] is sprake van:
Status na doorgemaakt flexie / extensie trauma van de cervicale wervelkolom type whiplash waarbij de klachten gedeeltelijk worden onderhouden door het actief fixeren van de cervicale wervelkolom.
Cognitieve klachten welke op neurologisch gebied niet kunnen worden verklaard.
Verwerkings- en acceptatieproblematiek.
BEANTWOORDING VRAAGSTELLING:
Ad 1a.
( ... ) Er worden geen overige klachten of beperkingen op neurologisch gebied vermeld.
[verzoekster] geeft beperkingen aan op basis van het bestaande energieverlies naast de aangegeven concentratie- en geheugenproblemen. Tevens wordt zij beperkt door de bestaande pijn op welke basis zij verminderd belastbaar is.
De aangegeven beperkingen staan in relatie tot de activiteiten van het algemeen dagelijks leven, loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid.
Ad 1b.
De medische voorgeschiedenis van [verzoekster] vermeldt geen bijzonderheden. ( ... )
Ad 1c.
Bij het nu verrichte neurologisch onderzoek werden geen focaal neurologische afwijkingen gevonden. Bij het onderzoek was sprake van lichte verhoging van de emotionaliteit. Bij onderzoek van de cervicale wervelkolom was sprake van een licht toegenomen cervicale wervelkolom lordose waarbij naar boven getrokken en naar voren gerolde schouders en actief fixeren van de nekmusculatuur. Er was sprake van een lichte beperking van de mobiliteit van de cervicale wervelkolom bij bestaande myalgie. Cervicale radiculaire prikkelingsproeven negatief. Bij onderzoek van de lumbale wervelkolom was sprake van een toegenomen lumbale wervelkolom lordose bij gekanteld bekken op basis van matig gebruik van de buikspieren. Er is sprake van een lichte myalgie van de erector spinae.
Bij het nu verrichte onderzoek zijn geen aanwijzingen voor een doorgemaakte commotio cerebri. De door [verzoekster] aangegeven cognitieve klachten kunnen op neurologisch gebied niet worden verklaard. Zeer waarschijnlijk moeten de cognitieve klachten gezien worden in het kader van de bestaande verwerkings- en acceptatieproblematiek en de chronische pijn.
Ad 1d.
Naar mijn oordeel is sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die verkregen werd van [verzoekster] , de feiten zoals deze uit het medisch dossier naar voren komen en de bevindingen bij het nu verrichte neurologisch onderzoek.
( ... )
Ad 1f.
Bij [verzoekster] is sprake van:
1. Status na doorgemaakt flexie / extensie trauma van de cervicale wervelkolom type whiplash waarbij de klachten gedeeltelijk worden onderhouden door het actief fixeren van de cervicale wervelkolom.
2. Cognitieve klachten welke op neurologisch gebied niet kunnen worden verklaard.
3. Verwerkings- en acceptatieproblematiek.
Differentiaal diagnostisch zijn er geen aanwijzingen voor het bestaan van cerebrale organische aandoeningen. Er zijn geen aanwijzingen voor een bestaande cervicale kanaalstenose, een cervicale HNP dan wel een radiculaire compressie anderszins.
Ad 1g.
Bij [verzoekster] is sprake van functionele invaliditeit op neurologisch gebied:
1. Status na doorgemaakt flexie / extensie trauma van de cervicale wervelkolom type whiplash waarbij de klachten gedeeltelijk worden onderhouden door de tevens bestaande houdingsanomalie en het actief fixeren van de cervicale wervelkolom waarbij lichte beperking van de mobiliteit zonder aanwijzingen voor radiculaire compressie verantwoordelijk voor een functionele invaliditeit van de gehele persoon van 1% volgend de AMA guide 6e editie.
Indien uitgegaan wordt van de richtlijnen van de N.V.v.N. is sprake van een functionele invaliditeit van de gehele persoon van 0%.
2. Aangegeven cognitieve klachten welke op neurologisch gebied niet kunnen worden verklaard zodat hiervoor door mij geen percentage functionele invaliditeit kan worden aangegeven.
3. Verwerkings- en acceptatieproblematiek waarvoor een neuroloog geen functionele invaliditeit kan en mag vaststellen.
Ad 1h.
Status na doorgemaakt flexie / extensie trauma van de cervicale wervelkolom waarvoor uitgaande van de richtlijnen van de N.V.v.N. geen beperkingen mogen worden vastgesteld.
Losstaand van het ongeval is bij mevrouw sprake van myalgie van de nekmusculatuur bij lichte beperking van de mobiliteit welke klachten gedeeltelijk worden onderhouden door een bestaande lichte houdingsanomalie. Gezien de persisterende myalgische klachten is er hooguit sprake van een lichte beperking wat betreft de belastbaarheid van de cervicale wervelkolom naast een lichte beperking wat betreft het verrichten van werkzaamheden boven schouderniveau.
Ad 1i.
De huidige toestand van [verzoekster] was zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval nu mogelijk was. Op neurologisch gebied wordt een belangrijke verbetering of verslechtering niet verwacht.
( ... )
Ad 2a.
Voor het ongeval bestonden er bij [verzoekster] geen klachten of afwijkingen op neurologisch gebied die zij thans nog heeft.
( ... )
Ad 2c.
Op neurologisch gebied zijn er geen klachten of afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment zouden zijn ontstaan indien haar geen ongeval zou zij overkomen.
( ... )
Ad 3.
Bij [verzoekster] is sprake van een lichte houdingsanomalie van de cervicale wervelkolom waarbij lichte beperking van de mobiliteit en actief fixeren. Overwogen kan worden behandeling door een Mensendieck dan wel Cesar therapeut gericht op verbetering van de houding en ontlasting van de nekmusculatuur.”
3
Het geschil
3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv):
1.
het bestaan van de volgende (onder punt 18 van het verzoekschrift genoemde) twaalf klachten van [verzoekster] vast te stellen:
- nekklachten, namelijk pijn en bewegingsbeperkingen;
- uitstralende pijn naar het achterhoofd en stekende pijn ter plaatse van het voorhoofd (hoofdpijn);
- soms misselijkheid;
- pijn bij de schouderbladen (schouderklachten);
- visusproblemen;
- kortdurend zweverig, c.q. licht in het hoofd (bij snel opstaan);
- kortdurende tintelingen op de handrug beiderzijds bij inspanning;
- concentratie- en geheugenproblemen;
- last van overprikkeling door licht en geluid;
- vermoeidheid (c.q. energetische problemen);
- angst in de auto; en
- verwerkings- en acceptatieproblemen;
2.
het causaal verband tussen het ongeval van 7 december 2014 en de door [verzoekster] gestelde klachten vast te stellen;
3.
de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] te begroten en Goudse te veroordelen tot betaling van die proceskosten.
3.2.
[verzoekster] voert daartoe aan dat zij gezondheidsklachten ervaart en dat deze klachten alle in causaal verband met het ongeval staan. Volgens haar is het van belang dat dit in rechte wordt vastgesteld, voordat een verzekeringsgeneeskundige expertise kan plaatsvinden en partijen afwikkeling van de zaak buiten rechte kunnen voortzetten.
3.3.
Goudse voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek.
4
De beoordeling
4.1.
De kern van het geschil betreft de vraag of [verzoekster] rechtens vast te stellen gezondheidsklachten heeft en, indien dat het geval is, of er een causaal verband bestaat tussen deze klachten en het ongeval. Partijen zijn het er over eens dat bij de beantwoording van deze vragen het rapport van neuroloog [de neuroloog] als uitgangspunt moet worden genomen. Een rechterlijk oordeel kan partijen mogelijk een aanknopingspunt bieden om de schade verder buitengerechtelijk af te wikkelen. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de voorwaarden om het verzoek aan te merken als een deelgeschil.
4.2.
Voor de beoordeling van de stelling van [verzoekster] dat zij als gevolg van het ongeval lijdt aan gezondheidsklachten, stelt de rechtbank het volgende voorop:
a. Het is aan de benadeelde om te stellen en, bij gemotiveerde betwisting, te bewijzen dat zij aan gezondheidsklachten lijdt. Het enkele feit dat het klachten betreft die naar hun aard subjectief zijn, betekent niet dat het bewijs ervan niet geleverd kan worden. Wanneer kan worden vastgesteld dat het klachtenpatroon plausibel is, hetgeen doorgaans het geval zal zijn bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten, kan van het bestaan van dergelijke subjectieve klachten worden uitgegaan (zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 februari 2018, ECLI:NL:GHARL: 2018:1661).
b. Indien de benadeelde heeft aangetoond dat haar subjectieve gezondheidsklachten in de hiervoor bedoelde juridische betekenis bestaan, mogen aan het bewijs van het oorzakelijk verband tussen het ongeval en deze klachten geen al te hoge eisen worden gesteld, in die zin dat het ontbreken van een specifieke, medisch aantoonbare verklaring voor de klachten niet in de weg staat aan het oordeel dat het bewijs van het oorzakelijk verband geleverd is (vgl. Hoge Raad 8 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2054). Indien komt vast te staan dat de benadeelde voorafgaand aan het ongeval deze gezondheidsklachten niet had, de gezondheidsklachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de gezondheidsklachten ontbreekt, zal het bewijs van het oorzakelijk verband daarmee veelal geleverd zijn (zie gerechtshof Arnhem- Leeuwarden 24 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3988).
4.3.
[verzoekster] stelt zich op het standpunt dat alle door haar in het verzoekschrift omschreven klachten juridisch causaal zijn aan het ongeval en dat daarom op basis van dat totale klachtenbeeld een verzekeringsgeneeskundig onderzoek dient plaats te vinden. Zij heeft er daarbij op gewezen dat zij voor het ongeval gezond was en geen klachten had. Goudse betwist dat sprake is van causale klachten en is van mening dat sprake is van zeer geringe beperkingen, waarvan bovendien niet vast staat dat die alle causaal zijn, zodat een verzekeringsgeneeskundig onderzoek geen zin heeft. Partijen hebben teneinde meer duidelijkheid te krijgen over de feiten in gezamenlijk overleg een neurologische expertise laten uitvoeren door [de neuroloog] . Van zijn bevindingen zal dan ook bij deze beoordeling worden uitgegaan.
4.4.
Volgens [de neuroloog] is sprake van een trauma van de cervicale wervelkolom, type whiplash, na doorgemaakt flexie/extensie trauma. [de neuroloog] heeft bij [verzoekster] geen neurologische afwijkingen geconstateerd. Dat wil zeggen dat een medisch aantoonbare oorzaak voor de gestelde klachten ontbreekt. Dat betekent echter, anders dan Goudse kennelijk meent, niet dat reeds daarmee vaststaat dat de door [verzoekster] gestelde klachten niet causaal zijn. Het is immers op grond van vaste jurisprudentie (zie 4.2) aan de rechtbank te beoordelen of de geuite klachten, ondanks het ontbreken van een medisch substraat, juridisch causaal moeten worden geacht.
4.5.
Goudse heeft er op gewezen dat er bij de beoordeling van de gestelde klachten van moet worden uitgegaan dat de impact van de achteropaanrijding gering was, en dat dus volledig herstel in de rede ligt. De rechtbank volgt Goudse niet in haar stelling dat er op grond van de toedracht van de aanrijding van moet worden uitgegaan dat er thans geen causale klachten meer kunnen zijn. Zo al juist mocht zijn dat de impact van de aanrijding gering was, brengt dat niet met zich dat daarmee vaststaat dat klachten niet kunnen voortduren. Dat in het merendeel van vergelijkbare ongevallen de klachten van voorbijgaande aard zijn doet daaraan niet af. Goudse heeft immers van doen met dit concrete slachtoffer, waarbij het kennelijk anders ligt dan bij het gemiddelde slachtoffer. Dat blijkt overigens ook uit het feit dat [de neuroloog] heeft vastgesteld dat sprake is van een status na whiplash, waaraan hij conform de AMA guide een functionele invaliditeit van 1 % toekent. Dat is weliswaar niet veel, maar maakt wel duidelijk dat [de neuroloog] van oordeel is dat er causale gevolgen zijn verbonden aan het ongeval, nu hij tevens heeft vastgesteld dat er geen sprake is geweest van vergelijkbare klachten voorafgaand aan het ongeval. Voor zover [de neuroloog] heeft vastgesteld dat de klachten worden onderhouden door de tevens bestaande houdingsanomalie en het actief fixeren van de wervelkolom doet dat aan het juridisch causaal verband niet af. Daargelaten dat inmiddels gebleken is dat behandeling van de houdingsanomalie niet tot verbetering van de klachten heeft geleid, laat die anomalie het bestaan van causale klachten onverlet, nu vast staat dat er voor het ongeval geen klachten waren.
4.6.
Op grond van het rapport van [de neuroloog] kan er naar oordeel van de rechtbank zonder meer van worden uitgegaan dat bij [verzoekster] sprake is van causale nekklachten. Dat dergelijke klachten incidenteel hoofdpijn geven, misselijkheid en een licht gevoel in het hoofd heeft [de neuroloog] kennelijk niet onaannemelijk geacht, zodat daarvan eveneens bij de verdere beoordeling moet worden uitgegaan. Voorts heeft [de neuroloog] vastgesteld dat sprake is van een lichte beperking van de belastbaarheid van de cervicale wervelkolom, naast een lichte beperking wat betreft het verrichten van werkzaamheden boven schouderniveau. Die laatste vaststelling is gestoeld op klachten van pijn bij de schouderbladen, zonder uitstraling naar de rug, de schouderkop of de armen. Daarnaast vermeldt [de neuroloog] verwerkings- en acceptatieproblemen als gevolg van het ongeval. Van cerebrale aandoeningen is geen sprake. De door [verzoekster] aangegeven cognitieve klachten kunnen dan ook niet medisch worden verklaard. Wel heeft [de neuroloog] aangegeven dat de ervaren concentratie- en geheugenproblemen moeten worden gezien in het licht van de bestaande verwerkings- en acceptatieproblematiek. Voorts acht hij het aannemelijk dat [verzoekster] verminderd belastbaar is door energieverlies als gevolg van de chronische pijnklachten (die weer voortvloeien uit genoemde nek- en schouderklachten). De gemelde concentratie- en geheugenproblemen en energieverlies zijn op grond van hetgeen daarover door [de neuroloog] is opgetekend voldoende geobjectiveerd; derhalve moet ook daarvan bij de verdere beoordeling worden uitgegaan.
4.7.
Het rapport van [de neuroloog] biedt geen grondslag voor het aannemen van de overige klachten. Over de visusproblemen wordt door hem in zijn beoordeling met geen woord gerept. Hij heeft deze niet opgenomen in de diagnose en de beantwoording van de aan hem gestelde vragen. Ook heeft [de neuroloog] geen aanleiding gezien om deze door [verzoekster] gemelde visusklachten door een oogarts te laten onderzoeken. De klacht is tevens niet opgenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst van 16 juni 2017. Het enkele feit dat [verzoekster] op aanraden van de heer [Y] , revalidatiearts, een prismabril heeft geprobeerd is onvoldoende om bij de verdere beoordeling van deze klacht uit te kunnen gaan. Datzelfde geldt voor de gestelde overprikkeling voor licht en geluid; daarvoor ontbreekt de nodige objectivering. Van de angst in de auto kan bij een verdere beoordeling evenmin worden uitgegaan. Niet is gebleken dat die klacht thans nog actueel is, terwijl bovendien gesteld noch gebleken is dat [verzoekster] als gevolg van de gestelde angst het autorijden nalaat.
4.8.
Ook de kortdurende tintelingen op de handrug beiderzijds bij inspanning zijn naar oordeel van de rechtbank onvoldoende objectief komen vast te staan, terwijl dit een klacht is die bij uitstek binnen het kennisgebied van een neuroloog valt en door hem zou moeten kunnen worden beoordeeld en geobjectiveerd. [de neuroloog] heeft deze klacht echter niet opgenomen in zijn diagnose en de beantwoording van de aan hem gestelde vragen. Hij heeft daarentegen juist geconcludeerd dat de kracht in de armen normaal is. Van het bestaan van deze klacht wordt dan ook verder niet uitgegaan.
4.9.
Dit alles leidt ertoe dat het verzoek ten aanzien van de klachten deels zal worden toegewezen.
4.10.
Goudse heeft de hoogte van de door [verzoekster] gemaakte proceskosten niet betwist, zodat de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] worden begroot op € 10.232,31.
Nu Goudse de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het [verzoekster] overkomen ongeval heeft erkend, zal zij in de hiervoor genoemde kosten worden veroordeeld.
5
De beslissing
De rechtbank
5.1.
stelt vast dat de volgende klachten van [verzoekster] causaal moeten worden geacht aan het ongeval:
- nekklachten, waaruit incidenteel hoofdpijn, misselijkheid en een licht gevoel in het hoofd voortvloeit;
- pijn bij de schouderbladen, zonder uitstraling naar de rug, de schouderkop of de armen;
- energieverlies als gevolg van voormelde (chronische) pijnklachten;
- concentratie- en geheugenproblemen die het gevolg zijn van voormeld energieverlies en van verwerkings- en acceptatieproblematiek.
5.2.
begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv op € 10.232,31, veroordeelt Goudse tot betaling van deze kosten en verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte. ECLI:NL:RBDHA:2020:1243